het zo gek nog niet om de tekst hier en daar een beetje te laten knarsen, vanuit het principe dat Wind verwoordt in het gedicht ‘Voorbehoud’: ‘Je wilt wel dichten, maar niet / te erg. je wilt de heldere regels, / niet de sprong in het duister, de / stilte van de binnenplaats, niet / het rumoer van de straat; je wilt / zwerven, niet verdwalen; je wilt / getroffen worden, niet kapot.’
De taal in Meesterschap blijft dus ingetogen, hoewel Wind zich soms geestigheden veroorlooft. Zo wordt van iemand gezegd: ‘hij praatte niet, hij liet woorden uit’. En de omschrijving van de seksuele onthouding van zijn ex-echtgenote als ‘incidentele toelating’ is er één om te onthouden. Evenals in Het verzet typeren de personages zichzelf treffend door hun taalgebruik: de conrector die ‘oppegeemlik’ en ‘tuuk’ zegt, behoeft geen enkele nadere introductie.
De neerlandicus Wind verraadt zich in een wemeling van citaten van en verwijzingen naar literaire figuren als Hans Lodeizen, J.C. Bloem, Multatuli, P.C. Boutens, Joost van den Vondel, Martinus Nijhoff, M. Vasalis en vooral Gerrit Achterberg. Overigens, ook in de woorden van Franz Kafka, Elvis Presley en Bob Dylan wordt gedacht. Allemaal figuren met wie de generatie van Harmen Wind is opgegroeid en die Erik Huldiger als leraar Nederlands vertrouwd zijn. De erfenis van Achterberg en Kafka wordt zorgvuldig bewaard, maar wie leest P.C. Boutens of Hans Lodeizen tegenwoordig?
Erik Huldiger is niet de eerste persoon in de literatuur die een studente, leerling of ondergeschikte verleidt. Zo laat J.M. Coetzee zijn hoofdpersoon David Lurie uit In ongenade terechtkomen in een neerwaartse spiraal vanaf het moment dat hij zijn studente Melanie Isaacs verleidt. Spijt heeft David niet van zijn daad en ook gaat hij niet bij zichzelf te rade. Dat geldt wel voor Erik Huldiger. Hij meent dat hij een harlekijn geworden is, een acteur onder een dikke laag schmink die opduikt in een andere rol al naar gelang het hem schikt. ‘Wie sta ik hier eigenlijk in te zepen?’ vraagt hij zich op een bepaald moment af. Dit besef van identiteitstekort wordt voor Erik pas dringend en problematisch nadat hij door Marianne geconfronteerd is met zijn amorele gedrag. Maar in het boek hoeft hij niet de gevolgen van zijn gedrag te dragen.
De lezer komt heel wat te weten over oorzaak en gevolg in het leven van Erik Huldiger. Maar het plaatje blijft incompleet. Ik bewonder de wijze waarop Harmen Wind het smalle pad tussen psychologisch determinisme en volledige onbepaaldheid bewandelt. Juist zo ontstaat het beeld dat beklijft: tot het eind blijft Erik Huldiger een raadselachtige witte clown, die anderen pootje haakt en wegkijkt van wat hij heeft aangericht.
Hugo Louter
Harmen Wind, Meesterschap, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2005. 336 blz., €18,95
Hugo Louter (1978) studeert aan de Universiteit Leiden af als oudtestamenticus op de tekstgeschiedenis van de Koningenboeken. Daarnaast werkt hij als weblogredacteur bij een online uitgeverij en schrijft hij literaire recensies voor het Friesch Dagblad en het Nederlands Dagblad.