Koos Geerds
Staphorst
Gemengd bedrijf: aardappels, knollen, graan,
het varken en de kip, de koe, het paard,
de mens, het huis, de stal, het groene land,
de nacht, de dag, de kringloop van de maan,
het schommelen van de wieg, de werkroep van de haan,
drift, vruchtbeginsel, rijping, ooi en lam,
zomer en winter, appels, pruimen, jam-
slagregen, windhoos, hagel, bliksem, brand,
onkruid en schimmel, schurft, rot, kramp,
pest, mond- en klauwzeer, koepok, staar,
rat, muis, insect, de worm die knaagt,
het stervend vee, de schoot die nimmer draagt,
roddel, venijn, blindheid en starre waan -
zegen en ramp aan ziel en lijf, zo drukt
en rust Gods hand op het gemengd bedrijf.
| |
Het lubben van een jonge hengst was mannenwerk:
de bek werd dichtgebonden voor het bijten,
de poten twee aan twee gekneveld en dan, hup,
het veulen omgeduwd en op de rug gedraaid.
Het in de vlam steriel gemaakte mes
haalde de balzak open en grote handen graaiden
de ballen een voor een eruit en gooiden die
nog warm en rood in 't gras.
Dan werd het dier, herschapen, overeind geholpen,
gesust en toegedekt, gevoerd en kalm geaaid.
| |
De machtigste mens op het dorp was de hoefsmid.
Hem bracht een boer zijn paard om te beslaan,
een merrie of een ruin en soms een hengst,
die om zijn kuren werd gevreesd.
Zo'n paard, dat met een klap of stamp
een man vermorzelen kan, tilde zijn poot
gehoorzaam in de holte van zijn hand,
want hij behoedde hem voor struikelen op al zijn wegen.
Hij was niet groot of bovenmate sterk, de smid,
maar voor het paard meer god dan mens.
| |
De koe moest baren en de koe was moe,
er staken poten achter uit haar lijf
en daaraan zaten touwen en daaraan hingen wij;
maar 't kalf bleef halverwege steken en de koe
keek telkens achterom naar dat gedoe en loeide zacht;
het was nog maar een jonge koe, het was haar eerste keer
en daarom moest ze kreunen en wij trokken weer
en met veel bloed kwam toen het kalf eruit,
dood, en ook de koe was stervende en de boer,
hij keek van koe naar kalf, van kalf naar koe
en stond daar met gebalde vuisten, en alles vloekte,
Voorpublicatie uit de bundel Staphorst, die in september bij De Arbeiderspers verschijnt.
Koos Geerds (1948) woont in Dalfsen, is neerlandicus. Poëzie: Het vloeiende land (1982), Dit verre turen (1986), Goutbeek-archief (1988), Woeste grond (1992), Insekten (1994), Gods Element (1996). Roman: Mijn naam is Frederik (1985). Kinderboeken: Spreeuw wint de wedstrijd (1992), Dappere Kriel (1992).
| |