| |
| |
| |
Jane Leusink
Gedichten
Santiago de Compostela
Je loopt erdoor, door die dorpjes,
je slaat een hoek om, nog een en je
bent er weer uit, niemand gezien.
Lucht is een neergelaten zetstuk
dat natrilt, hoogvlakte een ruimte
zonder randen, zonder vogel erin.
Verlangen bijeenrapen is het lichaam
van de aarde lostrekken en geen
dier dat het ziet (sta je grondig te voelen
hoe je duizend jaar zweet draagt, pijn
draagt, angst praat, passage wordt).
Landschap is camino de tierra,
is geen boom te bekennen, is los voor je ogen
het blauw zien bewegen. Steenstruikelend
breekt je rug middendoor, zout
je gezicht te stromen. Wat zette het
in werking? De geur hier van brem, liguster,
laurier, van daar tijm, rozemarijn,
het razen van vrachtwagens op snelweg
hiernaast, de zin dat je het niet
| |
| |
naar je hoofd moet laten slaan?
Alles neem je (sta je zelf te beslissen
of je de pijlen volgt die
de veertigduizend door een heel
land heen leiden), noem je drager
van in hout, in rots, in asfalt
geslagen verlangen naar die stenen
naar die stenen stad grijs
weerkaatst in een sterrennacht
vol schaduwen, dromen en een fijne
| |
| |
| |
Die weelderige tuin bij Villar de Mararife
De zonnebloemen, de goudsbloemen, de Japanse kers
de rozen, rood en roze, afrikanen tegen luis
enorm de koolbladeren daar
de uien en de tomaten rijpe
perzikpruimen hangen aan de boom,
om de tuin ondoordringbare
braamstruiken verder riet, maisbosje op achtergrond
kleine sloot waarnaast ik kniel, ademloos kijk
door donkere kamer, helaas
het geluid van water in irrigatiekanaal
kon ik er niet meer opkrijgen, ook niet jouw naam
die je toen maar bleef herhalen
je lag op je buik temidden van weelde, gulzig groef
je gezicht in geurige aarde, gretig vergrepen
je handen zich, je zocht in de grond
je verlies en ik wist: dit is de topografie
van de angst, dit is schuld.
| |
| |
| |
San Juan de Ortega
Kathedralenflora, zegt padre José Maria
mijn kind, pelgrims lopen anders
nog voor de hoek hoor je het defilé
van hun weergaloze gang, het getik van honderd
eeuwen bourdons op gladde keien, ruik je
bitterzoet het zweet van hun queeste
voel je de moed en pijn aan hun voeten
last op hun ruggen (wat je ten slotte ziet
is spieren in benen en geluidloos schreeuwen)
almaar verder trekken zij de weg
leggen plooien in de rode rok
van de aarde, leggen hun steen
bij het Cruz de Ferro, dragen stenen
van Triacastela naar Castaneda.
Kathedralenflora, zegt padre José Maria
erosie kleeft aan lang vervlogen handen
een weg maakt stof, maak stof nu met jouw
stap en mond en word de weg.
| |
| |
| |
De hang is een wolf
Wat is dat toch, die hang naar iets waarin
je niet gelooft, het iets is nagenoeg
herinnering: een kamer met een bed
en jou erin, het zieke kind en mij
ernaast, om ons heen woorden
je tilt ze in het bed en weer eruit
telt een, amandeldochter, twee
woestijnroos van de pijn, drie, wankel
mensje, vier, ongehoorde combinatie
tot geluk, deken gele sterren zeg je
ik voel me blauwe ranken zieke
Of is het hoop: een ding met mij erbij
het is twee en dat ik dan niets hoefde
zeggen, het is hier en daar, een plek
en nog een plek, het is als en straks
twee bloemen op de tafel, twee appels van
mijn oog, ogentroost, het is de ziel
die uit mijn lichaam valt en jij duwt hem
weer terug, je warme hand een kom.
Of dromen: het is het glazen koetje dat zo
klagelijk loeit, het grage meisje met
een vingerhoedje fris groen gras, de kat
met de oranje vacht, het zijn de vader-
en de moederwoorden en het bruine
vlekje op je wang (ik trek je omtrek
op papier). Ik roep, je komt en klimt
| |
| |
mijn lichaam binnen. De hang is een wolf
(je huilde als een wolf die zijn jongen
verliest) is wortelstok van menselijk
verlangen, is een tang naar je strot.
De waarheid heeft een brede rug, brandt
wat het diepste in ons is, brandt woorden
om herinnering, om hoop, om dromen,
niet om ervoor, erna, ernaast.
Bij: Doris Orgel, Saartjes kamer, een kinderboekje uit 1978 met tekeningen van Maurice Sendak, vertaald en bewerkt door Chantal d'Aulnis (uitgeverij Ploegsma).
Jane Leusink (1949) studeerde Nederlands en enkele jaren kunstgeschiedenis, is werkzaam bij een taaladviesbureau en is mede-eigenaar van een restaurant in Leens. Zij publiceerde gedichten in Poëziekrant, Noachs Kat en Liter.
|
|