drama moet Martins er niet van maken. Als je vanuit het reuzenrad naar beneden kijkt en daar de mensen ziet als kleine zwarte stipjes, wat zou je dan voelen als een van die stipjes ophield te bewegen? Niets toch? En stel nou eens dat ieder stipje dat niet meer beweegt jou een bedrag van zeg twintigduizend pond zou opleveren? Zou je dat weigeren?
Wie is er eigenlijk begraven in jouw plaats, vraagt Martins. Nou gewoon, een handlanger, zegt Lime. Afleidingsmanoeuvre voor de politie. Slimme actie toch?
Wie heeft de politie getipt dat de papieren van Anna Schmidt, Limes vriendin, niet in orde zijn, is Martins' derde vraag. Ach kerel, zegt Lime, je weet toch hoe dat gaat, je moet de politie te vriend houden en ze af en toe wat informatie doorspelen.
Drie onloochenbare blijken van gewetenloosheid, van absoluut ontbreken van schuldgevoel en moreel besef levert Lime hier. Nog een keer probeert Martins het goede in hem te vinden. Harry Lime levert dan het ultieme bewijs van zijn verdorvenheid door zijn handelen nog met een vroom sausje te bedekken.
Maar Harry, je was toch katholiek, zegt Martins. O, antwoordt Lime, ik geloof nog steeds hoor. Ik geloof in God en barmhartigheid en al dat gedoe. Eigenlijk ben ik heel barmhartig, die arme sloebers hebben toch weinig aan hun leven, eigenlijk zijn ze beter af als ze dood zijn... En trouwens, beste kerel, als je in Wenen wilt blijven en gaat meewerken, dan kun je heel wat meer verdienen dan met die stomme romannetjes van je... En nog belastingvrij ook.
Harry Lime, gewetenloze zwarthandelaar, en Rollo Martins, schrijver van weinig aanzien, die samen hooggezeten in het reuzenrad het aards gewemel bezien. Twee oude schoolkameraden, de ene een representant van het kwaad, de ander, onbenullig als hij altijd gevonden is, een goed mens die het kwaad niet over zijn kant kan laten gaan.
Het is alsof hier Matteüs 4 weerklinkt, waar de boze driemaal probeert, vanaf een steeds hogere plaats, Jezus te verleiden. Driemaal probeert Martins zijn vroegere vriend te laten beseffen wat hij eigenlijk heeft aangericht. En als Lime dan nonchalant zegt zichzelf nog steeds als een goed, eigenlijk juist barmhartig, katholiek te beschouwen, is voor Martins de maat vol. Zijn vroegere held is definitief van het voetstuk gevallen. Hij helpt de politie om Lime te vinden, en na een chaotische achtervolging door de Weense riolen schiet Martins Lime neer. Die daad zal altijd op zijn geweten blijven wegen. Waar Lime zich niet bekommerde om de dood van zeer velen, is voor Martins ook het leven van die ene gewetenloze mens kostbaar.
Graham Greene, De derde man, De Geïllustreerde Pers, Amsterdam 1952. Oorspronkelijke uitgave: The Third Man, Heinemann Ltd./Octopus Books Ltd., London 1950.