Liter. Jaargang 6(2003)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] René van Loenen Gedichten Drijftil De waterscheerling, giftig als de dood, ligt af te wachten in het stille water: eerst komt het blauwe glidkruid en wat later wortelt de cyperzegge in haar schoot. Hier lijkt de schepping van de eerste dagen zich zomaar te voltrekken. Ongewild wordt aarde boven water uitgetild: een voedingsbodem die de hof kan dragen. Maar zie de mens die deze plek betreedt: hij wordt bedrogen in zijn heilig moeten. Hij zoekt het paradijs terwijl hij weet: nog moet een mens voor die ambitie boeten. Het is de vrucht waarin hij eenmaal beet waardoor het eiland zinkt onder zijn voeten. [pagina 3] [p. 3] Korstmos Het korstmos is voor God een pionier: waar leven schijnbaar ophoudt te bestaan gaan alg en schimmel een verbinding aan, schrijft hij zijn naam: ik ben. Hij is ook hier. Het zand gaat zich te buiten voor een tijd. Maar bunt en smele stellen paal en perk want korstmos deed het voorbereidend werk. Zo raakt de chaos steeds zijn marges kwijt. Ook in de kale hoeken van de stad verschijnen tekens van een oude lente. Waar leven weinig kansen heeft gehad, daar tekent God vast nieuwe continenten: zie de concepten op het tegelpad en op de schutting uitgewerkte prenten. [pagina 4] [p. 4] Mantingerzand Zes eeuwen staan ze hier al bij elkaar: de grillige jeneverbesstruelen. Ze hebben er geleerd hun lot te delen, bijeengekropen voor gevreesd gevaar. Een enkeling staat fier en kegelrecht; de meeste hebben eenmaal zich gebogen voor woeste geselingen uit den hoge: verliezers in een ongelijk gevecht. Slechts één verlangen houdt ze op de been: dat zij de pachters van dit landschap blijven. Zo staan ze in hun dwaze droom bijeen, geloven ze - als eeuwige beminden - dat ooit de vruchten van hun oude lijven de weg naar open zandgrond zullen vinden. René van Loenen (1950) woont in Culemborg en is neerlandicus. Gedichten, gebeden en liedteksten: Het suizen van een zachte koelte (1984), Nacht die ons zal dagen (1990), De steen voorbij. Gedichten voor de veertigdagentijd (1998). Vorige Volgende