spreekt is dat die enkel kon ‘gissen’ - net als de archeoloog in het gedicht ‘Archeology’. Hij is daarmee de antipode van Newton, die voor de positivistische wetenschap staat.
De archeoloog en Goethe - levenslang op zoek naar een alternatieve natuurwetenschap - verbeelden Audens eigen vorm van kennistheorie. Net als geloven is gissen gebaseerd op vertrouwen, een persoonlijke betrokkenheid, een empathische, intiemere vorm van weten. Alleen met empathie kun je ‘weten’ dat de doden in hun mythen echt ergens uitdrukking aan gaven en dat onze eigen riten echt ergens naar verwijzen.
Verder bevat het gedicht ‘A Thanksgiving’ de beroemde regels over Hitler en Stalin die de dichter ‘dwongen te denken aan God’. Die is een prachtig aforisme, zoals beide gedichten in feite een aaneenschakeling van aforismen zijn. Dat hangt weer nauw samen met de gekozen vorm: de gedichten passen namelijk in de haikubeweging die in Amerika medio jaren zestig om zich heen greep en waaraan Auden gretig meedeed. ‘A Thanksgiving’ mag dan schatplichtig zijn aan Goethe, de coupletten zijn tegelijk volmaakte lange haiku's, de variant met 23 lettergrepen, verdeeld over regels van 7/9/7. De standaardvorm van de lange haiku telt maximaal 17 lettergrepen, verdeeld over regels van 5/7/5. Deze vorm gaat schuil achter ‘Archeology’. De coupletten van dit gedicht zijn telkens 18 of zelfs 19 lettergrepen lang - al had Auden zo zijn manier om anders te tellen - en de regellengte varieert sterk. In de vertaling worden vorm en metrum zoveel mogelijk gevolgd.
Audens taal is onnavolgbaar. De twee gedichten samen tellen bijvoorbeeld een tiental niet-bestaande werkwoorden. In het eerste gedicht is Horatius ‘beeking’ - wat klinkt als een ongewone variant van ‘basking’ (zich koesterend). Dat kan natuurlijk, ook qua betekenis, maar zelfs exegeet John Fuller (W.H. Auden. A Commentary) verbaast zich. Zelf vermoed ik een audeneske woordspeling op ‘beekeeper’ en ‘bee queen’ - waardoor Horatius' genoeglijke landleven in Tivoli verbeeld wordt als dat van een ‘bijenkoning’.
In ‘Archeology’ is de menselijke geschiedenis een aaneenrijging van dwaasheden, al kan de eenzame mens weet hebben van het goede en er in riten zelfs deel aan hebben. Daarbij denkt Auden vooral aan de liturgie en de grote traditie. Zelf kerkte hij vanaf 1971 in New York russisch-orthodox, omdat de liturgische vernieuwing bij zijn eigen episcopaalse kerk hem tegenstond.
In zijn laatste zomer in Kirchstetten schrijft Auden nog vijf haiku's. Het zijn aanvullingen op een autobiografisch zelfportret, het gedicht ‘Profile’ van zeven jaar eerder - en bij dat gedicht staan ze dan ook in het verzameld werk. De vijfde haiku zou de bekroning van ‘Archeology’ kunnen zijn en is, waarschijnlijk zelfs bewust, Audens finale credo:
God heeft hij nooit gezien,
maar een paar keer, gelooft hij,