ik me net als koning Boudewijn ‘tijdelijk in de onmogelijkheid wil bevinden’ om christendichter te zijn, en in plaats daarvan alleen maar dichter, of boos.
Want het is van tweeën een: de gedichten, of de honden.
Ze kunnen in elk geval niet samen onder één dak wonen.
Ofwel verslinden de honden mijn dichterschap (zolang ik hier nog woon) - ofwel schrijf ik gedichten die de honden zacht doen janken, waarna ze met de staart tussen de poten naar hun mand sluipen, vol spijt.
Huizenruil met een collega zou ook fantastisch zijn. Soms word ik 's nachts badend in het zweet wakker en zie, in een psychedelische draaikolk, een paradijselijk dorpje voor me, lieflijk in een rivierbocht gelegen... Dalfsen, het is Dalfsen! - In Dalfsen hebben ze geen honden, dat kan gewoon niet. Als je daar woont, schrijf je maar voor het vaderland weg. Heerlijk moet dat zijn.
Afijn, het is vandaag vier dagen voor mijn 27ste verjaardag, het is acht uur 's morgens en nu al 25 graden.
Ik lig te luisteren naar de echo's van dat holle geblaf. Het weerkaatst tussen de flatgebouwen, die in een carré zijn gebouwd. De akoestiek doet niet onder voor die van een Romeins theater. Ik herinner me dat we op vakantie waren in Luxemburg en een dagje naar Trier gingen. In het Romeinse amfitheater ging ik boven staan, en mijn vader beneden, waar de christenen stierven. Daarna ruilden we. Hij naar boven, ik naar beneden. We praatten zachtjes met elkaar. En: het akoestische wonder gebeurde: we verstonden elkaar heel goed, ondanks de afstand.
Dat is nog steeds zo, en straks ruilen we weer.
Achter de slaapkamergordijnen duiken nu twee schaduwen op. Twee schilders, die hun werk komen voortzetten. Ze takelen zichzelf elke dag in een bakje naar boven, en stappen vanuit het ongerijmde pardoes het balkon op.
Ik zet koffie voor ons drieën. Daar zijn ze trouwens wel aan toe; ze hebben net het balkon van hiernaast gehad: het balkon met de honden. Ze weigeren dat te betreden, verklaren ze plechtig met de dood nog in de ogen. Het is te smerig. Uit solidariteit wacht ik tot ze weer zijn neergedaald in hun griezelige bakje.
Dan fiets ik met de mountainbike naar Ronald en Nienke, aan de andere kant van Amersfoort. Die hebben alleen een kat, dat is heel wat anders.
Bart, Ronald en ik passen vandaag op baby Myrthe.
De zon klimt omhoog. Het wordt snikheet, een laaiende zomerdag. Onze T-shirts gaan uit. Ik laat het naar mijn hoofd stijgen, die heerlijke dertig graden. De zomerzon maakt altijd zo verrukkelijk licht. Een zegen voor wie altijd zwaar is.