Liter. Jaargang 5(2002)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Anton Ent Gedichten Hardloper Ik ben geen paard maar ik draaf. Geen coureur, maar aan de einder zwaait een man met een zwartwitte vlag. Ik wil hem niet zien. Regen, verstreep hem. Nevel, vermist deze angstvlaag. Ik kniel. Bij een zandkorrel begint de weg naar de rots. De witte botten van mijn vader wentelden in de golven. Niettemin kwam hij thuis. [pagina 3] [p. 3] Gevallen man Ik trok de slee met mijn vrolijke kleinzoon en viel met mijn hoofd tegen de stoeprand. Duisternis hagelt nu achter mijn ogen, ik kan kinderplezier niet verdragen en mijn vingers niet meer bewegen. Mijn klacht is dat niemand mij ziet en u mij deskundig uitlacht. U noemt mij gezegend omdat ik vorstelijk slaap. Zeker. Met niemand wil ik ruilen, zelfs met een gestorvene niet. Een mens slaapt goed opdat hij in het licht buitelt, opspringt als een haas in het veld. U hebt gelijk, de dag moet ik prijzen. [pagina 4] [p. 4] Man met drempelvrees Wie leert mij de vlucht van de jonge arend zodat ik 's winters de leegte kan vullen met de zekerheid dat ik bedoeld ben? Toen ik las verzekerde bewaring riep ik: bewaard wil ik worden, geef mij de cel van een zuiver kompas. Een richting kan iemand redden, een weg een huis van bewaring zijn. Ik ben in de sneeuwstorm een vlok die weet heeft van vallen en liggen. [pagina 5] [p. 5] Advies aan een bramenplukker Begin zo laag mogelijk, als het kan in het gras en mocht er een greppel zijn, duik die dan in. Til takjes en blaren op: in verborgen staat zijn zwartglanzende bramen het mooist. Zet je zinnen op een verwijderd exemplaar, tik de rijpe daaromheen nauwelijks aan: ze vallen in je hand en werk, nog steeds balancerend op één been, rustig naar je lichaam toe, meenemend wat mee wil komen. Laat weigeraars hangen: die zijn ondanks het git niet rijp genoeg. Negeer de kleine gewilligen niet en geef tijdig de grote dwarskoppen op. Vergeet niet, voordat je een struik verlaat opwaarts te kijken, waar een eenzaam takje een tiental schitterende bramen tegen een boomschors duwen kan. Mochten de tranen van ontroering in je ogen springen, stop dan op dit juiste moment. [pagina 6] [p. 6] IJsselrestaurant Met Voerman onder handbereik zitten zij op dit terras. De vrouw ziet schepen met trotse namen maar ze zwijgt. Ook over de specialist geen enkel woord. Haar lichaam roept meer doodsangst dan verliefdheid op. Gottes Zeit ist die beste Zeit zong ze zojuist in de auto, moedig, moedig, overmoedig. Gestrekte nekken van aalscholvers en zwanen. De man wil wijzen maar zijn vinger faalt. Ze vraagt: ‘Nemen wij het verrassingsmenu van de chef-kok?’ [pagina 7] [p. 7] Eiland Eind augustus, blauwe tijd. Dit eiland reinigt mij en het heilige bergt de voortvluchtige. Ik ren door de duinen, voel me vuiler dan vuil en verlang naar een duik in de branding die mijn huid woedend zal tuchtigen. Gezuiverd wil ik rijden naar het wad waar het ontoegankelijk licht mij opwacht. Anton Ent is de dichtersnaam van Henk van der Ent (1939). Zijn laatste poëziebundels zijn Kootwijkerzand (1999) en Entiteiten (2001). Vorige Volgende