daarover uit te roepen: ‘Heer, vergeef het hun niet, want ze weten verdomd goed wat ze doen!’?
Een God aanroepen in Wie je niet gelooft, met een parafrase van een kruiswoord van Christus, bedoeld om bijbelvertalers naar de verdoemenis te wensen, en dit nog eens bekrachtigd met een vloekwoord - wie heeft het hier nu over ‘grofheid’?
Van mij had Barnard hier een punt mogen zetten achter zijn hol-retorische betoog en zijn mond mogen gaan spoelen. Maar het quotum woorden voor een hele nrc-pagina was nog niet bereikt. Onder de benodigde hulptroepen bevond zich kennelijk geen familie meer. Wel nog een bevriende schrijver: Geert van Istendael, een van de schrijvers aan wie door de vertalers kritisch commentaar was gevraagd.
Dat moet natuurlijk wel even uitgelegd worden: hoezo kritisch meelezer, is die Van Istendael gelovig ofzo? Barnard, waar kom je nu mee aan? Neenee, Barnard haast zich te melden dat deze Van Istendael zeer erudiet is: hij is iemand ‘die van alle mensen die ik ken misschien nog het dichtst de cultuur van de oude humanisten benadert. Atheïst, maar een onbegrepen minnaar van het calvinisme. Wellicht de enige aardbewoner die de Statenvertaling ‘als een roman’ van de eerste letter tot de laatste heeft gelezen’. Er is dus, intellectueel-correcte nrc-lezer, beslist niets ‘christelijks’ aan deze vriend. Om dit te onderstrepen (denk ik, en niet om de mogelijke lachwekkendheid van de Statenvertaling te illustreren) haalt Barnard een kostelijke anekdote op: deze Van Istendael lag voor zijn aambeien (in het Vlaams: ‘speen’) in het ziekenhuis, en toen Barnard binnenkwam, las Van Istendael hem kreunend van de lach de tekst voor: ‘En de heere sloeg de Filistijnen met het speen.’ Jaja, die man heeft er verstand van!
Deze Van Istendael bleek op de nieuwe bijbelvertaling allerhande kritiek te hebben, die hij ‘op beleefde toon’ (natuurlijk!) aan de commissie meedeelde. Deze echter ‘antwoordde hem per kerende post’ (wat een brutaliteit! ze hebben zijn kritiek dus niet eens zorgvuldig bekeken!) ‘helaas met geen enkele van zijn opmerkingen rekening te kunnen houden.’
Dit alles is de onderbouwing van Barnards ‘vermoeden’ waarom de namen van de kritisch meelezende schrijvers niet zijn vermeld in de zes pagina's lange opsomming van vertalers en medewerkers in de vertaling.
Ja, zo kan ik ook wel een vermoeden naar voren brengen. Namelijk dat die commissie een vluchtige blik geworpen heeft op Van Istendaels tekstverwijzingen en heeft moeten constateren dat deze erudiete Vlaming dusdanig aan een lichamelijke of geestelijke kwaal heeft geleden, dat de kwaliteit van zijn commentaar even diep gezakt was als zijn gevoel voor humor. Tot zo'n vermoeden kom ik als ik uit het stuk van Benno Barnard opmaak, dat Van Istendael niet eens in staat was een zin correct voor te lezen. In de bijbel staat namelijk: ‘en Hij sloeg ze met spenen’, in