Liter. Jaargang 1
(1998)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift
[pagina 65]
| |
J.F de Vlieger
| |
Miskotte onder de literatorenHet is een gemeenplaats dat er tussen schrijvers en hun critici niet zelden animositeit heerst. Die ontstaat meestal doordat de criticus via het besproken werk creatief langszij probeert te komen of de besproken schrijver moreel wil overtreffen. Ondanks het feit dat Miskotte dominee is en hij als literatuurcriticus in de twintigste-eeuwse culturele situatie bij voorbaat in een kwalijke reuk staat, tref je in zijn besprekingen een grote mate van respect aan voor het besprokene. Zijn zorgvuldigheid en ernst zouden wel eens te maken kunnen hebben met zijn taak als beroepsuitlegger van teksten - in zijn geval bijbelteksten. Zijn praktijk en methode van bijbeluitleg verschilt niet wezenlijk met die van de manier waarop hij literatuur en poëzie las.Ga naar eind1.
Miskottes gesprek met de grote Europese schrijvers is om een aantal redenen interessant. Vaak schreef hij over hun werk na vele jaren van lezing en bezinning. Miskotte was een veellezer die al vroeg was ingewijd in de wereldliteratuur. Op jeugdige leeftijd had hij bijvoorbeeld een zeer omvangrijk essayistisch manuscript klaar over Gezelle. Deze | |
[pagina 66]
| |
tekst heeft nog wel het karakter van een onvoldragen vrucht, maar zijn latere teksten over Gezelle getuigen van een afgewogen oordeel en een groot inlevingsvermogen. Dat geldt zeker ook voor zijn Dostojewski-lezing, terwijl Miskottes Kafka-studies in het begin van de jaren dertig van groot belang zijn geweest voor de Kafkareceptie in NederlandGa naar voetnoot2.. Verder heeft het werk van Thomas Mann hem zijn leven lang begeleid, hij zocht de schrijver zelfs op om over diens werk te spreken. Na de oorlog wist Miskotte Martinus Nijhoff te winnen om mee te werken aan een nieuwe psalmberijming - een project dat aan de basis stond van het dit jaar 25 jaar bestaande Liedboek voorde kerken. In de jaren twintig en dertig groeide bij Miskotte grote bewondering voor de dichteres Henriëtte Roland Holst. Deze fascinatie resulteerde in een boek dat geheel gewijd is aan haar dichtwerk: Messiaansch Verlangen. Miskotte vroeg zich regelmatig af of hij niet eerder in het huis van de Muze dan in de kerk thuishoorde. | |
Gods afwezigheidMiskotte was geen letterkundige in de strikte zin van het woord. En dat wist hij. Hij was een dilettant - en wilde dat ook zijn. Op vakspecialisten had Miskotte trouwens wat tegen. Die konden volgens hem geen leiding geven op maatschappelijk en geestelijk terrein; ze konden zich slechts handhaven op beperkt gebied. Eén van de dingen die de vakspecialist niet snel zal wagen is het aanwijzen van in feite onbewijsbare grote verbanden. Daar schrok Miskotte juist niet voor terug. Zo formuleerde hij nota bene hét thema van de moderne literatuur. Bewust of onbewust zijn schrijvers in Miskottes ogen gebonden aan het vigerende literaire motief in de westerse moderne literatuur: ‘de afwezigheid van God’. Anders gezegd, met een citaat van G.K. Chesterton: de moderne literatuur registreert ‘the presence of the absence of God’. Deze kwestie raakte tevens het hart van Miskottes theologische existentie. De vraag die hem buitengewoon sterk bezighield was: hoe de verborgenheid van God te verstaan. Zo grepen bij Miskotte theologie en cultuur in elkaar. De vraag zou gesteld kunnen worden of het thema ‘Gods verborgenheid’ Miskotte zozeer bezighield dat hij het vervolgens overal in de Europese literatuur terugzag. Daar staat tegenover dat Miskotte bij de formulering van dit thema nauwgezet en omzichtig te werk ging en eerbied aan de dag legde voor de literaire teksten. Het was hem er overigens niet om begonnen de literatuur christelijk te annexeren of iets dergelijks. Gods afwezigheid was voor hem een grondtrek in de literatuur die zich op den duur aan hem opdrong. Hij liet dit niet onvermeld in zijn preken en geschriften. | |
[pagina 67]
| |
Miskotte ging in gesprek met zeer veel Europese schrijvers; hij ging niet over één nacht ijs. In zijn zoeken naar constanten speurde hij kritisch naar wat de humaniteit dient. Want daar moest het wat hem betreft uiteindelijk wel om gaan. Deze gerichte interesse, zijn wijde blik en zijn langdurige bezinning maken dat beschouwingen na vele jaren nog altijd fascineren. | |
Mislukte identificatieMiskotte las teksten en lichtte ze toe. Het was tenslotte zijn vak. Het betrof zowel ‘heilige tekst’ als ‘seculiere tekst’. Het onderscheid daartussen was voor hem niet principieel. Zo raadde hij zijn lezers eens aan, alvorens een boek te gaan lezen, eerst een gebed uit te spreken, zoals men dat ook wel doet voor een maaltijd. Een tekst van iemand lezen is, net als samen eten, een heilige daad. Tenminste, als je een goede tekst in handen hebt. Daar valt in te lezen hoe we eraantoe zijn. Wat Miskottes manier van lezen zo boeiend maakt, is dat het lezen dan nog niet is voltooid. Met het vernemen van de condition humaine heb je het belangrijkste nog niet in handen. Dat gebeurt pas wanneer je op een ingevouwen appèl stuit, als er een gehoorzaamheid wordt gewekt en er iets te doen wordt gegeven. Bij een serieuze lezing van een goede tekst loop je die kans. Bij Miskotte vindt de lezing pas dàn haar voltooiing als voor de lezer de tekst consequenties krijgt in het handelen. De humaniteit is uiteindelijk niet gediend met alleen een perfecte analyse of herkenning (die blijven altijd voorlopig, want de mensen en de wereld zijn raadselachtig), maar vindt haar voltooiing pas in de ethiek. Er is tegenwoordig een duidelijke weerzin tegen elke vorm van moraliserende benadering van literatuur of tegen teksten rondom een existentiële kwestie. Toch mag de vraag gesteld worden of aan literatuur niet pas dan recht wordt gedaan als de lezer op een of andere manier gaat deelnemen aan de zaak die aan de orde is en iets tot stand brengt van menselijke waardigheid. In Miskottes theologie heet het dan dat de werkelijkheid wordt bezocht door de NAAM. Daar hoopt hij bij het lezen van teksten steeds op te stuiten: te horen wat ons te doen gegeven is in het licht van de menselijke waardigheid. Messiaansch Verlangen, Miskottes boek over Henriëtte Roland Holst, kan zijn opvattingen over moderne literatuur uitstekend illustreren. Dit boek, dat in 1941 verscheen, is de grondige bewerking van een artikel dat twintig jaar eerder werd gepubliceerd in deel IV van de reeks Christelijk- Letterkundige Studiën.Ga naar voetnoot3. | |
[pagina 68]
| |
Lezen in drievoudMiskotte heeft zich expliciet bezonnen op wat er nu tijdens het lezen gebeurt of kan gebeuren als de lezer zijn tekst ernstig neemt. De artikelen die hij daarover schreef, werden gebundeld in Om het levende woordGa naar voetnoot4.. Een deel daaruit werd onlangs in een Duitse vertaling uitgegeven. Het leuke van deze notities is dat er niet zozeer een uitgebreide literatuuropvatting of hermeneutiek in wordt uitgestald, maar dat hij als solidaire lezer allerlei aanwijzingen geeft om trouw te blijven aan de tekst waar het om gaat. Als er dan al een uitlegregel uitspringt dan is het deze: leg je tekst uit in samenhang met de context en houd het daarin lang vol. Dan merk je tegelijk dat een tekst met jou als lezer iets wil. Dit komt overigens overeen met een oude regel uit de tekstuitlegtraditie van de Reformatie: tekst met tekst uitleggen. Miskotte onderscheidt bij lezing drie fasen: lezen, begrijpen en consequenties trekken. Daaromheen ordent hij zijn aanwijzingen. Zelf duidt hij deze fasen aan onder de trefwoorden: kijken, zien en horen. Ik geef de voorkeur aan: confrontatie, concentratie, coöperatie. De kennismaking van Miskotte met het werk van Roland Holst was in deze zin een belangrijke confrontatie. | |
ConfrontatieIn 1919 had Miskotte het plan om een biografie over Henriëtte Roland Holst te schrijven. Daar is het nooit van gekomen. Wel publiceerde hij, zoals vermeld, in 1927 een essay over haar werk. Zijn dagboeknotities uit die periode verraden dat hij niet zozeer door de schoonheid van deze poëzie was getroffen. Ook berustte zijn fascinatie niet op de diepzinnigheid van Roland Holst. Wel was hij diep geraakt door het maatschappelijk protest dat zij verwoordde. Op latere leeftijd memoreerde hij in een vraaggesprek met G. Puchinger: Ik heb één grote herinnering aan haar: namelijk aan haar spreken in de Utrechtse Schouwburg op 1 mei - ik geloof in 1919. Die hese en bezwerende stem is nog in mijn oren [...].Ga naar voetnoot5. Zijn dagboeken uit 1919 bevatten een notitie over deze avond: 1 mei viering van de C.P. in de schouwburg - ik had eigenlijk geen minuut te verliezen maar zij [Henriëtte Roland Holst, JFdV] sprak - ik moet haar zien, haar beeld in | |
[pagina 69]
| |
Henriette Roland Holst (Foto: H.J.A. Nieuwenhuijs)
| |
[pagina 70]
| |
drinken - 't kon voor de laatste maal zijn - en 't moet me bijblijven als een levende kracht voor vele dagen - In effen zwart fluweel met rode tulp zo riep zij de onrijpen tot de strijd om in die strijd te rijpen -.Ga naar voetnoot6. Tegenwoordig is er nog enige interesse voor Henriëtte Roland Holsts eerste bundel Sonnetten en Verzen in terzinen geschreven, waarin een spinozistische levensbeschouwing nadrukkelijk aanwezig is. Voor Miskotte waren vooral de daarop volgende bundels interessant. Dat zijn in feite begeleidende verzen bij haar socialistische engagement. Zo moet haar poëzie ook voor een groot deel worden beschouwd: als ‘begeleidend schrijven’ bij een maatschappelijk te voeren strijd. Is dat wellicht de reden dat Elsbeth Etty in haar Henriëtte Roland Holst-biografie nauwelijks aandacht heeft voor haar poëzie en haar dichterschap?Ga naar voetnoot7. Hier liggen aanknopingspunten voor een interessant dispuut. Want levert dit hartstochtelijke engagement van Henriëtte Roland Holst ook grote poëzie op? Is Miskotte niet ten onrechte uitgegaan van de gedachte dat een grote persoonlijkheid automatisch ook grote poëzie schrijft? Redacteur Ad den Besten, die na de oorlog werkzaam was bij uitgeverij Holland (de uitgever van Messiaans Verlangen), had daar zo zijn twijfels over en wist een door Miskotte gewenste heruitgave op de zeer lange baan te schuiven: het kwam er dus gewoon niet van.Ga naar voetnoot8. Vanuit strikt literair oogpunt gezien is Henriëtte Roland Holsts poëzie niet onomstreden. Haar poëzie is niet zelden ritmisch kreupel, vaak bevatten de verzen afgebroken prozaregels en veel zinnen hebben een onverklaarbare opbouw. En er wordt tamelijk veel in beweerd. Blijft echter het feit dat veel van haar poëzie ook vandaag nog appellerend is en dwingend de vraag stelt wat een ‘mens zijn moet om een mens te zijn’. Overigens ambieerde Henritte Roland Holst geen plaats in de rij der goden van het literaire pantheon. Sterker nog: ze stuurde zelf aan op een breuk met de gevestigde literatuurGa naar voetnoot9.. Literaire verering was Miskottes oogmerk bij lezing van haar werk dan ook niet. Het ging hem veeleer om het blijvende appèl van haar woorden. Later bracht Miskotte inhoud en consequentie van zijn fascinatie als volgt onder woorden: [...] op die avond ontdekte ik dat ik en de mijnen niet in dagelijkse zorg waren over de wereld! Dat lag in die dagen ook niet in de lijn van de prediking, en kwam niet voor in de gebeden. Men had geen hoop voor de wereld der volkeren. Ook die ontdekking kan men een soort bekering noemen.Ga naar voetnoot10. Deze eerste confrontatie met de poëzie van Henriëtte Roland en met haar optreden zijn een constante in Miskottes beschouwingen. Hij wilde recht doen aan wat deze poëzie beoogde: mensen confronteren met wat hen nu te doen staat. Formeel gesproken kan men zeggen dat de dichteres de categorie van ‘de geschiedenis’ inbracht. Een mens is | |
[pagina 71]
| |
een historisch wezen en heeft daarvoor zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dat was in het literaire klimaat van rond de eeuwwisseling een noviteit. Miskotte zegt het zo: Voor het eerst komt nu boven de schoonheid der natuur en de stemming der ziel het bovenmenselijk en heilig geweld der geschiedenis dreunen. Het gedicht klotst en deint van een andere vervoering: de geest gaat inslaan in de werkelijke, wordende sociale wereld. [...] Het werkelijke en het volkomene vallen nergens meer samen. De droom der zelfverwerkelijking scheurt als een gordijn, van boven naar beneden. Aan zichzelf ontdekt, breekt het hart eigenhandig de toverkring van de mystiek.Ga naar voetnoot11. Miskotte heeft haar inzet herkend, het appèl gehoord en mede van daaruit geoordeeld. Deze herkenning zet de toon in zijn eerste essay, dat zoals gezegd verscheen in de Christelijk letterkundige Studiën onder redactie van M.J. Leendertse en C. Tazelaar. | |
Religieus heidendomIn 1941 publiceerde Miskotte het boek Messiaansch Verlangen. Het bewonderende essay uit 1929 is daarvan wel het pièce de résistance, maar in Messiaansch Verlangen is meer ruimte voor distantie en vragen. Miskottes theologische inzichten zijn onmiskenbaar verder ontwikkeld, de dichteres heeft ander werk gepubliceerd en, niet te vergeten, Europa heeft een ander gezicht gekregen. Deze drie dingen maken dat de waardering voor Henriëtte Roland Holsts poëzie genuanceerd wordt. De aanvankelijke bijval wordt gehandhaafd, maar wel stelt Miskotte kritische vragen over haar geschiedenisopvatting. De dichteres heeft afstand genomen van haar aanvankelijk ‘orthodoxe’ opvatting van de klassenstrijd, die de geschiedenis voorwaarts zou stuwen. De hierdoor ontstane geestelijke leegte vult ze in met een religieus gekleurde geschiedenisopvatting. Klassenstrijd wordt: ‘het wordende al’ of ‘God’. Miskotte vraagt zich af waarom zij die leegte niet handhaaft. Haalt de dichteres met deze religieus getinte geschiedenisopvatting niet door de achterdeur de mythische krachten van ‘bloed en bodem’ weer binnen, die ze er door de voordeur zo krachtig had uitgegooid? Een mens moet toch begrepen worden vanuit de historische mogelijkheden, eerder dan vanuit zijn mythische oorsprongen? In dat inzicht ligt toch zijn bevrijding? Dat Miskotte hier een zaak van maakt, hangt samen met wat hij zag als de grondslagen van het nationaal-socialisme dat inmiddels Europa binnenmarcheerde. ‘Grondslagen’ is voor deze beweging wellicht een te groot woord, maar de ‘terugbinding’ naar het ‘mythische worden’ hoort voor hem bij de levenssfeer van het nationaal-socialisme. | |
[pagina 72]
| |
Uitgebreid schreef Miskotte daarover in Edda en ThoraGa naar voetnoot12. - het boek dat twee jaar voor Messiaansch Verlangen uitkwam. Miskotte noemt deze terugbinding ‘heidendom’. Die term gebruikt hij niet als scheldwoord, maar als zakelijke typering. Dat Miskotte hier geen spijkers op laag water zocht, bleek uit pogingen om de poëzie van Henritte Roland Holst voor nazistische doeleinden te gebruiken. Dat stuitte overigens op felle kritiek van de dichteres zelf.Ga naar voetnoot13. De bekende NSB-dichter Kettmann rechtvaardigde zijn toetreden tot de NSB nota bene vanwege ‘een geloof dat hij heeft horen doorklinken in de poëzie van Henriëtte Roland Holst’Ga naar voetnoot14.. Kortom, Miskottes bijval aan de dichteres in haar strijd voor een rechtvaardige samenleving wordt aangevuld met kritiek op haar geschiedenisopvatting. Dit nieuwe element in de poëzie van Roland Holst verzwakt naar Miskottes oordeel op den duur de weerstand die zo'n strijd vereist. De nieuwe religieuze tendens is ten diepste zelfs strijdig met het oorspronkelijke sociale engagement. | |
Ethisch appèlHet is duidelijk dat Miskotte met de publicatie van Messiaansch verlangen de strijd aanbond met het ‘heidendom’, dat naar zijn inzicht de humaniteit bedreigde. Tegelijk moet opgemerkt worden dat, achteraf gezien, dit boek natuurlijk over zijn eigen vragen gaat. Aan de hand van het werk van Henriëtte Roland Holst probeert hij de actuele vraagstukken te verhelderen. Maar dat gebeurt dan ook! - en met alle égards voor de dichteres. En het is voor mij geen vraag of dat geen literatuurbeschouwing oplevert die op een bepaalde wijze meer recht doet aan het besproken werk dan een zakelijke en strikt literaire benadering. En het was natuurlijk niet zonder risico's om dit boek in 1941 te laten uitkomen. Dat het boek niet alleen was bedoeld als een daad van verzet, maar ook zo is opgevat blijkt uit de reactie van het Departement voor Schoonheid en Kunsten. Een zekere Etman, die voor het Departement beoordelingen schreef, stelde in zijn rapport: Wat ik er evenwel van gezien heb, geeft mij aanleiding U alvast dringend te verzoeken de verkoop van ‘Messiaansch Verlangen’ zoo spoedig mogelijk stop te doen zetten daar de schrijver [...] ‘tusschen de regels door’ alle mogelijke aanvallen op het nationaal-socialisme, dat hij als ‘nieuw heidendom’ typeert, wil plegen en daarentegen - over de messiaanse heilsleer van Juda (dat hij vromelijk als ‘Israël’ aanduidt) als grondslag van alle menschelijke grootheid en cultuurtracht aan te prijzen. Er is alle reden om dit boek ten scherpste af te wijzen. HOU ZEE!Ga naar voetnoot15. | |
[pagina 73]
| |
De afdeling ‘Volksaufklärung und Propaganda’ van het Reichskommissariat werd op zijn beurt geadviseerd de verkoop van het boek stop te zetten. Men zag in Messiaans Verlangen ongetwijfeld een aanval op de anti-joodse politiek. Miskotte poneerde de bijdrage van Israël aan de westerse cultuur als superieur. Hij schroomde niet om de strijd van Henriëtte Roland Holst voor een rechtvaardige samenleving als schoolvoorbeeld daarvan te noemen. Je zou kunnen zeggen dat Miskottes bedoelingen bij het Referat Schrifttum dus op waarde zijn geschat. Naast het benadrukken van Israëls bijdrage aan de westerse cultuur voert Miskotte een pleidooi voor de rechtsstaat. Als duidelijk is wat de vooronderstellingen zijn van Henriëtte Roland Holsts poëzie, keert hij tot zijn aanvankelijke bijval terug en als het om de rechtstaat gaat staat hij schouder aan schouder met Henriëtte Roland Holst. Het essay van 1927 wordt met name aan het slot belangrijk uitgebreid. Het gesprek is onmiskenbaar verder gegaan en er is meer ruimte voor distantie en kritische vragen gekomen. Messiaansch Verlangen besluit met de vraagstelling: ‘Wat hebben wij nu te doen?’ Die vraag kan ons wat pathetisch klinken, maar het doet aan de ernst niets af. Dat Miskotte vervolgens in zijn ‘literaire bespreking’ een pleidooi voert voor de rechtsstaat is op het eerste oog tamelijk bizar. Gezien de politieke situatie van 1941 lijkt het dat al minder. En de kwestie blijft: is de ethische vraag alleen in oorlogstijd relevant?
Zoals Miskotte het deed kan het nu niet meer - niet meer zó. Daarvoor zit er teveel pathetiek in de toon - daarvoor is de maatschappelijke en culturele situatie te veel veranderd. Maar de kwestie van beoordeling van literaire teksten op hun ethisch perspectief is dringend. In de huidige literaire produktie speelt de verhouding tussen de verschillende generaties een zeer belangrijke rol. Dat de aan de orde zijnde vragen in deze verhouding vaak van ethische aard zijn is door het werk van de Amerikaans-Hongaarse psychiater Nagy aan het licht gebracht. Diens inzichten zijn vruchtbaar gemaakt in de hulpverlening - met name in de VS en in Nederland. De vraag naar de betekenis en tekortkomingen van ouders c.q. voorgangers wordt pas dan zinvol gesteld, als er bereidheid is om daarvan de ethische strekking onder ogen te zien. Die blijkt met name in de verantwoordelijkheid voor de komende generatie. Waarom hoor ik daar zo weinig over? | |
Hernieuwde voltooiingIn dit kader van ‘ethische lessen’ zijn de signaleringen van Sem Dresden, de Leidse emeritus hoogleraar literatuurwetenschap, verhelderend. In zijn essay Vervolging, ver- | |
[pagina 74]
| |
nietiging, literatuurGa naar voetnoot16. gaat hij in op de spanning tussen schone letteren en ruwe werkelijkheid. Naar aanleiding van de literaire verwerking van de jodenvernietiging in de jaren van het nationaal-socialisme stelt hij dat de lezing van deze literatuur pas in de ethiek haar voltooiing krijgt. Dit hangt samen met het feit dat identificatie met de slachtoffers eigenlijk altijd mislukt. Er is een niet te overbruggen kloof. Lezing van deze literatuur vindt haar voltooiing in een inzet voor humaniteit. [...] de lezer wordt vrijwel gedwongen niet te volstaan met de ontvangst van een werk maar zelf eraan door en voort te werken. Het werk is er wel, maar volgens deze beschouwingswijze is het er ook niet. Het vraagt om aanvulling en steeds hernieuwde voltooiing [curs. JFdV] van de kant van de lezer. Als ik het goed zie, is hem daarmede ook iets als bevrijding geboden die hem weliswaar in contact houdt met het werk maar ook zijn eigen deelneming in de volle zin van het woord eist.Ga naar voetnoot17. Is dit niet veel vaker in het geding? Deze inzichten worden verwoord naar aanleiding van specifieke oorlogsliteratuur, maar wordt in die specifiek beschreven context geen algemene kwestie verwoord? Waar de humaniteit een zorg is, is die ‘hernieuwde voltooiing’ ter zake. Teksten moeten natuurlijk niet worden overvraagd - maar dat laat onverlet dat, als een tekst een ethisch perspectief in zich draagt of een praktijk kan verhelderen, dit aan het licht moet komen. Een lezer raakt verstrikt in zijn vrij gekozen tekst. Als hij doorleest en vaststelt dat zijn ontroering uit gevoelens van schuld en schaamte bestaat, waarom zou hij dit dan niet verstaan als een appèl om in de zaak waarom het de schrijver gaat (opnieuw) een rol te gaan spelen? En dan begint de bezinning natuurlijk pas echt! Als een tekst dit vermogen of dit perspectief heeft, zou ik dat graag van de literaire ‘opinion makers’ vernemen. Ook, of beter: juist! als zij zelf in het geding betrokken zijn geraakt. Herlezing van Miskottes literairkritische opstellen brengt ons o.a. bij de vraag terug: wat staat ons te doen? Dat zou wel eens een bevrijdende vraag kunnen zijn: De dag der weifling is lang voorbij;
ik wond mij los van zacht-gesponnen logen
en daalde neder van verheven schijn:
nu doen de vreemde, scherpe punten pijn,
de waarheid vat mij aan zonder meêdogen:
haar armen strelen niet, maar maken vrij.Ga naar voetnoot18.
| |
[pagina 75]
| |
J.F. de Vlieger (1961) is predikant te Nijeveen. Hij schreef een licentiaatsverhandeling over K.H. Miskotte en Henriëtte Roland Holst en is bestuurslid van de K.H. Miskotte-stichting. Samen met Ad den Besten redigeert De Vlieger het deel van Miskottes Verzamelde werken dat diens literaire opstellen zal bevatten. |
|