Liter. Jaargang 4(2001)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Len Borgdorff Gedichten Rinsumageest - de crypt De zon komt er nog in het Oosten op en schuift dat het dauwt over het kerkhof licht tot het zweeft en van dit licht glijdt weer het amper bovengrondse venster door. Steeds is het morgenlicht in deze crypt, steeds morgenlicht, dag in, dag uit. Het hangt de eeuwen in en uit een eeuwigheid in witgekalkte steen, vochtig van licht, naar het schijnt, in deze urn van eigenwijze tijd van as van dauw, van jaren strijd met steeds geavanceerder wit en vochtwerende injecties om eeuwen stil van eeuwigheid te krijgen: geen mos, geen schimmel, geen verraderlijke draad van zwam die voegen kraakt. Lucht is er stil van het eerste licht het laatste. Hier drukt een graf het heilig koor omhoog. Hier geeft de hemel aan de aarde plaats. Hier heerst het evenwicht: dit hier is hier en dit is nu. Raast naakt een slak over de muur [pagina 34] [p. 34] Dorp in maart Dag is het niet. Het is geen nacht. Het is zoals het was vandaag: grond glooiend lood huizen dor hout de bomen twee verloren handen morsig zeil van lucht rondom. Alleen de plas, die schittering, die scherf, gat in het land, spiegel. Zou als een steen, wanneer een kind een steen werpt in het water, wat zou nog als dat gebeurde zijn? Is er een steen, een losse steen, een kind? [pagina 35] [p. 35] Vrijdag zaterdag I Een goede vrijdag, maar wel prachtig weer. We trekken onze wandelschoenen aan en laten langs oude straten de stad voor waar het water tot de rooilijn staat maar waar het zand waarop wij lopen, wolkt over het pad, maar voorjaarsgroen gewas het weet zich nog maar amper te bedwingen maar de vogels waarvan we een veelvoud horen van vogels die we zien, de vogels proberen dat niet. Wat zingen de vogels en wie reageert er op wie of wat, wat zingt het uit, uit welke vogelkelen? Er is zo vlak buiten de stad van alles aan de hand. Maar wat? [pagina 36] [p. 36] II Pas laat in de middag kwamen we aan bij de heuvel waarvandaan, omdat hoewel het groen zich nog maar amper liet bedwingen het zicht op de omgeving, dit gebied adembenemend was. Hier stonden wij. De plek werd stil toen alle vogels sliepen. Licht gaf nog aan het uitzicht rand en kleur: eerst was er geel, toen rood en daarna grijs ten slotte zwart - een stille zaterdag [pagina 37] [p. 37] III Een stille zaterdag. Het regent onderweg naar huis. Er is genoeg gezegd en wij zijn uitgewandeld, zijn op weg naar huis wanneer het lijkt of in de verte vogels - kraai, leeuwerik of merel? Zijn het vogels? - tussen hun vleugels uit geschoven worden, vallen, als lijkt of in de verte vlekken opwolken, of gaten. Wij kijken liever weer naar het pad voor onze natte voeten. Als er vandaag of morgen geen godswonder gebeurt, dan kunnen vogels aan het zingen slaan van wat ze moeten zingen, kan groen op springen staan en kunnen wij met zes of zeven blaren lopen wat we willen, het is verlopen en gehoord, gezien, voorbij, vergaan. [pagina 38] [p. 38] IV De tweede nacht. We vinden thuis de kamers leeg. Leeg is wat werd verlaten of nog niet vervuld. De kinderen zijn uitbesteed, maar staan nog voor het paasontbijt weer op de stoep wanneer vannacht tenminste niet... Jij maakt de tafel klaar met alles wat niet eetbaar is, ik zet de televisie aan en bij het eerste beeld weer uit. Voor niemand zijn wij stil. Ons zwijgen treft geen doel. We gaan aan tafel, kijken naar elkaar. We staan maar op en gaan naar bed Len Borgdorff (1952) is conrector. Hij publiceerde liederen en gedichten in o.a. Maatstaf, Woordwerk en Liter. Vorige Volgende