Liter. Jaargang 10(2007)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Frédéric Leroy Gedichten A la très pieuse Bij stilte. Bij regen en zon, het luiden van klokken. Wanneer in duisternis een kaars wordt aangestoken en jij een kruis slaat. Bij sterfte en geboorte. Bij overdaad. Bij god en bij duivel, zo ontsluit jij de dagen: met vingervlugge kruistekens. Regenspatjes op een vijver. Alsof je uit je lichaam draadjes plukt waarmee je aan de hemel werd geregen. Laat ons over het lijden zwijgen (het lijden is link en reusachtig en heeft een eigen stem). Dit mag genoeg zijn: de kinderlijke verbazing en het kruis op je lippen, je borsten, je lippen. [pagina 36] [p. 36] Terug naar Eden Een gifgroene tuin, de mieren, de maden, een leistenen cirkel en het spietsen van de grond met afgerukte takken, de van kippenbloed dronken, daverende bodem en de grote, grijze man met de bijl. Ik dank je, grote, grijze man: het was een wonderlijke, groene tuin, onze tuin, een paradijs met bloedfonteinen. Ik doopte twijgjes in rode plassen en was een lachende kleuter. En hier, waar het gras wat geler is: hier stookte ik de eerste vuurtjes, verbrandde droge, krakende bladeren, later alles wat ik vinden kon. Hier was niets dat bloemen droeg. Vorige Volgende