Als gevolg van een confrontatie waarbij Barta van Rooyen de jongen als haar verloren zoon identificeert, moet Benjamin het gezin van zijn geliefde moeder Fiela verlaten om voortaan als Lukas van Rooyen door het leven te gaan. Het is een overgang van dag naar nacht. Elias van Rooyen is een woeste kerel, wiens handen danig los zitten. Alleen bij Nina vindt Benjamin, alias Lukas, troost. In haar eerbied voor de wonderen van het Bos is Nina anders dan de anderen die de bomen slechts als potentiële planken beschouwen.
Benjamin's aanvankelijke opstandigheid maakt op den duur plaats voor berusting in het lot, zonder dat zijn verlangen naar de echte moeder Fiela verdwijnt. Pas na zeven jaar zware arbeid als houthakker maakt Benjamin zich los van de Boswereld en bevrijdt hij zich van Elias van Rooyen die een oude man is geworden. Benjamin keert echter niet voor lange tijd terug naar de Lange Kloof. De sterke verbondenheid met Fiela en haar wereld blijft. Maar Benjamin's hart gaat uit naar Nina, die van huis is weggelopen en in het dorpje Knysna verblijft. Zijn afkomst blijft weliswaar een duistere zaak, maar belangrijker is dat ervoor Benjamin en Nina een gemeenschappelijke toekomst zal zijn. Dat is het positieve slotperspectief van deze roman.
Nadat Moerbeibos was verschenen, ontving ik een brief van de - vooral door haar hoorspelen bekende - schrijfster Nel Bakker. Op 15 januari 1988 schreef zij mij het volgende: ‘Moerbeibos is voor mij het beste boek dat ik in 1987 heb gelezen en ik lees er honderden. Laat het u niet ontgaan. U bespreekt zo trouw Zuid-Afrikaanse boeken van betekenis, maar bijna niemand (die ik ken) heeft er de geringe moeite voor over om die taal te lezen. Als het dan moet, wachten ze liever op een vertaling, die nooit goed genoeg is, ook niet in het Engels, al gaat dat beter dan in het Nederlands.’
Of Nel Bakker bij haar oordeel de vertaling van Kringe in 'n Bos (Cirkels in het Woud, Zuid-Hollandsche Uitgeversmaatschappij, 1984) op het oog had, weet ik niet. We kunnen het haar niet meer vragen. Ze overleed op 11 maart 1993.
Zou de onlangs verschenen Nederlandse vertaling van Fiela se kind genade hebben gevonden in de ogen van Nel Bakker? Waaraan zou deze vertaling van de hand van Rika Vliek getoetst moeten worden? Samengevat zouden dat die kenmerken van de oorspronkelijke roman moeten zijn die gezamenlijk de bijzondere stijl daarvan vormen. Welke kenmerken zijn dat in het geval van Fiela se kind?
Het meest opvallende kenmerk vind ik dat de vertelster de personages uit de roman hun eigen specifieke taal laat gebruiken. De taal van Fiela is volkomen anders dan die van de twee ambtenaren die met de volkstelling zijn belast. Verder spreekt Elias van Rooyen anders dan tante Gertie bijvoorbeeld. De konstabel in Knysna bezigt een andere taal dan de man zonder voortanden die Fiela om inlichtingen over de magistraat vraagt.