de gulden snede, over hoe we door beelden gemanipuleerd worden, over restaureren, over lichtinval, over hoe onze hersenen omgaan met de visuele informatie die zij binnen krijgen, over gezichtsbedrog en Photoshop. En er is veel leuks te zien.
Van Leeuwen laat de lezer in dit boek ervaren dat onze hersenen ons er voortdurend in laten lopen. Als we een halve hond afgebeeld zien, of misschien moet ik schrijven: als we een hond half afgebeeld zien, denken onze hersenen er vanzelf de rest van de hond bij. Maar soms weten we echt niet meer of wat we zien wel echt is, en worden we beïnvloed door wat we niet zien. Stel u een willekeurige persfoto voor en bedenk twee totaal verschillende onderschriften. Van Leeuwen doet dat in dit boek bij een foto van Poetin, ‘ietwat verloren tussen de Europese regeringsleiders op de topontmoeting in Finland’, zoals het onderschrift luidt. Maar, zo betoogt Van Leeuwen, wellicht had hij gewoon zin in koffie en keek hij rond of iemand hem die kon brengen.
Ik denk niet in beelden. Ik denk en onthoud in woorden en ik zoek dus naar mooie formuleringen. Die vind ik onder meer op de aansprekende allereerste bladzijde, die begint met: ‘Zelfs als we heel oud worden, zullen we in ons leven niet alles kunnen zien wat er op de wereld te zien is.’ Ergens in mijn achterhoofd ontdekte ik, toen ik dit las, een ooit gelezen credo dat blijkbaar gebleven is: ‘Je mist meer dan je meemaakt. Helemaal niet erg.’ Het blijkt een citaat van Martin Bril te zijn.
Daarna volgt in Een halve hond heel denken een opsomming van de dingen die je niet allemaal zult kunnen zien: ‘Rotstekeningen in een grot die nog door niemand is ontdekt’ en ‘De dingen die mensen bewaren omdat ze ervan houden of omdat ze er een verhaal bij weten’, en ‘Alle uitzichten vanaf bergen en heuvels en uitzichttorens en daken’. Onderaan zie je hoe de opsomming van de pagina afloopt. Wat overigens bewijst dat het typografisch gezien met dit boek wel in orde is. De illustraties variëren van ‘een simpel rondje, een onnozel streepje, twee puntjes van niks, en iemand die op iedereen lijkt kijkt naar je’ tot een deel van de Nachtwacht, een ifr-kaart en foto's van het Justitiepaleis in Brussel en de Sint-Jacobskerk in Antwerpen. Bij afbeeldingen van een mes: ‘Dit is een vogel. Dit is een mes. Dit is drukinkt op papier.’ Grappig detail zijn de zwartwittekeningetjes onder aan de pagina's, waarmee je zelf een filmpje kunt creëren wanneer je de bladzijden op de juiste manier en met de juiste snelheid door je vingers laat glijden (iets wat mij overigens nog niet is gelukt).
‘Voor kinderen die hun ogen willen gebruiken en volwassenen die niet denken dat ze het allemaal wel hebben gezien’, meldt de flaptekst. Op de een-na-laatste bladzijde ontdek ik, heel misschien, wie dat zijn. Daar schrijft Van Leeuwen, bij een foto waarop te zien is hoe een schoolklas van honderd jaar geleden een nagetekend blaadje natekent: ‘Als ze van dichtbij naar een echt blaadje konden kijken, zouden ze kunnen zien hoe het licht erop viel. [...] Ze zouden zo'n blaadje kunnen proberen na te tekenen of schilderen zoals het eruit zag. [...] Of misschien zouden ze zo'n blaadje veranderen volgens de ideeën in hun hoofd. [...] Zouden ze misschien naar het lege papier staren en denken aan een prachtig zelfbedacht blaadje, het mooiste blaadje ooit.’ Met dit boek moedigt Van Leeuwen haar lezers aan om te kijken, te geloven, te verwonderen en te delen.
Dat wil ik wel. Ik peins graag nog even door in mijn eigen hoofdstukjes. Over alles