Wat een stof, wat een duisternis, wat een ontdekking
de gedachte dat wij machteloos staan, de reis te ver is
het doel te ontzaglijk. De gedachte dat wij wezenloos
rondwaren in een ruimte waar nog nooit geluid
te horen was, nooit stilte zich kenbaar maakte, noch angst
noch troost. Nog houdt zij ons vast. Interstellaire wolken
van stof vangen gretig haar licht, scheppen tunnels van
lichtgevende banen, scheppen navelstreng.
De jonge dubbelster, de moederster, gebundelde waanzin
slingerde ruimte in. Gebroken van oog, gebarsten
van hart, ruig van haar deze plek, deze massa, dit kind.
Wat een geweld, wat een bloed, wat een arena.
Jane Leusink (1949) studeerde Nederlands en enkele jaren kunstgeschiedenis, is werkzaam bij een taaladviesbureau en is mede-eigenaar van een restaurant in Leens. Zij publiceerde gedichten in Poëziekrant, Noachs Kat en Liter. Haar eerste bundel zal verschijnen bij Mozaïek.