‘En hij is bewaard voor de Gevaarvolle Vliegers. Zijn rust zij donker en droog.’
‘Grunn was goed. Moge hij zich ontpoppen in een betere wereld aan de Andere Zijde. Heil en groen.’
‘Hoe is dat Nieuwe Leven eigenlijk?’ vroeg Blund.
‘Groen,’ antwoordde Nurff, ‘een en al groen. Alle bladeren zijn jong en sappig. Je hebt altijd trek en raakt nooit verzadigd. Gesproken wordt daar niet. -’
‘Wat saai!’ riep Blund.
Spurr kromde haar achterlijf.
‘Jij begrijpt dat niet. Altijd eten, eeuwig kauwen - dat is pas genieten. Woorden zijn overbodig, die gebruiken we in dit leven om onze zwakheden te bedekken.’
‘Ik droom wel eens van het Nieuwe Leven. Dan lig ik in een bad van chlorophyl. Als ik mijn bek opendoe, loopt het vanzelf naar binnen; ik hoef niet meer te kauwen!’
Verschillende achterlijven wiegden heen en weer.
‘Wat je zegt, is oneerbiedig,’ vermaande Spurr. ‘Maar het zij je vergeven, je bent nog jong. Onthoud voor eens en altijd: kauwen is ons hoogste doel. Aan de Andere Zijde wordt tot in der eeuwigheid gekauwd. Heil en groen!’
Blund was nauwelijks onder de indruk.
‘En de Gevaarvolle Vliegers?’ vroeg hij.
‘Die zijn daar niet. De lucht is schoon en leeg. Alleen fatsoenlijke onderkruipers kom je er tegen. Het Nieuwe Leven is doelgericht en duidelijk.’
Een grillige schaduw gleed over het blad. Blund verstijfde. Tot drie keer toe fladderde de schaduw over hen heen.
Nauwelijks hoorbaar fluisterde hij: ‘Was dit nou een Gevaarvolle Vlieger?’
‘Welnee,’ zei Spurr, ‘dit was maar een honinglikker.’
‘Doen zij ook mee met de ontpopping?’
‘Misschien. Dat blijft een geheim. In elk geval -’
‘Krijgen ze dan wel weer zo'n grappige roltong?’
‘Ben je gek? Hun misvormde lijf zal in elk geval flink moeten veranderen, hoe kunnen ze anders gelukkig zijn tussen de bladeren in het Nieuwe Leven? Die onhandige vleugels verdwijnen natuurlijk, hun tong wordt vervangen, want daar kun je niet fatsoenlijk mee kauwen, ze krijgen er achterpoten bij, hun lijf wordt dus langer - ze zullen een hele gedaanteverwisseling moeten ondergaan voor ze als een normaal schepsel door het leven kunnen kruipen.’
‘Geloof je echt dat ze zich zullen ontpoppen?’ vroeg Nurrf. ‘Volgens mij vallen ze tegen de winter als uitgedroogde bladeren neer en verwaaien ze als stof. Het Nieuwe Leven is immers alleen voor normale dieren? Ze willen hun bestaan niet eens richting geven, het is hun eigen schuld!’
Spurrs voorlijf wiegde langzaam van links naar rechts en weer terug.