Slingers voor de jongste dag
Twee jaar geleden stond er in Liter (nummer 26) een gedicht van René van Loenen dat ik nooit vergeten ben. De titel was ‘Korstmos’ en het gedicht ging ook over korstmos. Korstmos was ‘voor God een pionier’, op plaatsen waar verder geen leven zich handhaafde. Op een zandverstuiving, maar ook in ‘de kale hoeken van de stad’:
Waar leven weinig kansen heeft gehad,
daar tekent God vast nieuwe continenten:
zie de concepten op het tegelpad
en op de schutting uitgewerkte prenten.
Wat ik onthouden heb, is vooral het beeld van het onaanzienlijke korstmos, als teken van God die zelfs op de onaantrekkelijkste plaatsen nieuw leven blijft ‘plannen’, compleet met concepten en nader uitgewerkte versies. Het beeld was raak: niet alleen visueel, maar ook omdat korstmos inderdaad pioniert.
‘Korstmos’ is niet opgenomen in de bundel Mooi voetenwerk van Van Loenen. Ik kan me voorstellen dat het niet zozeer de inhoud van het gedicht is geweest die daar de reden voor was, maar de verwoording. ‘Waar leven weinig kansen heeft gehad’ is een wat brave regel, bij continenten - prenten is er rijmdwang merkbaar.
Van Loenen is, denk ik, geen grote dichter, maar wel een die af en toe een goed gedicht schrijft. Binnen de groep dichters die in de reeks van Teunis Bunt bij Mozaïek publiceren, heeft hij ook duidelijk een eigen stem: aards, realistisch, van het kleine gebaar eerder dan van het grote.
Van werkelijkheidszin getuigt meteen het motto van Herman de Coninck: ‘Niet Alice in wonderland, / maar Alice net terug: is dit weer / een nieuw wonderland? Nee, dit is gewoon, / na lange afwezigheid, de werkelijkheid.’ Het verbaast ook niet een gedicht getiteld ‘Laarmans’ tegen te komen. En ‘Altius’ begint zo: ‘Wij vierden Hemelvaart laag / bij de koude grond.’ Met Hemelvaart werd er gevoetbald, op een toernooi ‘bij Altius aan de Beresteinseweg.’ En dan volgt de titelregel: ‘Mooi voetenwerk, meneer.’ Goed, het is voetenwerk, maar dan wel mooi voetenwerk.
In ‘Reuzenrad’, geschreven naar aanleiding van een jeugdherinnering, staat het zo: ‘Hemel / trekt, maar laat ons vallen op het hoogtepunt.’ De ontnuchtering wordt met humor opgevangen in de slotregels: