| |
| |
| |
Theanne Boer
Het hele leven is één grote soap
Feit en fictie bij Zwagerman, Palmen en Peter Weir
Postmodern is een term die tegenwoordig te pas en te onpas gebruikt wordt: We zouden leven in een postmoderne maatschappij en zouden allemaal last hebben van het postmoderne levensgevoel, wat dat dan ook moge zijn. Het komt er volgens deskundigen op neer dat niemand meer in een allesomvattend groot verhaal gelooft, in een systeem waar iedereen deel aan zou hebben. Een postmodernist haalt zijn meningen overal vandaan, als hij die al heeft, want alles relativeren is helemaal in. Niets is waar, of alles is waar. Niets is belangrijk, of alles is belangrijk. Fantasie is evenveel waard als werkelijkheid en waarheid is hetzelfde als opinie. Een geschapen orde heeft plaatsgemaakt voor chaos en rumoer. Het postmodernisme is een extreme vorm van relativisme, het is bijna absoluut relativisme. De Amerikaanse historica Gertrude Himmelfarb heeft opgemerkt: ‘Het postmodernisme is de regelrechte ontkenning van waarheid, werkelijkheid, objectiviteit, redelijkheid en feit.’
‘Nihilisme met een glimlach’ wordt het postmodernisme ook wel genoemd, of: ‘pessimistische wensdromen’ (Philip Sampson e.a., Faith and Modernity. Oxford 1994, p. 30). Die term zou Otto Vallei, de hoofpersoon uit de roman Chaos en Rumoer van joost Zwagerman, wel aanspreken. Hij heeft heel veel pessimistische wensdromen, dat wil zeggen, wat hij droomt is per definitie niet wat hij werkelijk meemaakt. Hij droomt ervan om een succesvol schrijver te zijn, om vertaald te worden in veertien talen en om al is het maar voor één keertje genomineerd te worden voor de belangrijkste literaire prijs van het land: de Eurobankprijs. In gedachten houdt hij gloedvolle betogen voor volle zalen en lukt het hem feilloos om zijn uitgever nu eindelijk eens te overtuigen van zijn fantastische talent. Zodat hij geen afspraak meer hoeft te maken met de receptioniste voor over twee weken, maar zo door mag lopen, alsof hij bij uitgeverij Orakel kind aan huis is. Maar helaas, zijn uitgever besluit tussen twee mobiele telefoongesprekken door om Otto's boeken in de ramsj te doen vanwege de beroerde verkoopcijfers. En dat is een dieptepunt voor iedere schrijver.
Daarbij komt dat Otto lijdt aan een writers block. Zijn fantasie laat hem in de steek en hij moet het doen met de harde werkelijkheid. Die zorgt ervoor dat hij dag in dag uit wanhopig zit te staren naar zijn computerscherm, terwijl zijn succesvolle collega en aartsvijand Eddy Waterland het ene boek na het andere produceert,
| |
| |
wordt vertaald in veertien talen en bovendien ook nog genomineerd wordt voor de nationale Eurobankprijs. Wat de één droomt, overkomt de ander, of is dat wat je droomt net zo echt als de werkelijkheid en overkomt het dus niet de ander maar jezelf?
Want wie is Eddy en wie is Otto? Is waterland hetzelfde als vallei? Otto stopt vanwege zijn writers block met schrijven en gaat werken bij het radioprogramma Chaos en Rumoer. Eddy Waterland wint een prijs met een roman over iemand die een writers block heeft en die gaat werken bij, jawel, een radioprogramma. In de roman van Eddy gebeurt hetzelfde als in het leven van Otto. En op een goeie dag wordt Otto ingehaald door zijn eigen grote verhaal:
‘Ik vind het eng,’ zei Mira Steur. ‘Gisteravond las ik dat ik hier vandaag allerlei dingen zou zeggen. En nu zég ik ze [vloek] ook. Het lijkt wel of die Waterland een paranormale tic heeft.’
‘Kom op zeg,’ zei Otto, ‘Waterland is geen paragnost. Hij wil waarschijnlijk goochelen met werkelijkheid en verbeelding. Gewoon een kwestie van literaire etiquette. Moet je je verder niks van aantrekken, Mira. Doet de gemiddelde lezer ook niet.’
[...]
‘Wij glijden als het ware het verhaal uit. Er wordt een of ander poenig feest gehouden, en in het voorlaatste hoofdstuk legt iemand een bom onder het verhaal.’ [...] ‘Dat einde vond ik eerlijk gezegd niet zo sterk. Wat moet je nou met een bóm in een sleutelroman? [...]’
[...]
‘Is die bommelding misschien een of andere metafoor?’ vroeg Mira Steur hoopvol. ‘Het lijkt op iets postmodern. De roman die zichzelf opblaast, dat soort dingen.’
Godbeware, dacht Otto. Waterland die zich vergreep aan de beginselen en technieken van de serieuzere aspecten van het postmodernisme. Verbazingwekkend hoe snel een -isme tegenwoordig een zinkend cultuurgoed werd. (Chaos en Rumoer p. 161-163).
Natuurlijk heeft Joost Zwagerman het over zichzelf. En Waterlands sleutelroman Het hart aan de rand van de stad is zijn eigen roman Chaos en Rumoer. Het Drosteblikje-effect dus. Een roman in een roman in een roman. Dat is de vorm waarvan Zwagerman zich bedient een waarmee hij zich vergrijpt aan het postmodernisme. Alles kan en alles mag. Werkelijkheid en fictie zijn hetzelfde en dat leidt tot leuke effecten. Als halverwege het boek de roman van Waterland uitkomt, blijkt dat iedereen zich in het boek herkent, maar het gekke is dat men elkaar er niet in herkent.
| |
| |
Iedereen doet vervolgens z'n best om niet te lijken op ‘zijn’ personage in Waterlands roman. Ook Otto doet verwoede pogingen om zich anders te gaan gedragen en dat lijkt het thema te zijn van Zwagermans boek. Mensen zijn vaak niet wie ze zijn en zeker niet binnen de Amsterdamse grachtengordel. Om dat te benadrukken heeft Zwagerman twee personages bedacht die eigenlijk twee kanten zijn van dezelfde persoon. Otto Vallei is de bange, neurotische, kleinzielige kant en Waterland de succesvolle, zelfverzekerde tegenhelft. Het is het verschil tussen binnen- en buitenkant, waar iedere mens last van heeft.
Gedurende het hele boek ontlopen Vallei en Waterland elkaar en pas aan het eind van het boek gaan ze het gevecht met elkaar aan:
‘Stel, je hebt gelijk,’ zei hij. ‘Als jij werkelijk mijn hoofdfiguur bent, dan kan ik dus alles met je doen wat ik wil. Ik kan besluiten om je nú te laten weggaan. Om je te laten stoppen met kankeren op mij. Om je’ - Waterland lachte fijntjes - ‘een bom te laten leggen.’
‘Is dat een dreigement?’ vroeg Otto, en gluurde naar de tapkast. [...]
Waterland leunde achterover. ‘Dreigement? Welnee, het is juist een bevríjding. Begrijp je dat dan niet? Ik ontlast je van al je ongenoegens. Ik verklaar hierbij plechtig dat jij niet bent wie je denkt dat je bent. Is dat geen opluchting? Of wil je graag die ander zijn?’ (Chaos en Rumoer p. 243-244).
Wie denk je eigenlijk wel dat je bent? Is het beeld dat je van jezelf hebt wel de waarheid? Of is dat wat je denkt over jezelf pure fantasie en dus fictie? Dat zijn hele actuele, prangende vragen, waar veel schrijvers en filmmakers vandaag de dag mee aan het werk gaan.
Zo ook Connie Palmen. Zij heeft zo haar eigen theorie over fictie en werkelijkheid, een theorie die Ischa Meijer niet met haar deelde, maar hij was dan ook verslaggever en geen schrijver. Palmens gedachten over feit en fictie zijn te vinden in de roman I.M. Daarin schrijft ze over haar relatie met Ischa Meijer, waardoor de roman sterk autobiografisch wordt. Toch presenteert Palmen I.M. bewust wel als roman. Connie en Ischa zijn in de roman personages en niet bestaande personen. Dat kan ook, volgens Palmen, want feit en fictie zijn hetzelfde:
‘Jij zet alles onmiddellijk om in fictie, zelfs je eigen leven,’ zegt Ischa, ‘dat is voor jou de manier om de werkelijkheid te kunnen hanteren.’
Iedere opmerking van hem maakt indruk op me, deze ook, maar ze is maar half waar. [...] Het is geen omzetten, geloof ik. fictie maakt deel uit van de werkelijkheid. Zodra je op een straathoek in San Francisco opeens in de ogen kijkt van
| |
| |
Jack Kerouac en dan aan je oudste broer moet denken, aan zijn en aan je eigen jeugd, dan ben je toch niet bezig om fictie te maken van je bestaan, maar dan loop je tegen de fictie aan, dan is ze werkelijkeid, want wat is er werkelijker dan een straat, dan zie je hoe die schrijvers, personages, boeken, letters en verhalen onlosmakelijk verweven zijn met je dagelijkse leven, daar deel van uitmaken en daardoor in strikte zin geen fictie meer zijn, maar een levendig deel van je bestaan, van je geest en je blik. (I.M. p. 61)
Ieder z'n verhaal, zo ook Palmen. Ze schreef I.M. op zo'n manier dat iedere beschaafde lezer er rooie oortjes van krijgt. Het sleutelgatgevoel zou je het kunnen noemen. Het gevoel alsof je door het lezen van deze roman niet met fictie maar met werkelijkheid te maken hebt en je dus in de keuken kijkt van twee bestaande personen. Dat is hetzelfde effect als schrijvers van soap-scenario's beogen. Rooie oortjes, want wat in het boek gebeurt, gebeurt in de werkelijkheid van alledag ook. Dat was de kritiek van veel recensenten op I.M. Het was te echt, te werkelijk, dit was geen roman meer, maar een autoblografisch relaas, zoals een Vlaamse recensent het verwoordde. Dat echte, dat werkelijke in Palmens roman werkt bevreemdend. En ook dat klopt, zegt Palmen, want:
Schrijven komt voort uit zwijgen, angst, verlegenheid en uit een misschien wel bovenmatige ontwikkelde afkeer van onechtheid, vooral de eigen onechtheid. Fictie komt voort uit het verlangen naar de waarheid.
[...]
Schrijvers, acteurs, entertainers, dansers, dichters en hoeren, ze begeven zich allemaal op het immense podium waar de wet van het alsof regeert. Ze doen dit omdat alleen het alsof hun de mogelijkheid biedt om de waarheid te zeggen. Op het podium van de fictie is de onthulling van de waarheid niet bedreigend of teleurstellend, want fictie maakt de schrijver en de speler onaantastbaar, juist omdat ze de pretentie van de waarheid hebben laten varen. (I.M. p. 30)
Het relativeren van waarheid en het opnieuw waarderen van verbeelding past in deze tijd. Niets is meer echt, alles is waar en wat jij ziet is de werkelijkheid, ook al strookt die niet met andermans werkelijkheid. Palmen en Zwagerman verbeelden die ideeën in hun romans ieder op hun eigen manier. Uit recensies blijkt dat men daar niet altijd even goed tegen kan. Feit en fictie moeten gescheiden blijven, zei men in reactie op I.M. En hetzelfde kreeg Zwagerman te horen. Veel schrijvers, programmamakers en uitgevers meenden zich te herkennen in Chaos en Rumoer. Zo zou Martin Ros erin voorkomen en Hanneke Groenteman en Margriet de Moor. Zwagerman zou een soap hebben geschreven over de Amsterdamse grachtengordel,
| |
| |
over het bekrompen Nederlandse schrijversmilieu met zijn vele loslopende debutanten en zijn wirwar aan prijzen en nominaties. Werkelijkheid en fictie zouden ook hier door elkaar lopen en dat pikt men nog steeds niet.
Filmmaker Peter Weir bedacht een heel originele vorm om zijn ideeën over waarheid, werkelijkheid en fictie uiteen te zetten. In de film The Truman Show wordt Truman geboren in een televisiesoap, in een studio zo groot als het eiland waar hij woont. Daar zet hij zijn eerste stapjes, gaat hij naar school, vindt hij een baan en woont hij met zijn vriendin in een rijtjeshuis. Iedereen om hem heen is acteur of actrice, behalve hij. Iedereen weet dat duizenden camera's de hele dag op hem gericht zijn, behalve hij. Heel Amerika kijkt al 25 jaar iedere dag naar The Truman Show en volgt zijn leven, terwijl hij denkt dat de studio en het eiland en alle mensen om hem heen werkelijkheid zijn. Totdat de wereld die om hem heen gecreëerd is barsten begint te vertonen. Een actrice wordt verliefd op hem en verdwijnt plotseling. Zijn vader, die in zijn jeugdjaren overleden was, ziet hij in een andere rol plotseling weer op straat lopen. Zijn vriendin verspreekt zich. Truman vertrouwt het allemaal niet meer. En zijn allereerste impuls is: weg. Weg uit de wereld van namaak en bedrog. Truman wil met alle geweld, koste wat kost naar de werkelijkheid. Naar de echte wereld.
De maker van The Truman Show wil dat natuurlijk niet. Want dan loopt de serie af en is hij zijn baan en zijn geld kwijt. En dan blijkt de macht van de media en lijkt fictie het te gaan winnen van de waarheid. Het publiek wil bedrogen worden, en dat levert geld op, dus daar wordt altijd voorrang aan gegeven. Dus wordt ervoor gezorgd dat er een storm opsteekt als Truman van het eiland wegzeilt. Truman overleeft dat en uiteindelijk zeilt hij tegen de wanden van het decor aan. Daar probeert de regisseur hem nog om te praten: het is in de werkelijkheid precies hetzelfde als hier: allemaal bedrog en namaak, waarom zou je niet hier blijven? Het leven zelf is één grote soap, het maakt niet uit of je nu in feit of fictie leeft.
Toch is er hoop, want het opvallende is dat Truman het weigert om alleen in zijn eigen kleine verhaal te blijven leven. Hij wil deel uitmaken van het grote verhaal dat wereld heet. En de kijkers in de film leven met hem mee. Ze juichen als Truman het wint van zijn eigen regisseur. En ook de kijkers in de bios zijn tevreden met de goede afloop. Uiteindelijk moet de waarheid winnen, vindt ‘men’. Ondanks al het postmoderne geleuter nemen we geen genoegen met zeep - en dat lijkt mij een hoopvolle gedachte.
Theanne Boer (1969) is neerlandica. Zij werkt bij de eo-televisie en is redactrice van Eva.
|
|