Ook hier weer die afstand, de typische omweg die verse rouw vaak neemt: Mahler in plaats van de vader, diens lijfarts en niet de zoon, iemand c.q. iedereen en niet de dichter Menno. En de zelfbezwering aan het slot, natuurlijk, als een gefluisterd blaffen tegen het donker.
Het wekt dan ook weinig verbazing wanneer het drie pagina's tellende titelgedicht Kaddisj (eerder verschenen in Liter 28) een nog levende vader bezingt, die de zoon ten slotte ontmoet zou hebben, als... De omstandigheden zijn gunstig: de vader, die ambtenaar is, waagt zich tijdens zijn lunchpauze voor één keer op het ijs (!) en de zoon komt net bij de tandarts vandaan met ‘de mond vol nieuw materiaal’ (!).
Vader begint alleen. Hij maakt een wandeling
langs wat de Straatweg heet. Een lege naam
waarlangs de jonggestorven herenhuizen staan [...]
De vijfde strofe laat de twee mannen elkaar uiteindelijk ontmoeten, maar de lezer is inmiddels voldoende gewaarschuwd en denkt: ze zullen in werkelijkheid wel verder bij elkaar weg zijn dan ooit. En jawel:
eens nagaan wat er daar gezegd moet zijn:
iemand maakte beslist een opmerking
over het toeval. Daarna kwam het weer
vanzelf ter sprake. Vervolgens hebben zij elkaar
op de gepaste wijze aangeraakt
en misschien zijn er afspraken gemaakt.
In de laatste strofe zijn we weer terug bij af; de zoon heeft het nagerekend: als de vader rustig terugkeert naar kantoor (‘en niet gehold heeft’) en hij zelf in zijn normale tempo verder fietst (‘en [ik] niet in wanhoop op de trappers heb gestampt’),
dan was hij [de vader dus, mvdh] net op tijd om te fungeren
als luisteraar bij lezing van een testament
van zomaar iemand. En precies op dat moment
kreeg ik pijn in mijn bek. Nu kon ik merken
dat mijn verdoving helemaal was uitgewerkt.
En het slotgedicht, ‘non sequitur’ geheten (‘een niet-gerechtvaardigde gevolgtrekking’) brengt de verzoening die uitblijft - of die er toch, juist door de afstand en het dodelijke zwijgen, gekomen is - akelig scherp in beeld, in een eindelijk volmondig toegegeven vervloeien van de aardse met de hemelse Vader. Zo staat er zwart op wit:
[...] u steekt een sigaret in uw gezicht
en houdt mijn boekje in de linkerhand: