Maatwerk
GardaPat 13 Klassica
De Liter die u in handen hebt, is gedrukt op 120 grams Bioset, en de omslag is gesneden uit 240 grams munken lynx, niet geheel onbelangrijk in deze barre tijd, nu uitgevers ons proberen over te halen voor hetzelfde geld naar een schermpje te gaan zitten kijken. Het is misschien ongebruikelijk, maar ik citeer voor u uit het colofon van het paasboek dat de priester en mediapersoonlijkheid Antoine Bodar schreef bij vijftien reproducties van kopergravures van de Renaissancekunstenaar Albrecht Dürer:
‘Passie van Jezus Christus werd gezet uit de Trinité (de initialen uit De Roos initials) en door drukkerij Wilco te Amersfoort gedrukt op 135 grs. GardaPat 13 Klassica. De boekband is vervaardigd van Van Heek Dubletta (rug) en Efalin vergé (platten). De schutbladen zijn van 120 grs. Curious Metal Ionised.’
Het is een prachtig boek geworden. Ik heb hier de gesigneerde versie in handen, met een in lopend schrift geschreven opdracht aan mijn moeder, en veel mooier wordt het niet. Ja, de digitale versie zou goedkoper zijn geweest dan de kleine twee tientjes die deze kost, maar kunt u daar ook onder de indruk van het vakmanschap mee op de bank zitten en dan de drukinkt er in kleine beetjes aan afruiken? Het boekje heeft geen stofomslag, dus het ligt direct in alle pracht in de hand, zwart, en ter linkerzijde met grijs linnen bij elkaar gehouden. De gravures van Dürer zijn uitstekend gereproduceerd, steeds op de linkerbladzij, met rechts een korte overdenking van Antoine Bodar: meestal een combinatie van een theologische duiding van de prent, aangevuld met enige slimme observaties. Een voorbeeld van zo'n observatie is het signaleren van de terugkeer van Pilatus op de afbeelding van de geseling (en het verschijnen van misschien wel Dürer zelf op die gravure). Eenmaal op deze behulpzame wijze aangezet tot nauwkeurige inspectie is er veel te beleven op de platen. De gezichtsuitdrukking van Eva richting Adam (en niet richting Jezus), op prent xiv, ‘Nederdaling ter helle’, lijkt mij iets uit te drukken als ‘Zie je nou wel?’, en de toeschouwer wordt zo als vanzelf de scène in getild. De aankleding en de gebouwen op de afbeeldingen zijn die uit Dürers tijd en dat geeft, gecombineerd met de bijbelse setting, een eigenaardig effect, maar de emotie is van alle tijden.
De theologische observaties zijn weinig schokkend of vernieuwend. Bij xii, ‘De bewening’, zijn zinnen te vinden als: ‘Wie niet weent, verbergt zich’, ‘En zij beweenden Jezus toen zij hem van het kruis haalden’, en ‘Gun de meest nabijen, de meest beminden, het eerste recht tot treuren.’
Dan is het veertien pagina's tellende, gedreven nawoord, een betere plek om te beginnen; Bodar legt daar uit, de prenten vooral eenvoudig begeleid te hebben, om ze voor gelovigen en niet-gelovigen toegankelijk te maken. Hij plaatst vervolgens de prenten in de tijd en in het leven van Dürer en zijn lief, Agnes, en pakt dan door naar de betekenis van lijden en dood; een betekenis die Bodar en passant afzet tegen de dezer dagen meer populaire emotie van de verliefdheid, om dan uit te komen bij een stevig middeleeuws Memento mori. Die afsluiting