Liter. Jaargang 1
(1998)– [tijdschrift] Liter– Auteursrechtelijk beschermdChristelijk literair tijdschrift
[pagina 33]
| |
Gerda van de Haar
| |
Het verhaalIn het Naardense woonhuis dat de plaats van handeling vormt, staat de televisie aan. We horen zachtjes de Mattheüs. Carl, de hoofdpersoon van het stuk, stelt vast: ‘Hij hangt nog lang niet.’ ‘Wie? O, de heiland.’ ‘Ze zijn bij de bespotting.’ (14, 22) Carl is midden veertig of bijna vijftig en bezig aan zijn tweede huwelijk, met een vrouw die zijn dochter had kunnen zijn. Laura is zwanger van hem, hij weet nog van niks. ‘Maak je uit de voeten,’ zegt hij aan het eind van De nacht. ‘Voor je het weet heb je van mij een kind’. (99) Carl is kunstenaar alias grafisch ontwerper. Hij werkt juist in opdracht van de ptt aan ‘de Vermeerzegel’ en fotografeert daartoe een alternatieve Brieflezende Vrouw. Laura is model. Op deze zaterdagmiddag dwarrelt er een brief hun huis binnen, zonder postzegel en met het simpele opschrift: ‘Voor papa’. Laura is geroerd - wegens haar zwangerschap - maar schrikt als ze de afzender ontwaart: ‘Tim’. Tim is de zeven jaar geleden gestorven zoon van haar man Carl en diens eerste vrouw Emma. Tim was hevig aan de drugs. Carl schrikt nog erger, durft de brief niet te openen, doet even later alsof | |
[pagina 34]
| |
hij dat wel heeft gedaan, wil hemd aarop zelfs verbranden. Dan belt de nog immer rouwende moeder Emma zelf aan, gevolgd door haar nieuwe partner Joanna. De vrouwen Joanna en Laura zijn allebei generatiegenoten van de overleden Tim. Laura heeft zelfs bij Tim op school gezeten. Carl begrijpt dat het Emma is die de brief heeft bezorgd en er onstaat een heftige confrontatie. Carl: ‘Het is niet wat je denkt. Niet de brief die jou gelijk geeft. Niet de beschuldiging aan het adres van papa [Carl, gh] waardoor jij kunt denken, voor eens en voor altijd, dat ik de oorzaak ben van zijn dood. Er is geen oorzaak. Zo zit de wereld niet in elkaar. Er is niet iets, niet iemand die het ongedaan kan maken want het was zoals het moest gaan. Wat jij altijd maar willen noemt, dood willen, alsof hij ook nog iets anders kon willen, dat was geen willen, zo sterk zijn mensen niet, wat jij altijd maar wil dat zelfmoord was, dat was dat niet, wil dat nou eindelijk begrijpen, en als je dat niet op kunt brengen, verdwijn dan.’ (49). Emma verdwijnt niet, en dat is te danken aan haar - blinde - vriendin Joanna, uit wier niet aflatende commentaar moed en inschattingsvermogen blijkt. Emma is destijds, nu vijfentwintig jaar geleden, op dringend verzoek van Carl naar de abortuskliniek geweest, maar heeft de ingreep niet laten gebeuren. Carl is aan de drank geraakt, maar daar heeft Lauraatje hem van afgeholpen. Er is ook nog de vader van Laura, Carls nieuwe schoonpapa en bijna zijn leeftijdgenoot: Leopold, gynaecoloog. Leopold verzorgt eveneens een flinke dosis commentaar, maar meer van het gewone, moderne soort. Zo visionair als Joanna is, zo kort door de bocht redeneert Leopold. Het drama is voelbaar. Het is zwaar en tegelijk alledaags, zulke botsende en kruisende levenslopen en levensbeschouwingen. Hoofdpersoon Carl verkeert psychologisch en moreel in een dilemma: kan, wil hij begrijpen waarom Emma op bezoek komt? | |
DoodDe dood is al jaren Ottens thema. Zijn poëzie (eerste bundel 1973) overzie ik op dit moment niet zo, maar in zijn romans en essays wordt het thema om en om gekeerd. In de novelle of roman Een man van horen zeggen (1984) is een ik-persoon aan het woord, een vader, die al tien jaar dood is (het citaat typeert Ottens wijze van kijken): ‘Ik vraag mij af hoe het was om postuum te zijn voor de dood van God, voordat wij het verkozen om zelf degenen te worden die onszelf moeten vergeven.’Ga naar eind5. Deze postume ik wordt steeds wakker geschud wanneer er een gedachte aan hem wordt gewijd of als er over hem gepraat wordt. Voor de duur van dat moment kijkt hij mee in de wereld van de levenden, als alomtegenwoordige en toch beperkt aanwezige schim. De ‘man van horen zeggen’ reflecteert op deze wijze op de scheiding van zijn vrouw, die ook een scheiding van zijn | |
[pagina 35]
| |
kinderen was. Men voelt schuld. Ook de nabestaanden handelen uit een zeker schuldgevoel. Zo een meekijkende schim blijft een lezer van Ottens romandebuut nog wel even bij. De ‘man van horen zeggen’ is verongelukt door roekeloos fietsgedrag, de vader uit het toneelstuk Een sneeuw (1983) loopt's nachts naakt de sneeuw in en vriest dood. Deze man, Panda genoemd, kon door een handicap niet meer spreken. De gezinsleden hebben het hele stuk door tenenkrommend goedbedoeld rekening met hem gehouden. Zijn zij schuldig? In het recente Ons mankeert niets (1994) weet een jonge dorpsarts dat zijn populaire voorganger dood wil, maar hij laat na actie te ondernemen. Is hier sprake van schuld? In De nacht van de pauw is het niet de vader die dood wil. Alhoewel, Carl is flink aan de drank geweest en wilde ook beslist niet de verantwoordelijkheid voor nageslacht dragen. Dat zit er niet zo heel ver van vandaan. Pas door Laura is daar verandering in gekomen. Emma: ‘Maar waarom leeft hij dan? Waar haalt hij het recht vandaan om er nog te zijn?’ (91). Dood is het kind. Volgens Emma heeft Tim bewust een overdosis genomen, omdat hij niet kon leven met de wetenschap dat zijn vader hem stiekem dood wenste. Carl houdt het voorlopig op een verwaarloosde longontsteking. Emma is naar Carl toegekomen, omdat zij de brief met opschrift ‘Voor papa’ gevonden had tussen de spullen van Tim. Zij hoopt dat de inhoud daarvan hem misschien eindelijk tot de erkenning kan brengen waarop ze hoopt. Dat is niet zozeer een schuldbekentenis, maar de erkenning van Tim door zijn vader. In de ogen van Emma heeft Tim het nog steeds moeilijk met zijn vader: ‘Tim moet van hem af. Van een man die zelfs toen hij een kind kreeg bleef denken aan hoe het zou zijn als het niet had bestaan. Verlos Tim van zijn vader. O, God, wanneer houdt het op dat ik Tim begrijp?’ (94) In de slotscène loopt Emma naar Carl toe: ‘Ik heb je alleen maar, echt, dat was het enige, ik wilde je alleen maar laten weten dat Tim op je wacht. Hij is nog een kind, Laura, echt een kind blijft altijd wachten, al is hij nog zo dood - hij wacht, en wacht tot hij weet dat hij mag bestaan.’ (99) Het gaat Emma om een verzoening over de dood heen. Dat is lastig voor Carls nieuwe vrouw Laura. Aan Joanna vertrouwt zij toe: ‘Ik dacht dat het voorbij was. Dat Emma voorbij was en Tim - we kunnen toch niet altijd ons hele leven met Tim - dat had toch niemand kunnen veranderen... hij was met niets anders bezig de hele dag door dan met dood willen - hij heeft het zelf gedaan, ze krijgen hem toch niet meer terug, hij is dood, dat is hij, dood -’(88). Dood is dood, dat is het refrein van Carl, Laura en uiteraard haar vader Leopold. Niks meer aan te doen. Niet zeuren. ‘Face it’. Maar als de blinde Joanna het huis van Carl en Laura binnenkomt, vraagt zij aan Emma wie er zijn. Emma leidt haar rond. Johanna: ‘En verder?’ Emma: ‘Verder?’ Joanna: | |
[pagina 36]
| |
‘Er is nog iemand.’ Emma: ‘Nee. Laura is er, en Carl en ik. Joanna luistert zeer geconcentreerd. ‘Curieus’. (42-43) In Ottens teksten komen schuldgevoelens over de - wel? of toch niet? zelfgezochte - dood van naasten veelvuldig aan bod. In zijn essays is morele schuld een terugkerend thema. Houdt onze schuld de doden wakker? Of wekken de doden ons geweten? | |
OudersEr zijn meer overledenen te betreuren in De nacht van de pauw. Laura's moeder is juist een jaar geleden, de dag na Pasen, gestorven. Laura gedenkt haar en is er verdrietig over dat haar moeder niets weet haar huwelijk; Laura's vader Leopold verheerlijkt zijn overleden vrouw en niet het minst haar keuze om ‘geheel volgens haar eigen wensen, kapitein op haar eigen schip’ (55) te sterven.Ga naar eind6. Joanna's vader is ook dood, de vader van Carl eveneens. Maar Carl praat er niet over, in tegenstelling tot de anderen. Intussen bezoekt Carl wel dagelijks zijn moeder. Zij ziet in hem echter een vreemde heer. Hij probeert contact te zoeken via muziek van vroeger. Het enige wat er dan gebeurt is, dat zijn moeder vragend de naam van zijn vader uitspreekt: ‘Matthijs? Matthijs? Matthijs?’ Carl heeft het op een bandje opgenomen, en we horen het enkele malen tijdens het stuk, in een onwerkelijke droom- of herinneringssetting. In De nacht van de pauw hangen de vragen rondom schuld samen met de dubbelslag van ouderlijke verantwoordelijkheid (Carls vader-zijn) en geborgenheid bij ouders (Carl is zelf zoon-van). Carl, dezelfde die zich voortdurend verzet tegen verantwoordelijkheid voor het leven en - inmiddels - de dood van zijn zoon, zoekt op ontroerende wijze naar communicatie met zijn eigen moeder. Wat wil hij graag door haar gekend worden. De herinnering aan zijn moeders teleurstellende reactie (‘Matthijs?’) belet hem te horen wat Laura hem vertelt: dat ze zwanger van hem is. Laura begrijpt Carl wel. Als ze denkt dat er iets met hem aan de hand is, vraagt ze steevast hoe het met zijn moeder was. Dat doet zij ook in de slotscène. Dan is Carl erachter gekomen dat het bewuste bandje leeg is. Er staat alleen ruis op. Laura troost hem, goedbedoelend: ‘Maar ze heeft het gezegd. Je hebt het zelf gehoord. Ze zegt het de hele dag. Desnoods tegen jou. (kijkt om zich heen) Zo is het toch? Die kan haar toch nooit verlaten? Matthijs? Verlaten kan niemand je ooit.’ (100) Het zijn juist deze woorden van Laura die de uiteindelijke schuldbekentenis van Carl inluiden. We horen Carls moeder weer zeggen: ‘Matthijs?’. De muziek gaat door: Nana, een wiegelied, gezongen door de Spaanse sopraan Victoria de los Angeles. Carl: ‘Hij heeft me gemist... en ik heb hem verlaten. Waarom heb ik je verlaten, Tim.’ (101) Einde. | |
[pagina 37]
| |
BiechtCarls bekentenis reikt over de dood heen. Erkennen van de verlating is de eindelijke erkenning van Tim als zoon. Om deze woorden van Carl gaat het. Vlak daarvoor heeft Carl al een monoloog gehouden waarvan het bekenteniskarakter er ook niet om liegt: ‘je had gelijk, Tim moest ook beschermd worden want ik heb het nooit gekund, ik kon er niets van, elke dag bleek dat opnieuw [...] alles is gegaan zoals het moest: Tim ontdekte op een dag wie ik was [...] op een dag kreeg [...] hij te horen dat ik al voor zijn geboorte wilde dat hij niet bestond [...] en niemand nam het hem meer af: je had nooit geboren mogen worden’. Vader alcoholist, zoon aan de drugs. Carl bekent nu dat hij zijn zoon op het laatst nadrukkelijk heeft uitgedaagd de moed te hebben om niet te leven als die dat niet kon. Dus toch. Abrupt eindigt Carl zijn betoog met een vraag aan gynaecoloog-schoonpapa Leopold: ‘Jij [...] maakt kinderen bij de vleet. Vertel ze wat Tim - wat mijn zoon - waar mijn kind het vandaan had moeten halen. Zijn leven.’ (98-99) Het ‘is gegaan zoals het moest’, Tim is uit het leven gestapt, maar voor het eerst erkent Carl zijn schuld en verantwoordelijkheid. ‘Hij heeft me gemist.’ Het kind Tim had levensmoed kunnen putten uit een trotse vader. Dáár had het vandaan moeten komen. | |
Tranentoneel?Een aantal critici vond het stuk te dramatisch. De kritiek op de tranen vond ik het meest opvallend?Ga naar eind7. Ik heb twee uitvoeringen van Ottens Pauw meegemaakt, een te Utrecht en de laatste van het seizoen, in de juist gerenoveerde Leidse Schouwburg. Het opvallende op 12 december jl, was, dat er gelachen werd in de zaal. In Utrecht bleef het doodstil. Als er eenmaal tijdens zo'n opvoering gelachen wordt, kun je ervan op aan dat het vaker gaat gebeuren, ook op momenten dat het niet past. Zo schaterde men op enig moment om de blinde Joanna, niet om de scherpte van haar opmerkingen, maar om haar blindheid, niet mild maar gewoon, alsof het om een grapje over een blinde ging. Maar de eerste lachende ‘Leidenaar’ pikte de zelfspot van Carl op. Zo was er meer om over in de lach te schieten. Het portret van de discommunicatie tussen Carl en zijn vrouw Laura, zolang het nog niet pijnlijk is. De ingewikkelde ontmoetingsceremonie van Carl en zijn ex Emma. Plus natuurlijk de karikaturale schoonvader van Carl, de gynaecoloog die een ware olifant is in de porseleinkast van gevoelens, de weduwnaar die zich uitslooft voor zijn nieuwe co-assistent (‘nee, geen knoflook’, 70). Zelfs die karikatuur kreeg in Utrecht niet meer dan een glimlach. Misschien is dat geen wonder. Gynaecoloog Van Toom (‘Fantoom?’ ‘Nee, Van Toom’) mag dan een draak zijn, hij neemt wel alle clichés in de mond die onze samenleving - niet het eenvoudige maar het ontwikkelde deel - in voorraad heeft voor gevallen van verdriet. Slechts de bui- | |
[pagina 38]
| |
tengewoon botte manier waarop hij ze tot uiting brengt, geeft Leopold van Toom zijn karikaturale trekken. Als Carl weggelopen is, naar het lijkt met een fles drank, troost hij zijn dochter: ‘Lau, blijf reëel. Meer kan ik niet zeggen. Blijf reëel. En, - maar dat spreekt van zelf. Als je me nodig hebt - ik ben er. Echt. Je vader is er. En hij vertrouwt je. (wijstop Laura's buik) Het is er nog maar net. Goddank. Je bent er meer dan vroeg genoeg bij. Het is een vlokje cellen. Een gevoel. Meer niet.’ (71) Dingen die heel gewoon geworden zijn of waarvan de ernst doorgaans wordt ontkend, staan hier stevig te kijk. Reëel blijven impliceert zomaar een mannelijke abortuswens. - Die karikatuur is geen kwestie van regie, zoals Robert Anker wil. Het zit gewoon in de tekst en de aanwijzingen van Willem Jan Otten. Anker formuleerde het trouwens prachtig: die ‘karikaturaal gespeelde arts [...] terwijl de man bijna alleen maar de achtenswaardige liberale standpunten verkondigt die ook de mijne zijn (maar niet die van Otten).’Ga naar eind8. Alle personen worden scherp neergezet - het is podiumkunst, geen leesvoer. Ze hebben allen, ondanks dat wij volop met ze meevoelen, óók iets onsympathieks, een trekje dat steevast dik wordt aangezet, iets storends of lachwekkends. Laura, voor wie we sympathie voelen omdat ze in de eerste scène niet gehoord wordt door Carl en omdat ze zoveel van hem en haar beide ouders houdt, is onuitstaanbaar in haar conclusies, geredder en bezwerende taal. Carl is hardvochtig tegen Emma en zeer onhandig tegenover de blinde Joanna. Emma doet schamper over Carls eigenaardigheden - je voelt de verziekte relatie, los van de gebeurtenissen met de zoon. Joanna, de blinde zieneres, is in haar doorgaans wijze commentaar tevens tergend dwars. Het duo Emma en Joanna spreekt de waarheid, maar hun tekst heeft iets theatraals. Je mag erom lachen. Hun zeer theatrale tegenspeelster Laura heeft intussen wel gelijk met haar ‘Je moet niet bang zijn’. Alleen is ze zelf nu en dan vreselijk bang. Ze gaat sommige gesprekken uit de weg, ze snapt de bedoelingen van Emma en Joanna niet, ze hoort de eerste schuldbekentenis van Carl nauwelijks. Daarin is ze dochter van haar vader. Maar ze blijft in Carl geloven. | |
Willen of kunnenZo speelt Otten het spel van schijn en wezen. De joviale maar uiterst onhandige en mannelijk-egocentrische Leopold van Toom verwoordt vertrouwde moderne waarden. Zijn dochter is een generatie verder en doet aan al even hedendaagse, Amerikaanse (gedrags)psychologie: wat je wilt dat kun je ook. Beheers je gevoel door middel van je verstand. Je moet niet bang zijn. Beiden slaan zich voor het oog goed door de wereld, bieden een heleboel identificatiemogelijkheden als je maar hedendaags en pragmatisch in de wereld staat, maar beiden komen aan hun hart niet erg toe: Leopold helemaal niet, | |
[pagina 39]
| |
Laura net niet (die moet nog veel leren). Het dwarse, rare koppel Emma en Joanna kent alléén maar het hart. Hun liefde, Emma's verdriet, Joanna's natuurlijke wijze van blindzijn - het is allemaal even ongegeneerd. Carl maakt gedurende het stuk een overstap. Hij ging ver mee met Laura, is op die manier van de drank afgekomen, maar houdt als Laura het niet hoort vast aan zijn oude adagium: wat je niet kunt, dat kun je ook met willen niet bereiken. Ook in zijn bekentenis zegt hij dat Tim niet anders kon dan de dood over zich halen. Maar nu erkent hij de oorzaak: zijn eigen weerstand tegen zijn zoon. In de tweede, de eindbekentenis wordt zijn nalatigheid eindelijk een actie, een wilszaak: ‘Waarom heb ik je verlaten’, met evenveel nadruk op ‘heb’ als op ‘ik’. Carl heeft zich schuldig gemaakt aan verlating, hij heeft onverantwoordelijk gehandeld. Dat is veel meer in de lijn van Emma en Joanna. De wil doet erwel degelijk toe, maar een slag anders, dieper dan bij Laura. ‘Mensen zijn vrij,’ zegt Joanna (87). Het gaat om verantwoordelijkheid. Pas dan kan er schuld bestaan. En verdriet. Door zijn dubbele erkenning geeft Carl zijn zoon eindelijk een plaats. | |
Ernst versus ironieHet voorgaande maakt duidelijk dat De nacht van de pauw een door en door psychologisch toneelstuk is. Het is een stuk met grote gevoelens en met een duidelijke ontwikkeling bij de hoofdpersoon. Als ik me niet vergis, zijn psychologische romans een zeldzaamheid aan het worden (Marcel Mürings In Babylon laat zich zo lezen). Hoe dat bij toneel is, weet ik niet precies. Wel bestaat een flink deel van het hedendaags theater uit improvisaties waar de ironie van afspat. En daar past (het teksttoneel van) De nacht van de pauw niet erg tussen. De ironie zit in dit toneelstuk weer gewoon waar ze hoort: in de marge. In de dubbelzinnige karaktertekening, en ook in de magistrale schets van de Vermeer-zegel die Carl aan het ontwerpen is. In de belangrijke openingsscène van De nacht van de pauw neemt Laura, verkleed als de Brieflezende Vrouw van Vermeer, steeds andere poses aan. Geen Vermeer, wel Vermeer: een typisch hedendaags, puur-ironisch, nietszeggend maar leuk gevonden beeldgrapje. Het wordt zelfs hardop gezegd: ‘Het wordt mooi. Precies wat Vervoort wil. Kunstzinnig en toch ironisch.’ (17) Het is Ottens commentaar op kunst van nu. Ironie genoeg, maar niet in de kern van het stuk. De kern is ernstig. De nacht van de Pauw gaat immers over vader-zijn, schuld aan zelfmoord en een verzoening die over de dood heenreikt. De dagbladkritiek kwam aan een rustige bespreking van deze thematiek niet toe, evenmin als aan de signalering van de ambigue presentatie van de karakters. Dat komt door de zwaarte van de genoemde thema's, zeg maar het ironie-loze karakter ervan. Op | |
[pagina 40]
| |
psychologisch niveau speelt zich heel wat af. Hedendaagse oplossingen worden van de hand gewezen. Alleen het ouwerwetse middel van de persoonlijke biecht biedt soelaas. Die biecht zelf heeft niets religieus. Hij is gericht aan Emma, en uiteindelijk aan de zeven jaar geleden overleden Tim. Maar dat dit iets kan helpen, dat hierdoor verzoening plaatsvindt, dat is een even psychologische als religieuze waarheid. | |
Papa?Hoofdelement van de biecht is de regel ‘Waarom heb ik je verlaten, Tim.’ De laatste regel van het uitgevoerde stuk is echter niet die van Otten. In de geschreven tekst wordt de naam herhaald: ‘Tim, Tim, Tim.’ Onwillekeurig hoort mende echo van Davids klassieke klacht over zijn gedode zoon: ‘Mijn zoon Absolom, mijn zoon, mijn zoon Absolom!’ In Ottens tekst komt er antwoord: (de stem vaneen kind) ‘Papa? Papa? Papa?’ De zoon op zoek naar zijn vader. Ger Thijs schrapte deze echo. Er komt bij hem geen antwoord op het ‘Tim’ van Carl. Daarmee is de biecht het einde geworden.Ga naar eind9. Er werd goed en overtuigend gespeeld. Kennelijk vond men dit slot bij het Nationale Toneel niet eerlijk, te dik er bovenop, of misschien juist te lichtzinnig. De tragedie moest tragedie blijven. | |
Ironie versus ernstMisschien zijn het óók de verwijzingen naar religie, maar in ieder geval is het het niet-ironische gehalte van het slot dat mensen heeft gestoord. Ottens oorspronkelijke slotregel had op dit punt niet veel veranderd, tenzij men om de echo van ‘Papa?’ had kunnen glimlachen. De slotregel dient ergens anders toe, zoals zometeen duidelijk wordt. De mogelijkheid van een biecht, de mogelijkheid dat daardoor ook maar iets hersteld wordt: we zijn zoiets ernstigs niet meer gewend. Ernst kennen we alleen nog in het bedrijfsleven en in de politieke ambtenarij. Daar wordt ironie niet op prijs gesteld. Als we het echter over waarlijk ernstige zaken hebben, overheerst de ironie. We betrappen ons op een zinnige opmerking en we zijn de toehoorders al voor met de verontschuldiging: ‘Dat is een diepe, hoor!’ Misschien lijdt het huidige theater daar wel erger aan dan de literatuur. Ter vergelijking: de schrijver Leon de Winter krijgt doorgaans het verwijt van post-moderne oppervlakkigheid, maar drenkt al zijn gemakkelijk lezende, theatrale boeken in de ethiek. Men herinnert zich het boekenweekgeschenk van 1995: een oude dame die zich het oorlogsgeweld in voormalig Joegoslavië zo aantrekt, dat zij het vliegtuig neemt naar Split. De Winter droeg het boekje op aan zijn moeder. Deze auteur is veel te Joods om zijn gevoel voor rechtvaardigheid op te geven. Zijn ernst zit onder de oppervlakte. Zet | |
[pagina 41]
| |
daar werk van de leider van Toneelgroep Amsterdam tegenover. Kerst 1996 oogstte Gerardjan Rijnders zowel kritiek als waardering met het semi-religieuze stuk Licht. Deze voorstelling heeft slechts de schijn van diepzinnigheid. De angst is echt, de rest ironie. Het is spotten met verlangen. Nihilisme is al vele malen bijtend tot uiting gebracht, de ironie haalt de angel eruit. Zij laat ons de lege dop. Ironie die haar plaats niet meer kent en oprukt naar het midden, is dodelijk. Vanaf dat moment is cynisme eerlijker en zuiverder, omdat dat nog bitter refereert aan Netverlies aan idealen. Er is een uitzondering. In een totalitaire omgeving mag de ironie tot op het bot gaan. In een dictatuur is zij niet alleen balsem op de wonde, maar zelfs van levensbelang. Voor de ziel. Maar wij in onze vrijhandelsmaatschappij ironiseren al gauwte veel. Daar kun je niet bij leven, laat staan mee sterven. De nacht van de pauw is cynisch noch ironisch. Het stuk is cynisch waar Carl zichzelf een duivel noemt. Het is ironisch overal waar er maar een knipoog gegeven kan worden. Maar de tranen zijn echt. De biecht is echt. Het is een ernstig stuk. Ik maak me sterk dat veel van de lachers in de Leidse Schouwburg zich ook ongegeneerd lieten ontroeren door het verdriet van Emma en door Carls aanvankelijke stilte en uiteindelijke woorden. | |
LouteringDe pauw is een tragedie, zo een waarin de ontroering nog leidt tot een catharsis. Men heeft medelijden met de ten tonele gevoerde personen. Men herkent daarin eigen angst en vrees. De hoofdpersoon komttot schuldbesef en aanvaarding van, in dit geval zelfs tot verantwoordelijkheid nemen voor, het lot dat hij zelf over zich heeft uitgeroepen. En de toeschouwer laat zich erin meenemen.Ga naar eind10. De biecht is cruciaal. Deze veroorzaakt hier de loutering. Carl biecht op dat hij Tims zelfmoord met woorden heeft uitgelokt, waarna het onvermijdelijke is gebeurd. En hij bekent dat hij er niet is geweest voor Tim. We voelen aan dat het ook mét duidelijke vaderliefde zeer mis had kunnen gaan. Maar het is zaak, dat Carl de juiste retorische vraag stelt. Niet ‘Waar had hij het vandaan moeten halen’, maar ‘Waarom heb ikje verlaten’. Tragiek genoeg, voor vader en zoon, maar nu met erkenning van eigen verantwoordelijkheden. Het fenomeen catharsis is sinds FreudGa naar eind11. verbonden met de genezing van psycho-traumata, van ‘beklemming’. Door het opnieuw opwekken van vrees wordt de beklemming, de spanning genezen. Dit gaat principieel door middel van de biecht. Het verleden wordt herbeleefd in een nu veilige situatie en zo als het ware anders ingevuld. Precies | |
[pagina 42]
| |
hetzelfde doet veel literatuur. Literatuur verzoent met de harde werkelijkheid. In de eerste uitvoering van De nacht van de pauw wordt de loutering enigszins tegengehouden door het geforceerde open einde. Niks verzoening. ‘Kàn de dood eigenlijk wel een plaats krijgen?’ vroeg het programmaboekje van het Nationale Toneel.Ga naar eind12. Het volkomen onverwachte einde dat Otten had geprogrammeerd, werd wellicht als te melodramatisch ervaren. Maar daar hadden ze nou helemaal niet bang voor hoeven te zijn. Het is psychologisch geheel verantwoord. Natuurlijk is het troostend om een kinderstem te horen (niet eens die van een suïcidale zeventienjarige!). Die hóór je ook als je tot zo'n erkenning komt in zo een situatie. Toneel is toneel, en dan mogen er best spectaculaire dingen gebeuren. Een kinderstemmetje had de toeschouwer goed gedaan. Daar hoef je je niet voor te schamen. Psychologie is nu eenmaal een ernstige zaak. Maar psychologie kan niet altijd uit de voeten met schuld. Therapie richt zich er vaak op om schuldgevoelens te overwinnen. Zelfmoord roept bij nabestaanden bijna onontkoombaar een onterecht schuldgevoel op. Zo beschouwd gaat De nacht van de pauw juist op onverantwoorde wijze met gevoelens om. Als Carl zijn kind wel had erkend en Timmetje had toch zelfmoord gepleegd, had hij dan vrij kunnen rouwen? Een kijker, een psycholoog zou bang worden van niet. Nu is een algemeen verstikkend schuldgevoel waar psychologen hun therapie op loslaten, ook weer iets anders dan een concreet schuldbesef.Ga naar eind13. Het aanvaarden van verantwoordelijkheid, zelfs als dat schuldbesef impliceert, werkt bevrijdend. Hier raakt de psychologie de religie. | |
MattheüsOp welke manier is De nacht van de pauw religieus? Willem Jan Ottens verwijzingen naar het kruisigingsverhaal hebben in de eerste plaats natuurlijk betrekking op een kunstzinnig item, de jaarlijkse uitvoering van Bachs Mattheüs-passie waarover de laatste tijd zoveel te doen is. Een ironische noot, en wellicht een knipoog van de toneelschrijver aan zijn naaste collega Vonne van der Meer. Van der Meer bekent zich immers openlijk tot de mystiek van de katholieke kerk. Er is echter meer. Carls commentaar ‘Hij hangt nog lang niet’ slaat als een boemerang terug op hemzelf.Ga naar eind14. Ook dat is ironie, maar het hoeft niet veel dichterbij te komen, of het is raak. Er zijn opvallend veel verwijzingen naar christendom. Zo blijkt Emma tot ontsteltenis van Carl tegenwoordig een kruisje te slaan voor het eten. Carl: ‘En de Wederopstanding? Daar geloof je dan ook in. Je kan niet katholiek worden zonder in de Wederopstanding te geloven.’(56) | |
[pagina 43]
| |
De kinderstem aan het einde, het verzet tegen de positivistische ‘dood-is-dood’-opvatting van Leopold, Laura en in principe ook Carl, Joanna die ‘nog iemand’ in de kamer meent waar te nemen: De nacht van de pauw slaat een brug over de dood. De ‘Wederopstanding’ der doden is voor Otten op z'n minst een ethische categorie. We hebben verplichtingen aan onze doden, ereschuld, zij hebben nog rechten, ze dienen gerehabiliteerd, dood is niet dood. Het stuk speelt niet voor niets tegen Pasen. De vader heeft de zoon verlaten, maar zal hem opwekken. Dat is eveneens een suggestie die hier wordt opgeroepen. Zoals God, zo ook de mensen. Maar is dat wat er gebeurt? De regisseur vond een antwoord uit de hemel wellicht gelijk staan aan spotten met de dood, met het onherroepelijke van zelfmoord. Toch valt niet te ontkennen dat in Ottens stuk rechtsherstel en geborgenheid wordt gezocht in schuldbesef, als het moet over de dood heen. In De nacht van de pauw wordt, onder deels ironische maar grotendeels sympathiserende verwijzing naar het christendom, de proef op de som genomen. Is de dood het einde wel? Kunnen wij over de dood heen reiken? Dit gebeurt met morele bedoelingen. De ethiek geeft de doorslag, niet de mystiek; de moraal, niet het contact zoeken zelf met de Hogere. ‘Speciaal met mea culpa mea maxima culpa’, verantwoordt Emma haar gebed (54).Ga naar eind15. Voor dit gevoel voor rechtvaardigheid is het besef dat dood niet per se dood is, cruciaal. Ottens verbeelding daarvan is overigens opvallend: het idee van ‘je bent er nog, ik voel het’ is kantje boord heidens volksgevoel, tot uiting komend in grafredes en overlijdensadvertenties. Strikt ongelovigen en heel goed opgevoeden doen er niet aan, en de christelijke traditie is er heel voorzichtig mee. Zij heeft dit besef vanouds ingebed in en beperkt tot het aanroepbaar verklaren van de heiligen. De protestanten lieten ook de heiligen met rust. Daar is weer verandering in te bespeuren, in lied en woorden. Zo was er onlangs in het kerkblad van de Utrechtse SoW-kerken in een verslag van een herdenkings- of jubileumdienst te lezen over een speelse verwijzing van de voorganger naar vanuit de nok meekijkende overledenen. Een knipoog naar het wederopstandingsgeloof of besef van nog om ons zijnde zielen, in ieder geval is er bij Willem Jan Otten sprake van eschatologische ernst. Eschatologie heeft alles te maken met gerechtigheid. Eindelijk zal er recht gedaan worden. Over het verlangen daarnaar en de troost daarvan gaat in mijn beleving De nacht van de pauw. Waar veel auteurs de hemel dichtplakken en helaas vaak ook meteen de ziel toemetselen, is Otten een van de schrijvers die in de kunst weer hoogte en diepte aanbrengt. Dat hij daarbij als vanzelf bij de christelijke traditie terecht komt, laat zien dat in ieder geval het culturele christendom nog lang niet dood is. Daarbij is het verlangen naar recht, de hoop daarop, een onvervalst joods-christelijk verlangen. | |
[pagina 44]
| |
Van der meer: ander lichtWillem Jan Otten is de echtgenoot van Vonne van der Meer.Ga naar eind16. Zij schreef in 1991 de roman Zo is hijGa naar eind17.. Daarin krijgt de mannelijke hoofdpersoon, tekenaar van beroep, een dikke envelop (!) thuisbezorgd met het opschrift ‘Oordeel betr. Lucas Vlieger’, bij wijze van antwoord op de vorige avond geuit schuldgevoel. De afzender is onbekend. De envelop is - Vlieger durft hem niet te openen - aanleiding tot het overdenken van zijn leven waarvan vooral zijn zonden. Bij opening, aan het slot van het boek, komt er een lijvig, leeg schrijfblok uit. Vlieger zet zich aan het schrijven. Dat wordt dan de roman Zo is hij. De lezer kan weer voor aan beginnen. Die roman van Vonne van der Meer is niet alleen een vrolijke persiflage op alle modernistische boeken over schrijverschap die op deze manier in elkaar gezet zijn - hoofdpersoontje Vlieger komt zelfs zijn schrijfster tegen, die alle touwtjes van zijn leven in handen houdt. Het is vooral een heel geslaagde overval op het schrijverschap van collega Otten. Je waant je nu en dan in een boek van hem, zo beklemmend is de sfeer. Het is maar goed dat er iemand is die meekijkt en het nu en dan niet meer hééft van het lachen om de capriolen die Vlieger zich getroost rondom de geheimzinnige brief. Het dikke A4-pakketvoor de tekenaar is bij Otten een eenvoudige envelop voor de kunstenaar geworden. Je hoeft niet bang te zijn voor de biografische val om te zien dat Vonne van der Meer en Willem Jan Otten boeken schrijven aan elkaar. Alles verbeeld uiteraard. Dagboeken zijn het geenszins, brieven evenmin. Hun brieven zijn namelijk leeg. Het vel papier in Tims envelop is leeg. De Brieflezende Vrouw van Vermeer voegt zich daar uitstekend bij. Zij zet zelfs het hele stuk opeens in ander licht. Het Vermeer-tafereel (let op de naam) is Ottens hulde aan Van der Meer. Ziehier de ware ironie van De nacht van de pauw. Volgens regie-aan-wijzing van Otten moet personage Carl bij zijn bekentenis in het Vermeer-tafereel gaan staan. Het blijft ernstig bij Otten. Benieuwd wat Van der Meer daar weer van gaat maken. | |
[pagina 45]
| |
Van Willem Jan Otten verschijnt dit voorjaar bij Van Oorschot Eindaugustuswind (poëzie). De auteur heeft tevens een essaybundel in voorbereiding onder de titel Redenen van heihart. Over willen, mogen en religie. |
|