Liter. Jaargang 3
(2000)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift
[pagina 73]
| |
Bart Jan Spruyt
| |
Deprimerend dagboekHet dagboek dat Lewis van 1922 tot 1927 heeft bijgehouden, is misschien wel het meest deprimerende boek uit de wereldliteratuur.Ga naar eind2 Het documenteert het leven van een uitzonderlijk getalenteerde, maar eindeloos in zichzelf ronddraaiende student, die zich heeft gevestigd in een gebroken gezin dat voortdurend verhuist en in geldzorgen verkeert. Het moet zelfs de meest stabiele geest tot wanhoop en razernij hebben gebracht. Onvoorstelbaar is de gelijkmoedigheid waarmee Lewis zich in de- | |
[pagina 74]
| |
ze hel staande hield. Als de jonge Lewis in zijn studeerkamer verdiept is in de klassieken ter voorbereiding op zijn examen in de Literae Humaniores (‘Greats’) en mrs. Moore - zijn tweede moeder en maîtresse - hem voor de zoveelste keer naar beneden roept voor een huishoudelijk klusje, smijt hij niet vloekend een inktpot tegen de muur, maar staat hij op en loopt de trap af. Maar zelfs aan Lewis' verdraagzaamheid waren grenzen. Het dagboek eindigt met een opsomming van klein huiselijk leed die uitmondt in de uitroep: ‘oh curse it all! Is there never to be any peace and comfort?’ En dan volgt er nog een zin, niet meer van Lewis zelf, maar van zijn uitgever Walter Hooper, een zin die de voorafgaande 450 pagina's vol deprimerende observaties direct in een ander licht plaatst: ‘There was to be much peace and comfort.’ Lewis en mrs. Moore zouden zich een paar jaar later immers definitief vestigen in The Kilns, het ruime en rustig gelegen huis in een buitenwijk van Oxford. En Lewis zou ook innerlijk rust vinden in het christelijk geloof, waaraan hij zich overgaf nadat argumenten zijn hersenen hadden overtuigd van de redelijkheid van het verlangen van zijn hart. Het boek waarin hij voor het eerst verslag van zijn pelgrimage heeft gedaan, is een allegorie met de veelzeggende ondertitel: An Allegorical Apology for Christianity, Reason, and Romanticism (1933).Ga naar eind3 | |
De helNiet dat de hel daarmee uit zijn leven of boeken verdween. Lewis schreef ‘hel’ met een hoofdletter, omdat het woord een reële plaats aanduidde. Het wezen ervan bestond voor Lewis in ons zelfbedrog en onze zelfbetrokkenheid, die ons van God gescheiden houden. Of de deur van de hel van buitenaf is afgesloten, is onzeker, maar van binnenuit is zij zeker vergrendeld. Door onszelf dus, want we regeren liever in de hel dan dat wij dienen in de hemel. Dat is de boodschap van The Great Divorce (1946), waarde bewoners van Grey Town (de hel), een stad van uitgestrekte saaiheid waar de bewoners niets anders doen dan op elkaar vitten, in een merkwaardige bus naar de randen van de hemel worden vervoerd. In The Screwtape Letters (1942) is de hel een gestroomlijnd managementkantoor, een Byzantijnse bureaucratie van leugen en bedrog, waar duivels listen beramen om de menselijke ziel te verleiden.Ga naar eind4 Als er een plaats op aarde was waar Lewis zich al in de hemel waande (‘if only you could smoke’), dan was het de oude leeszaal in de Bodleian Library in Oxford.Ga naar eind5 Maar zelfs ongestoord wetenschappelijk werk kon een kwelling worden. In 1935 aanvaardde Lewis de eervolle opdracht om in de prestigieuze serie Oxford History of English Literature het deel over de zestiende eeuw te schrijven.Ga naar eind6 Niet dat er één pagina in dit fantastische boek is die dat doet vermoeden, maar het kostte Lewis veel zorgen en verdriet om het te voltooien. ‘Toen ze me vroegen, was ik zeer gevleid. Het is als bij een meisje dat zich overgeeft aan een huwelijk met een oude miljonair | |
[pagina 75]
| |
die ook hertog is. Uiteindelijk moet ze bij hem intrekken en met de kerel samen leven, en het duurt een hels lange tijd voordat hij sterft.’Ga naar eind7 De initialen van de serie voorzagen Lewis van een afkorting waarmee hij telkens naar de moeizame klus verwees: ohel, steevast uitgesproken als O Hell! | |
Het malse grasMaarde beproeving die het schrijven van dit meesterwerk was geweest, was nog niets in vergelijking met de dood van zijn geliefde vrouw Joy Davidman in 1960, drie jaar voor zijn eigen dood. Het intense verdriet schreef hij van zich af in een boekje dat T.S. Eliot in 1961 bij Faber & Faber uitgaf.Ga naar eind8 Het is een schokkend relaas, vooral omdat Lewis in levensbeschouwelijk opzicht de opvattingen van zijn jeugd weer leek te gaan huldigen: het universum als het duistere speelveld van een sinistere en willekeurige godheid. Het gaat niet om de vraag of God bestaat. Het gaat om vragen die worden opgeroepen door de gedachte dat die God zijn ware aard heeft laten zien in de wrede en zinloze dood van de vrouw die hem het meest nabij was geweest. Zijn wij mensen geen ratten in het laboratorium van een imbeciel?, vraagt Lewis zich af. Sommigen hebben uit dit boekje afgeleid dat Lewis aan het einde van zijn leven zijn geloof heeft verloren. Daarvoor biedt het relaas geen enkele grond, maar het laat wel zien dat geloof voor Lewis geen gemakkelijk bezit is geweest.
In de allegorie waarin Lewis voor het eerst verslag van zijn pelgrimstocht heeft gedaan (The Pilgrim's Regress) wordt een jongen, John, tot zijn reis aangespoord door een steek in zijn hart wanneer hij achter een stenen muur bloemen ziet die hem herinneren aan een bos waar hij, zo lang geleden dat hij het zich nauwelijks kan herinneren, diezelfde bloemen heeft geplukt. Zijn visioen van een Eiland begeleidt hem de gehele reis. Onderweg ontmoet hij History, die hem vertelt dat God de gehele geschiedenis door een serie van beelden aan het menselijk geslacht heeft geschonken, die een verlangen op wekken naar iets wat in deze wereld niet wordt gevonden. Als John heeft geleerd dat het geloof vooral bestaat in het afleren van dingen die je je hebt aangeleerd en dat je vervolgens de sprong moet wagen (securus te projice), komt hij aan bij het Eiland van zijn dromen, dat hij voor zich had gezien als ‘een kalme zee, en in de zee een eiland, waar het malse gras onafgebroken afliep naar de baai. Uit het struikgewas kwamen de bleke en smalle Oreaden tevoorschijn, wijs als de goden, onbewust van zichzelf als de dieren, en lange tovenaars, met baarden tot hun voeten, zaten op groene stoelen door heel het bos.’Ga naar eind9 Als Lewis het paradijselijke verbeeldt, verliest hij zich niet in speculaties, maar schetst hij meestal de contouren van een voorbije wereld. In de Narnia-verhalen is dat paradijs het land van Aslan: zichtbaar aan de verre heuvels aan de overkant van een kalme zee van leliën, badend in een helder licht. Het land zelf is bebost, stil op | |
[pagina 76]
| |
het gezang van vogels na, en wordt doorkruist door een beek vol leven schenkend water. In het midden, op de top vaneen berg, ligt een ommuurde tuin waarin de Boom des Levens staat. Dit beeld wordt aangevuld door de beschrijving die Lewis in zijn roman Till We Have Faces (1955) heeft gegeven van ‘de geheime vallei van de godheid’, waarheen de koningsdochter Psyche wordt verbannen om aan de god Oengit te worden geofferd. ‘Het was alsof ik op een nieuwe wereld neerkeek’, aldus Psyche's zuster Orual die haar gaat bezoeken. ‘Aan onze voeten, ingebed tussen een enorme, woeste bergenmassa, lag fonkelend als een juweel een kleine vallei, maar met een opening op het zuiden, rechts van ons. Door die opening zagen wij in een flits warme blauwe landen, heuvels en bossen, ver beneden ons. Het dal zelf was als een kuiltje in de zuidelijke kin op de Berg. Hoog als het was, scheen het jaar er milder te zijn geweest dan in Glome. Nooit had ik groener gras gezien [I never saw greener turf]. Er stonden meidoorns in bloei en wilde druiven en vele bosjes bloeiende bomen; en volop heldere waterplassen, stromen en kleine watervallen. En toen wij, nadat wij hier en daar geprobeerd hadden waarde helling het gemakkelijkst zou zijn voor het paard, begonnen af te dalen, kwam de lucht ons iedere minuut warmer en geurender tegemoet.’
De kosmische proporties van de paradijselijke wereld beschreef Lewis in zijn ‘sciencefiction’-trilogie - Out of the Silent planet (1938), Perelandra (1943) en That Hideous Strength (1945) - waarin dr Elwin Ransom op de planeten Malacandra (Mars) en Perelandra (Venus) verkeert. Dat zijn werelden die niet in de zondeval zijn meegetrokken en daarom gekenmerkt worden door harmonieuze relaties. Hier is een universum dat overeenstemt met de beschrijvingen in de Timaeus van Plato en de De mundi universitate van de twaalfde-eeuwse Platonist Bernardus Silvestris, een universum van kosmische orde dat zijn weerslag heeft in een natuur die iedereen voedt en beschermt, in de relaties tussen de schepselen onderling en tussen rationele wezens en de natuur, en dat zijn meest vlekkeloze weerspiegeling vindt in de antifone hymne van de Grote Dans (in het laatste hoofdstuk vanPerelandra). | |
De heuvels van IerlandAls apologeet argumenteerde Lewis mede vanuit de collectieve herinnering aan die voorbije wereld waarnaar ons verlangen uitgaat, dat ons boven ons dagelijkse bestaan uittilt, ons vreugde schenkt, maar toch onvoldaan laat. Als schrijver van fictie heeft Lewis die andere wereld in beelden geschetst: een nieuwe wereld die het herstel is van de oude die door de zonde - door zelfbedrog en egocentrisme - verloren is gegaan. John vindt zijn Eiland door op zijn schreden terug te keren. De beelden die Lewis gebruikt, zijn echo's uit de boeken van door hem bewonderde | |
[pagina 77]
| |
schrijvers. Naast Plato en Bernardus, zijn dat het middeleeuwse gedicht Pearl, Dante en Milton. Maar we kunnen ook dichter bij huis blijven: de combinatie van heuvels, licht en groen gras heeft Lewis gezien in zijn geboorteland Ierland. Zijn vakanties bracht de jonge Jack door in de Mountains of Mourne, een landschap van rustige landweggetjes door heidegebied, met bergen die zich in het oosten tot aan de zee uitstrekken. Dichterbij zijn woonplaats Belfast lagen de Holywoord Hills, grasrijk en dauwachtig. Als jongen wandelde Lewis vaak de stad uit om van het uitzicht te genieten. ‘En wie die het ook gezien heeft, kan mij er nog van beschuldigen dat ik een romanticus ben? Want hier is het ding zelf, volledig onweerstaanbaar, de weg naar het uiteinde van de wereld, het land van het verlangen, van het breken en zegenen van het hart’, schreef hij in Surprised by Joy (hoofdstuk 10). Die overgave aan de hoedanigheid van het objectief gegevene buiten ons - aan God, aan onze medemens, aan de morele orde, maar ook aan literatuur - gaat gepaard met een onthechting en de afwezigheid van preoccupaties met onszelf, die voor Lewis de kern van hemelse leven uitmaken.Ga naar eind10 Misschien had hij daarvan al een vermoeden toen mrs. Moore hem bij zijn boeken vandaan riep om haar te helpen bij het bereiden van eindeloze rijen potjes jam. | |
[pagina 78]
| |
Dr. Bart Jan Spruyt (1964) werkt als journalist bij het Reformatorisch Dagblad. Dissertatie: Ketter aan het Binnenhof: Cornelis Hoen en zijn tractaat tegen de transsubstantiatieleer (1997). In Liter 5 publiceerde hij ‘Een toast op C.S. Lewis’. |
|