‘christelijke literatuur’ (voor de een wat smaller en voor de ander wat breder christelijk), waarin de gereformeerd-vrijgemaakte Hans Werkman een vertrouwde literaire voorganger was, zodat het er vanaf 1983 niet meer zo toe deed van welke kerk je nu precies was als gelovig dichter. En ten tweede werden er in de christelijk-literaire pers ook steeds meer vensters naar de seculiere literatuur geopend, zodat de literaire blik verwijd werd. En zo gebeurde het zelfs dat twee ‘vrijgemaakte’ dichters, Bouwers en Geerds, zich niet eens meer engageerden met een blad als Woordwerk, maar bij uitgevers als resp. Querido en De Arbeiderspers deel gingen uitmaken van het algemene literaire leven, dat natuurlijk veel grootser en meeslepender is, in literair opzicht... Het was toen althans (en nog wel, voor sommigen) iets heel geweldigs als je werk uitgegeven werd door zo'n gerenommeerde Amsterdamse uitgever.
Om naar Bouwers terug te keren: na twee bundels bij De Vuurbaak en twee bij Kok publiceerde hij vanaf 1985 bij Querido, en wel als rondelendichter. Drie bundels rondelen verschenen er. Daarna - verrassend - een bundel sonnetten (Het schuim bedekt de messen, 1990), gevolgd door een bundel met sonnetten en rondelen en nog een paar andersgevormde gedichten (Biotoop, 1992). Bouwers was vanaf dat moment een ‘echte dichter’, die werd gesteund door het Fonds voor de Letteren en die samen met zijn Querido-redacteur Jan Kuijper hartelijk lachte om kritiek van vooral het christen-recensentenvolkje. (Want één lovende recensie van Kees Fens of desnoods Tom van Deel telt natuurlijk veel zwaarder dan 25 negatieve recensies van alle christen-recensenten bij elkaar!) Want die kritiek was er, in toenemende mate en soms niet mals, gekomen. Zelf was ik Bouwers' poëzie steeds meer gekunsteld en niet-geslaagd gaan vinden. Maar ook anderen hadden forse kritiek. Tot verontwaardiging van Bouwers, die zich enerzijds behoorlijk boos maakte maar anderzijds deed alsof het hem niets kon schelen: ‘hartelijke groeten en beterschap. Dat denk ik dan.’ (Men leze mijn interview met hem in Bloknoot 5, juni 1993.)
Maar daarna werd het stil rond Bouwers bij Querido. Was er geen ruimte meer voor hem in hun fonds? Vonden ze hem daar niet goed genoeg meer? In de jaren daarna verschenen twee bundels van hem bij Kok Voorhoeve (Lief model en Confrontatie, beide in 1996), qua literaire-carrièreplanning niet de meest gunstige uitgever. En daarna bleef het zelfs stil rond Bouwers in christelijke-uitgeversland. Althans, qua literaire poëzie voor volwassenen. (Bouwers publiceerde, als fulltime schrijver, ook geschenkboekjes, jeugdboeken en wellicht nog andere dingen die zich aan mijn waarneming onttrekken.)
Ik had er een sneu gevoel bij. Zijn dichterschap leek op een zijspoor beland.
En nu is Bouwers ineens terug. Bij Querido. Dat doet mij goed, dat begrijpt u nu wel. En ook dat ik die gedichten ontzettend graag mooi wil vinden. Een gunstigere vooringenomendheid van een recensent kan een auteur niet wensen, lijkt me.
Maar het valt me zwaar. De nieuwe bundel, Groeiringen, heeft drie afdelingen. De eerste bevat 15 rondelen, de derde 23 sonnetten, en de middelste 5 gedichten in diverse vormen, wel allemaal met eindrijm.
Het gaat alweer mis bij het eerste gedicht, een rondeel. ‘Scholekster heeft het luchtruim ingenomen’ is de refreinzin. (U weet: het rondeel bij Bouwers heeft 13 regels, waarvan 1, 8 en 13 identiek zijn.) Dat vind ik geen mooie zin. Ik wil graag een zin die ‘iets’ heeft, een diepte die zich pas langzamerhand prijsgeeft.