Zeven verhalen koos ik uit De Spiegel, twee uit Opwaartsche Wegen en drie uit verzamelbundels van een groep auteurs. Eén verhaal is niet eerder gepubliceerd. Deze verhalen vulde ik aan met afgeronde fragmenten uit vijf romans. Uit zijn debuutboek Verhalen koos ik niets, enerzijds omdat hij zijn stijl toen nog onvoldoende gevonden had, anderzijds omdat ik kan verwijzen naar de vier verhalen die Bregman uit deze bundel opnam in zijn Cahier. Ook Van Eerbeeks laatstverschenen roman De Doeve (1938) bleef buiten mijn verzameling, omdat het vinden van een redelijk afgerond fragment moeilijk was.
Dit laatste gold eigenlijk ook voor de roman Asuncion, het Spaansche Sprotje (1937), maar hier zette ik door, omdat ik het manuscript naast de gedrukte roman kon leggen. Vergelijking deed me ontdekken dat een reeks erotisch getinte fragmenten buiten de postuum verschenen roman waren gehouden, hoewel Van Eerbeek ze in het manuscript niet had doorgestreept. Ik koos voor de manuscript-versie (zie verder mijn aantekeningen aan het begin van het fragment).
De verhalen en fragmenten in deze bundel Huis van bewaring zijn verschenen tussen 1924 en 1942. De chronologische verschijningsvolgorde heb ik hier en daar doorbroken ter wille van een biografische en thematische volgorde. Het oudste verhaal opent de bundel, daarna komen twee sanatoriumverhalen, vervolgens een schoolverhaal, daarna zeven verhalen die voortkwamen uit Van Eerbeeks onderwijzerschap in het Huis van Bewaring in Zwolle, dan volgen vijf verhalen waaruit zijn grote belangstelling voor de psychologie van de boer, burger en middenstander blijkt (maar dit laatste is ook in de voorafgaande verhalen het geval). De bundel sluit af met de novelle ‘De Gast’, die Van Eerbeek in de laatste maand vóór zijn dood schreef en waarin hij zich een scherpzinnige ‘ontdekkingsreiziger naar onbekende zielsgebieden’ toonde, zoals Gerrit Kamphuis het formuleerde in de bibliofiele uitgave van dit verhaal.
Ik heb de verhalen en fragmenten enigszins ‘hertaald’. Van Eerbeek neigde soms tot ouderwetse plechtigheden in stijl en zinsbouw. Als ik dit voor de lezer een nodeloze barrière vond, heb ik enige modernisering toegepast. Zo veranderde ik zulk een meestal in zo'n en doch in maar. Enkele duidelijke vergissingen herstelde ik. Tot Van Eerbeeks stijl behoort dat hij nogal vlot kon wisselen van tegenwoordige en verleden tijd. Als ik dit echt storend vond, durfde ik de tijden wel eens met elkaar in lijn te brengen.
Mag een verzamelaar op deze manier de stijl aanpassen van een auteur die daartegen niet meer kan protesteren? Ja. Ik deed een klein beetje, wat een vertaler op grote schaal doet. Ik deed ongeveer, maar op veel beperktere schaal, wat Bertus Aafjes en Willem Wilmink presteerden met middeleeuwse verhaalteksten: door mo-