Jan Maasland
Dierbaar boek
De kellneren de levenden van Simon Vestdijk
Lezen, veel lezen, steeds weer lezen komt voort uit een niet te stuiten drang. Het voelt aan als honger. Je wilt weten. Altijd weer en altijd meer. Er is geen einde aan. Prediker heeft helemaal gelijk. Veel boeken, veel lezen. Ja, ik weet het. Hou maar op. Ik houd alleen niet op.
Lezen is van kindsaf levensbehoefte geweest. Niet zozeer aangeleerd en nooit afgeleerd. Ik las al vóór ik lezen leerde. Het grote dikke Boek der boeken, daar begon het mee. Al die letters, klein en groot, intrigeerden me. in dat Boek sprak God, zei moeder. Ik kon nauwelijks wachten tot me het alfabet was bijgebracht.
In ons huis stonden, voor die tijd, veel boeken. Boeken over de Bijbel vooral: preken, meditaties, oude en weinig nieuwe schrijvers. In ieder geval geen literatuur. Wel waren er de boeken van de socioloog-historicus P.J. Bouman: Van Renaissance tot Wereldoorlog (1938), Revolutie der eenzamen (1953) en Vijfstromenland (1958). Gretig lezend ontdekte ik dat de wereld wijder en breder was dan die waarin ik opgroeide. Hoe meer je leest, des te meer raak je geprikkeld, bijna opgejaagd: weten, weten!
Al jong beseffend waar de roeping van mijn leven zou gaan liggen, werd de drang ingetoomd. De ‘preken der ouden’ kregen voorrang. IJsvrij van school betekende niet de schaatsen onder, maar de boeken voor me. Smytegelt werd verkozen boven de warme punch op de plaatselijke ijsbaan. Niet uit overspannen vroomheid. Maar meer die drang. Hoe zit dat met God en met Jezus? En hoe zit dat dan met mezelf? Voel ik wat als ik lees? Een kind van God is iemand die wat voelt, was mijn naïeve interpretatie van mijn degelijke opvoeding. Lezen, willen weten, onderzoeken, naspeuren. Het is of een virus door je lijf jaagt.
Naast deze stroom van informatie begon tijdens de middelbare-schooltijd die der moderne literatuur voorzichtig mee te doen. Voorzichtig, bijna stiekem. Want daar kwam je in de boze wereld. Ik werd er gedurig voor gewaarschuwd. Zeker een aanstaande dominee hoort dat niet te lezen. Toch deed hij het. Waarom? Ja, weer die nieuwsgierigheid, willen weten.
Dichtbundels waren de eerste aankopen: Paul Rodenko's bloemlezingen Met twee maten (1956) en Nieuwe griffels, schone leien (1957), Luceberts Triangel (1958). Ik begreep er weinig van. Maar nieuwsgierigheid kent geen grenzen. Een abonnement op het ‘Maandblad voor literatuur’ Maatstaf was de volgende stap. De wereld van de literatuur ging verder voor me open: A. Roland Holst, S. Vestdijk, Gerrit Kouwenaar,