Liter. Jaargang 13(2010)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Jaap Zijlstra Gedichten Poes In het dal van mijn hand als in een kribbe, nog warm het dode kind van de merel, mijn andere hand kuilt het in. De dooddoener kijkt toe, ik leg een steen op de grond die de gevleugelde dekt, hij legt zich erbij neer en spint, komt langs mijn enkel strijken, ik houd mij dom - meer dan de helft van alle jonge zangvogels komt om - en streel hem. [pagina 18] [p. 18] Identiteit [I] Wij slaan niet op de steen om water te krijgen, het water slaat op de steen, wij dorsten droogvoets te blijven. [pagina 19] [p. 19] [II] Het is de vraag in ons rivierenland of er een boot is naar de overkant, of er een veerman is, of er een brug is die ons overspant. [pagina 20] [p. 20] Gaan en staan Mee jij het land maar met je grote stappen, ga jij de heuvels maar te lijf, de trappen, je sprongen zijn zo lenig en je handen bewaren met een enkele vlengelslag je evenwicht in de verschenen dag; je rept als taal naar je bestemming toe, je ritme wordt je strekkingen niet moe totdat je adem stokt, je ziet, tolt rond, het duizelt je, is dit het waar je lied, je hemellicht omdraait, is dit je grondgebied - stap voor stap is er ontsluiting naar de schreeuw van je gedicht. Jaap Zijlstra [pagina 21] [p. 21] Grens Het paard bestijgen, daar komt het op aan. Het brengt mij waar ik anders niet komen kan. Hoe zal het zijn, ik heb het niet eerder bereden. Wel sla ik een arm om zijn hals, verberg mijn gezicht in zijn manen. Het staat te zwijgen, kijkt mij af en toe aan. Nu het bestijgen, het gaan. Vorige Volgende