Liter. Jaargang 13(2010)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] [pagina 25] [p. 25] Rikkert Zuiderveld Gedicht Noach [I] Dit is het moeilijkst: ziende blind te blijven, horende doof voor al het stom gezeik van schamperaars die bol staan van gelijk en arme timmerlui tot wanhoop drijven. Het was die vreemde stem, toch zo vertrouwd, die mij in dit ontaarde hout doet zagen. Ik zwijg terug. De rugpijn zal ik dragen, het lot van wie aan dromenboten bouwt. Zij slaan elkaar de gore hersens in, totdat de hemel naar beneden dondert en ze verzuipen, niemand uitgezonderd. Ik neem het hout weer op, bijt op mijn tanden. Straks word ik oud met de herinnering van die vervloekte splinters in mijn handen. [II] Makkelijk zat: je schuift een venster open en laat een duif uit. Tot haar ranke lijf terugkeert met de tak van een olijf en vredig op je schouder zit gekropen. [pagina 26] [p. 26] Was het maar zo. Er is geen nieuw begin voor wie niet sterft of alles heeft verloren. Hand aan de ploeg! Weer trek ik zware voren en zaai de pasgewassen aarde in met gierst en tarwe, munt en majoraan, met appelbomen, duizendblad, papavers. Beschroomd laat ik mijn zoons en dochters gaan, zij vliegen uit als duiven. Die misschien geen weet hebben van velden vol kadavers en nergens dood of oorlog zullen zien. Vorige Volgende