[Nummer 59]
Van de redactie
Over ruim een jaar verschijnt van Oek de Jong een nieuwe grote roman, waarin - min of meer voor het eerst in dit oeuvre - een gereformeerd jongetje figureert. In de maarteditie zal Liter daaruit voorpubliceren. In de aanloop daarnaar toe besteden we in dit nummer uitvoerig aandacht aan Oek de Jong, met een interview (‘Hoe ouder je wordt, hoe meer je geïnteresseerd raakt in je wortels’), een essay van de schrijver over de middeleeuwse mysticus Meister Eckhart en een reflectie van Jan Oegema over de stilte in het werk van Oek de Jong. In komende nummers lopen we telkens een roman van Oek de Jong langs op momenten van de hem typerende aardse mystiek.
De dichter Willem Barnard werd afgelopen augustus negentig jaar oud. Een deel van dit nummer neemt de ruimte dit te vieren. Barnard/Van der Graft is een dichter die zijn geheel eigen en innige licht in sterke, gedreven taal opsteekt - waar men dan op afkomt. Zoals het in Revolver, een literair tijdschrift van onze zuiderburen, afgelopen december ook aan Van der Graft gewijd, stond: ‘Voor hen voor wie leegte, stilte en zwijgen de bewijzen van de dood van God vormen, citeert Van der Graft de profeet Sefanja in de vertaling van André Chouraqui: “il se tait en son amour”. Gods zwijgen is in de ruimte waarin de mensen door de eeuwen heen woorden over hem uitwisselen, een zegen, een daad van liefde’ (Hans Groenewegen).
De inspiratie bij Van der Graft is bijbels en joods. De mystiek in zijn poëzie concentreert zich in tastbare beelden als brood, water, adem: beelden van herleving uit een doods bestaan, wederopstanding van woorden die doodgepraat zijn. Met Liter 59 bedanken we Willem Barnard voor zijn poëzie en zijn vertoog.
Het beeld in deze editie is van Nicole Montagne. Er zijn gedichten van Van der Graft, Rien van den Berg, Menno van der Beek, Ingmar Heytze en Jane Leusink.
Het bericht kwam, dat Harmen Wind (1945) op vrijdag 1 oktober is overleden. Deze dichter wordt ook bij Liter met bewondering en ontroering herdacht. In Liter 39, een bijzonder nummer waarin we zijn cyclus Tot zwijgen als afzonderlijke uitgave publiceerden, dichtte hij: ‘Genade is een goddelijk geintje. / Ik deed of ik iets van Hem / wist, en kijk, ik had / me niet vergist: // Hij gaf ons onverhoeds een seintje. / Boven de IJssel vloog een / zwarte stern, dwars in / zijn bek een zilvervis.’