Liter. Jaargang 5(2002)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Henk Knol Gedichten Meisje van nulde Noteer wat aanspoelt en verbindt precies om het geheel dat wordt vermoed een vindplaats met de losse delen. Praat rustig in op het ontdaan publiek totdat hun plaatje sluitend is: meer beelden dan dit blinde poppenhoofdje zijn er doodleuk niet. Het onderzoek vertrekt vanuit het aangetoond oorzakelijk verband met lijf en handje: schoolkind met overbeet dat zeker middenblond kan zijn geweest. Met wat ontbreekt is zij zo goed als terecht. Totdat het past haal je de krant. De ramptoerist die elke lezer van nature is wil je compleet als centerfold en vouwt je uit: je kijkt hem aan tot hij met uitgestoken ogen jou opgeeft als vermist. Henk Knol (1955) werkt in de jeugdhulpverlening. Poëzie: Toch maar de tuin geruimd (1990), Ander hooglied (1994), Houdbaar stof (2000). [pagina 3] [p. 3] Bij het ruiken van pas gezaagd hout De ondermeester vond ons zeker aardig kon je merken aan zijn luchtje op bijvoorbeeld toen hij ons te eten in zijn kosthuis vroeg of aan het schoonschrift dat hij met gevijlde vingers bij het voorgekookte had geschreven en zomaar uit het hoofd dat frans aan ons bij kaarslicht uitgelegd zodat we goed begrepen wat we aten en daarom voor het eerst met mes en vork en hollands praten wat we voorzichtig zonder smakken deden want wie waren wij nou eigenlijk dat dit ons met afgebeten nagels overkwam wanneer hij ook nog op zijn woensdagmiddag met ons naar het meer ging om ons glimmend na het zwemmen in zijn badstof af te drogen waarin je helemaal verdween als hij dat met dezelfde handen wou waarmee hij 's avonds nog de breuken na moest kijken dus wie niet. Eenmaal per week omdat bij het genoten onderwijs handwerken op Timotheüs alleen voor meisjes was mochten wij bij het hoofd die dan aan hem een oogje in het zeil vroeg om thee te kunnen halen of sigaren wat vaak langer duurde zodat we gingen kijken wie de grootste had; ik niet die door het raampje van de kaartenkamer zag hoe hij op lange tenen naar de lummels keek en eerlijk niets verraden heeft maar ons bij rekenen een verhaal vertelde over het leven tussen man en vrouw en hoe groots geschapen alles wel onder vier ogen paste; net als die middag hoog op de houten zolder van het lege nieuwbouwhuis waar hij bij vlaggenroof hijgend een plekje wist dat nog alleen van ons is al liep het moeilijker daarna. Dat het toen echt met mij gedaan was weet ik als ik in de doehetzelf de harde latten kopshout van die zolder ruik. Vorige Volgende