Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 32
(2018)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||||||||||
Kinderboeken als spiegel en moreel kompas
| |||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||
Hoe dat in een heel alledaagse context kan, laat Guus Kuijer heel mooi zien in de al genoemde Polleke-verhalen. Lange tijd denkt Polleke dat zowel het leven, als de liefde én geloven iets moeilijks is. En ze zit er erg mee dat ze geen geloof heeft. Uit onverwachte hoek, namelijk door haar vader Spiek, wordt er echter uitkomst geboden. (Ghonem-Woets, 2010, p. 13) Spiek is als zwerver en drugsverslaafde inderdaad de laatste persoon van wie je een wijze levensles verwacht. Maar juist dit is tekenend voor de wereld waarin Polleke opgroeit: een wereld waarin ze te maken heeft met een breed palet van levensovertuigingen, en volwassenen die met vallen en opstaan hun eigen weg zoeken te midden van al die diversiteit. Net als Polleke moeten kinderen in onze cultureel diverse samenleving hun levensweg kiezen. De serie over Polleke biedt jonge lezers de mogelijkheid zich in te leven in personages met verschillende culturele achtergronden en ideeën een hoofdpersoon als rolmodel die observeert en vragen stelt. ‘Toon me uw boekenkast en ik zeg u wie u bent.’ Dat geldt zeker ook voor de grote collectie jeugdboeken die Karen Woets naliet. De verzameling laat zien dat ze zowel oog had voor de literaire en esthetische waarde van kinderboeken, als voor de praktische inzetbaarheid van kinderboeken op het gebied van wereldoriëntatie en levensbeschouwelijke vorming. Karen was ervan overtuigd dat deze twee aspecten goed met elkaar te combineren zijn. Als wetenschapster, recensente en liefhebber had ze oog voor de stijl en verhaalopbouw van jeugdboeken en droeg ze bij aan de emancipatie van jeugdliteratuur als volwaardige literatuur. Aan de andere kant was Karen geïnteresseerd in het morele aspect van jeugdliteratuur. Zo verdiepte ze zich in het katholieke karakter van het jeugdfonds van Malmberg en Zwijsen in de verzuilde samenleving, onderzocht ze de invloed van deugden en dilemma's in verhalen op de morele ontwikkeling van kinderen en legde ze in haar recensies een voorkeur aan de dag voor kinder- en jeugdboeken die de cultureel diverse samenleving weerspiegelen. In dit artikel onderzoek ik de relatie tussen jeugdliteratuur en morele vorming in de context van de cultureel diverse samenleving. Om te beginnen ga ik in op de verwevenheid van literatuur en cultuur. Literatuur draagt altijd de morele stempel van de samenleving waaruit zij is ontstaan, maar kan op | |||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||
haar beurt de bestaande moraal ook beïnvloeden. De volgende paragaaf gaat over de actieve rol die de lezer daarbij heeft. Een kritische lezer kan de morele boodschap in een verhaal herkennen en zich daar al dan niet door laten inspireren. Deze kritische houding kan worden ontwikkeld door veel te lezen en te praten over de morele inhoud. Daarna bespreek ik de verschuiving van de visie op de morele functie van verhalen. Zowel in de wereld van de jeugdliteratuur als in de wereld van het onderwijs in godsdienst en levensbeschouwing constateert men een verschuiving van het overdragen van een algemeen erkende (christelijke geïnspireerde) moraal naar een benadering waarin meer ruimte is voor diversiteit en het zoeken naar persoonlijke antwoorden. In de drie daaropvolgende paragrafen zoom ik in op kinderboeken uit Karens collectie die de morele vorming van kinderen stimuleren. Allereerst noem ik een aantal voorbeelden van kinderboeken die door de keuze van personages, thematiek en setting ervoor zorgen dat ook kinderen met wortels in een niet-Nederlandse of Vlaamse cultuur zich gerepresenteerd kunnen voelen. Daarna geef ik een aantal voorbeelden van dierenverhalen die universele waarden weerspiegelen. Beide categorieën bieden identificatiemogelijkheden en stof tot nadenken over morele vragen. In de laatste alinea ga ik in op filosofisch getinte verhalen die kinderen stimuleren om zelf betekenis te zoeken. In onze pluriforme samenleving die zich kenmerkt door botsende en snel veranderende inzichten is het vermogen om zelf naar betekenis te zoeken een belangrijke vaardigheid. | |||||||||||||||
De culturele betekenis van jeugdliteratuurAlle boeken, of ze nu zijn geschreven voor kinderen of volwassenen, dragen expliciet of impliciet normen en waarden over. Soms geven schrijvers bewust een morele boodschap mee aan hun verhaal. Vaker klinken de oordelen van de schrijver er onbewust in door. De schrijver is immers een product van de maatschappij en kan de bril waarmee hij naar de wereld kijkt niet afzetten. Die gekleurde bril valt ook ons volwassenen vaak pas op als we met enige afstand naar de tekst kunnen kijken, bijvoorbeeld omdat we een andere culturele achtergrond hebben dan de schrijver, of omdat het boek dat we lezen in een andere tijd geschreven is. Ineens zien we dan bijvoorbeeld dat meisjes nogal stereotiep gedrag vertonen of dat niet-westerse culturen | |||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||
worden neergezet als barbaars. Kinderen die nog geen vastomlijnde ideeën in hun hoofd hebben, pikken ongemerkt allerlei waarden en normen op uit de verhalen die ze lezen. De keuze van de teksten waarmee ze in aanraking komen, is dus cruciaal voor hun morele vorming. De laatste jaren werkte Karen Woets aan een proefschrift over deugden en dilemma's in het kader van een breder onderzoek over ontluikende culturele geletterdheid van Universiteit Maastricht in samenwerking met Tilburg University. Hiervoor had ze een corpus samengesteld van religieuze en niet-religieuze teksten met een duidelijke moraal erin verwerkt. Haar selectie bestond uit teksten over deugden zoals die in het christendom, de islam en het jodendom naar voren komen, en bevatte naast religieuze verhalen ook fabels, enkele Kikkerverhalen van Max Velthuijs en enkele Kikker en Pad-verhalen van Arnold Lobel. Het onderzoek naar ontluikende culturele geletterdheid was erop gericht te doorgronden welke culturele kennis - in het geval van Karens specifieke onderzoek het kunnen herkennen van en reageren op morele dilemma's - kinderen opdoen wanneer ze voorgelezen worden. Daarbij was de leidende gedachte dat deze kennis zou kunnen bijdragen aan het samenstellen van een canon van de jeugdliteratuur als cultureel bindmiddel en inwijdingstraject. (Jeugd)literatuur en cultuur zijn immers sterk met elkaar verweven. Enerzijds is de jeugdliteratuur een afspiegeling van wat er in de maatschappij leeft, anderzijds geeft zij de maatschappij, via de invloed die zij op haar lezers uitoefent, ook mede vorm. Voorwaarde voor zo'n canon van de jeugdliteratuur zou dan zijn dat de teksten recht doen aan de diversiteit die in onze samenleving aanwezig is en aansprekend zijn voor kinderen met verschillende achtergronden. | |||||||||||||||
Jeugdliteratuur, leeshouding en educatieDe morele impact van verhalen is natuurlijk niet alleen afhankelijk van de inhoud van de tekst, maar ook van het referentiekader van de lezer. Naarmate kinderen meer lees- en levenservaring opdoen, kunnen ze zich ontwikkelen tot kritische lezers en leren om met de tekst in gesprek te gaan. In Verborgen talenten: Jeugdliteratuur op school (Mooren, Ghonem-Woets, Van Koeven, Kurvers & Verschuren, 2012, pp. 104-105) noemt Karen drie leeshoudingen gerelateerd aan verschillende vakken en genres: de cognitieve | |||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||
leeshouding gericht op het willen weten (onder andere gekoppeld aan wereldoriëntatie), de esthetische leeshouding gericht op het genieten van tekst en beeld (gekoppeld aan taal/lezen en de kunstzinnige vakken) en de ethische leeshouding gericht op moreel denken en handelen (gekoppeld aan levensbeschouwing en sociaal-emotionele vorming). Geheel in lijn met deze visie op jeugdliteratuur heeft een groot deel van de privé-collectie kinderboeken een bestemming gekregen op de Pabo in Tilburg. Wilbert Simonse (docent Nederlands) en Fleur Geenen (docent geschiedenis en aardrijkskunde) vertellen dat de boeken al bij verschillende vakken zijn ingezet. Voor de Pabo-studenten, vaak zelf geen grote lezers, is het een eye-opener dat je kinderboeken kunt gebruiken als bron bij je lessen. De gele ballon van Charlotte Dematons leent zich bijvoorbeeld goed voor functionele topografie. Kinderen krijgen door de platen contextinformatie over de plaatsen die ze moeten kennen en leren aan de hand van de platen geografische vragen te stellen. Bij geschiedenis zijn bijvoorbeeld de boeken van Rob Ruggenberg, zoals IJsbarbaar, Manhatan en Slavenhaler goed inzetbaar. Op zijn site stelt de auteur zelfs lesmateriaal beschikbaar. De studenten op de Pabo worden gestimuleerd om, naast een cognitieve en esthetische leeshouding, ook een ethische leeshouding te ontwikkelen. Zo vertelt Fleur Geenen dat tweedejaars studenten recent een werkstuk moesten maken over het onderwerp ‘kennis, diversiteit en macht’, waarbij ook aandacht moest worden besteed aan een kinderboek. Studenten leerden via de jeugdliteratuur oog te krijgen voor verschillende perspectieven van waaruit historische gebeurtenissen kunnen worden belicht. Het boek Roosje Weiss van Roberto Innocenti en Christophe Galaz toont bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog vanuit het perspectief van een negenjarig meisje in een Duits stadje. Zij is getuige van een mislukte vluchtpoging van een joods meisje. De indringende platen waarop verschillende personages zijn afgebeeld, kunnen worden gebruikt als oefening om zich ook in hun perspectief te verplaatsen. Zo'n oefening kan studenten en schoolkinderen bewustmaken van de subjectiviteit van de overgeleverde geschiedenis, die vooral door de overwinnaars is geschreven. In de taallessen van Wilbert Simonse leren studenten te letten op het taalgebruik waarin wordt verteld over gebeurtenissen of mensen. Door hen gevoelig te maken voor de connotatie van woorden, zijn ze beter in staat het vertelperspectief te herkennen en te relativeren. Wilbert | |||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||
Simonse wil dat zijn studenten op een beschouwende manier naar jeugdliteratuur leren kijken en zich bewust worden van de maatschappelijke codes die hierin verborgen zitten. Dat gebeurt bijvoorbeeld aan de hand van de methodiek van Aidan Chambers zoals uiteengezet in Leespraat (2012), waarbij de studenten zelf, en de kinderen waarmee zij werken op hun stagescholen met elkaar praten over hun leesbeleving en de patronen die zij in een bepaald boek herkennen. Heel specifiek kwam het morele aspect van kinderboeken aan bod in het ‘Taallab’, het resultaat van de samenwerking tussen de Pabo en Bibliotheek Midden Brabant waarin studenten vernieuwende projecten ontwikkelen op het gebied van jeugdliteratuur. In samenspraak met Wouter Sanderse, docent beroepsethiek en gepromoveerd op morele vorming van leerlingen, werd dit jaar gekozen voor het thema ‘jeugdliteratuur en moraal’. Studenten die zich hiervoor hadden aangemeld, ontwierpen na enkele masterclasses en een boekproeverij hun eigen project om de morele vorming van kinderen te stimuleren, dat ze vervolgens uitprobeerden op hun stageschool en daarna evalueerden en presenteerden. Coosje van der Pol begeleidde dit project vanuit de bibliotheek. | |||||||||||||||
Morele functie van verhalenDe geschiedenis van de jeugdliteratuur laat een wisselende houding zien ten opzichte van de morele functie. Oorspronkelijk waren verhalen voor kinderen vooral bedoeld om hen op te voeden tot brave burgers. Later kwam er ruimte voor de ontspanningsfunctie en in de jaren zestig kwam het maatschappijkritische kinderboek in zwang waarin vooroordelen en rolpatronen aan de kaak werden gesteld. Met de intrede van het literaire kinderboek in de jaren tachtig verdween de moraal naar de achtergrond. Goede kinderboeken moesten vooral taalkunst zijn en zich niet bezighouden met wat kinderen ervan kunnen leren en hoe ze er beter van kunnen worden. Hierin is de laatste twee decennia echter weer een kentering te bespeuren. Piet Mooren schreef bijvoorbeeld met veel waardering over de levenslessen van de Kikkerverhalen van Max Velthuijs (Mooren, 1999). Hij beschrijft hoe Max Velthuijs het aloude genre van de fabel ‘een kwartslag heeft gedraaid’ door de moraal niet expliciet als wijze les op te dienen, maar als levensvraag; ‘niet | |||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||
als Boontje komt om zijn loontje, maar als slijpsteen voor ontluikende moraliteit’ (Mooren, 1999, p. 78). Ook de traditionele fabel heeft trouwens de tijd doorstaan, zoals blijkt uit talrijke bewerkingen voor kinderen zoals De wolf en het lam van Eric Carle (2014), De fabels van Aesopus van Imme Dros (2010) en Blootpad en Co van Annemarie van Haeringen (2000). Parallel aan de verschuiving in de wereld van de jeugdliteratuur is er ook op het gebied van godsdienstonderwijs en onderwijs in levensbeschouwing een verschuiving waar te nemen ten aanzien van het denken over de morele functie van verhalen. De ‘Grote verhalen’ hebben in onze geseculariseerde en cultureel diverse samenleving hun algemene geldigheid verloren (Parlevliet, Van den Berg & Zondervan, 2013). Waar kinderen in de verzuilde samenleving aan de hand van Bijbelverhalen op een vanzelfsprekende manier werden ingevoerd in de christelijke moraal (‘learning into religion’), wordt nu meer belang gehecht aan het kennismaken met verhalen en waardesystemen uit verschillende religies (‘learning about religion’) en het reflecteren over persoonlijke en universele waarden aan de hand van verhalen die niet per definitie van religieuze oorsprong zijn (‘learning from religion’).Ga naar voetnoot1 Daarmee is de jeugdliteratuur een steeds belangrijkere rol gaan vervullen binnen het domein van de levensbeschouwing. Bij ‘learning about religion’ kunnen bijvoorbeeld verhalenbundels worden ingezet met verhalen uit verschillende religies, bijvoorbeeld aan de hand van Over engelen, goden en helden (2007) | |||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||
van Janny van der Molen, en informatieve boeken over religieuze feesten en rituelen. Bij ‘learning from religion’ kan een breed scala van kinderboeken worden ingezet: verhalen met een expliciete of impliciete morele boodschap, maar zeker ook verhalen die morele vragen opwerpen en de lezer prikkelen om zijn eigen positie te bepalen. | |||||||||||||||
Diversiteit in kinderboekenZeker in een cultureel diverse samenleving is het van belang verschillende perspectieven aan bod te laten komen in kinderboeken. Kinderen met verschillende achtergronden moeten zich aangesproken en vertegenwoordigd kunnen voelen. Op dat punt valt nog wel wat te verbeteren. ‘Het is altijd Eva, Emma of Floor en zelden Fatima’ schreef Thomas de Veen in het NRC van 13 oktober 2017 en eerder scheef Bas Maliepaard al in 2012 in Trouw: ‘De held heet zelden Achmed.’ Gelukkig zijn er uitzonderingen. In de prentenboekenserie over prinses Arabella van Mylo Freeman spelen kinderen van verschillende etniciteiten bijvoorbeeld op een onnadrukkelijke manier de hoofdrol. Prinses Arabella en prins Mimoen (2010) gaat over ‘anders’ zijn. Dit thema heeft echter geen betrekking op verschillen in huidskleur of culturele achtergrond, maar op het verschil tussen jongens en meisjes. Als Mimoen om de hoek in een paleis komt wonen, hebben prinses Arabella en haar vriendinnen zo hun bedenkingen. ‘“Prinsen doen alleen maar stoer. Prinsen spelen van die wilde spelletjes” fluisteren ze tegen elkaar’ (z.p.). Dit vooroordeel blijkt weliswaar te kloppen, maar tegelijkertijd ontdekken ze zelf ook | |||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||
hoe leuk dit kan zijn. Een boek met een positieve moraal, dat kinderen de ruimte geeft zich te verplaatsen in verschillende personages. De sprookjesachtige prentenboeken Aisja (2009) van Pieter van Oudheusden en Stefanie de Graef en Azizi en de kleine blauwe vogel (2013) van Laïla Kouba en Mattias de Leeuw zijn bijzonder vanwege de poëtische taal en oosterse sfeer. In beide verhalen wordt machthebbers een lesje geleerd. In Aisja wordt de sultan een spiegel voorgehouden door een meisje dat aanklopt bij zijn paleis voor hulp. Niet wetend dat hij de sultan is, vertelt ze hem hoe de gewone mensen kijken naar zijn hebzucht en machtswellust. Haar onschuld en eerlijkheid brengen in de sultan een ommekeer teweeg. Azizi en de kleine blauwe vogel is een ode aan de vrijheid, geïnspireerd op de opstand in Tunesië in 2011. Geholpen door het ontsnapte blauwe vogeltje en gewapend met een slinger van bloeiende jasmijn weet Azizi een eind te maken aan de terreur van de dictators Toer en Ditta. De Vlaamse-Tunesische schrijfster Laïla Kouba schreef meer boeken over (multi)culturele thema's. Schrijvers zoals zij met een niet-Nederlandse of niet volledig Vlaamse culturele achtergrond vertegenwoordigen een ander perspectief en verrijken daarmee de Nederlandstalige jeugdliteratuur. Het boek De ring van koning Salomo (2016) van Lida Dijkstra ademt ook de sfeer van een oosters sprookje, maar roept eerder morele vragen op dan dat het een duidelijke morele boodschap overdraagt. Hoofdpersoon Sem wordt aangesteld als hulpje in het paleis van koning Salomo en slaat met verbazing gade wat er allemaal aan zijn hof gebeurt. Dit verhaal relativeert de wijsheid van koning Salomo die zowel in de christelijke, islamitische en Arabische traditie spreekwoordelijk is. Sem is er getuige van dat de koning zich steeds vreemder gaat gedragen en ontdekt dat hij in de greep is van demonen. Verschillende passages prikkelen de lezer om zelf een standpunt in te nemen over wat moreel ‘juist’ is. Koning Salomo spreekt bijvoorbeeld zes keer een oordeel uit in een rechtszaak. De dilemma's die aan hem worden voorgelegd nodigen uit om zelf na te denken over wat | |||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||
wijsheid is. Sem bewijst op zijn eigen manier ook meermaals over grote wijsheid te beschikken. Wanneer hij aan het eind van het verhaal besluit om koning Salomo niet op te volgen, omdat hij zichzelf niet slim genoeg vindt, zegt zijn vriendinnetje: ‘Je weet pas veel als je weet dat je niets weet’ (Dijkstra, p. 185). | |||||||||||||||
Universele dierenverhalenAl kenmerkt de cultureel diverse samenleving zich door verschillende achtergronden, meningen en perspectieven, toch is het niet moeilijk om een aantal waarden te noemen die universeel worden erkend. Liefde, rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, vrijheid en vrede worden als ideaal algemeen gedeeld, ook al zal de invulling ervan per cultuur verschillen (zie ook: www.universele-beschaving.nl en www.deugdenproject.nl). Met behulp van verhalen uit de jeugdliteratuur kunnen deze waarden naar voren worden gebracht op een manier die het inlevingsvermogen en het morele denken stimuleert. Lezers kunnen zich identificeren met de held van het verhaal die voor keuzes wordt gesteld die zij in het leven ook moeten maken. Voor de herkenbaarheid is het niet altijd nodig dat de boekenheld dezelfde etniciteit en achtergrond heeft als de lezer. Dierfiguren met algemeen menselijke trekjes bieden voor jonge kinderen juist door hun culturele neutraliteit veel identificatiemogelijkheden. In het onderzoek van Karen Woets naar ontluikende culturele geletterdheid met betrekking tot deugden en dilemma's waren de dierenverhalen dan ook rijk vertegenwoordigd. De fabel is natuurlijk het genre bij uitstek voor het overdragen van universele waarden. Hierbij wordt steeds hetzelfde stramien gevolgd: de dieren worden voor hun ondeugd op humoristische wijze afgestraft en leren daarmee hun lesje. Een van de fabels die kinderen in het onderzoek voorgelegd kregen, was ‘De vos en de ooievaar’ (2010) van Imme Dros. Hierin moet de vos boeten voor zijn gebrek aan gastvrijheid. Nadat hij de ooievaar soep heeft voorgeschoteld in een bord dat te ondiep is voor haar lange, spitse snavel, serveert de ooievaar hem op haar beurt soep in een kruik met een lange, smalle hals. Zo laat ze hem voelen wat hij haar heeft aangedaan. Fabels als deze vormen een scherp contrast met de verhalen ‘De hoed’ en ‘De verrassing’ uit Alle verhalen van Kikker & Pad (2013) van Arnold Lobel | |||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||
die Karen Woets ook voor haar onderzoek gebruikte. Hier geen stereotypering en verwerpelijk gedrag, maar echte karakters die vertederen door hun liefde voor elkaar. In ‘De hoed’ heeft Pad een hoed gekregen van Kikker voor zijn verjaardag, maar die is hem veel te groot. Een ander cadeau wil Pad echter niet. Hij is er blij mee, want hij heeft hem gekregen van zijn beste vriend. Daarom bedenkt Kikker een oplossing. Hij zegt tegen Pad dat hij voor hij gaat slapen aan grootse dingen moet denken, zodat zijn hoofd zal groeien en precies bij zijn hoed zal passen. Stiekem laat hij de hoed krimpen door hem nat te maken en vervolgens op een warm plekje te laten drogen. Zo bereikt hij zijn doel: de volgende ochtend is Pad dolblij dat de hoed precies past en heel tevreden over zichzelf. In het verhaal ‘De verrassing’ proberen Kikker en Pad elkaar tegelijkertijd stiekem te verrassen door in de herfst de bladeren in elkaars tuin bij elkaar te harken. De wind maakt in beide tuinen het werk weer ongedaan, maar Kikker en Pad vallen tevreden in slaap met de gedachte hoe blij hun vriend zal zijn. De onbaatzuchtige liefde die Kikker en Pad in beide verhalen laten zien, maakt hen tot morele rolmodellen. | |||||||||||||||
Verhalen als een kiezelsteenEen nieuwe stroming binnen de jeugdliteratuur vormen de filosofisch getinte verhalen geschreven vanuit een open, zoekende houding (Ghonem-Woets, 2010 p. 10). Er is geen eenduidige moraal, maar er worden vragen opgeroepen waardoor de lezer wordt geprikkeld om zelf naar betekenis te zoeken. Dit is een trend die goed past binnen de huidige cultureel diverse maatschappij. Kinderen worden geconfronteerd met verschillende overtuigingen, geloven en levensbeschouwingen. Ze moeten met die verschillen leren omgaan en te midden van alle onzekerheid hun eigen visie ontwikkelen en voortdurend bijstellen. Dit vraagt om persoonlijke reflectie en een blijvend vermogen tot verwondering. Juist die verwondering biedt ruimte voor nieuwe ontdekkingen en daarmee voor persoonlijke ontwikkeling en groei. | |||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||
In de inleiding van de symposiumbundel Is er meer tussen hemel en aarde? spreekt Karen Woets over verhalen die verwondering oproepen als kiezels die een lawine veroorzaken van nadenken, redeneren, argumenteren, geloven, je identificeren, betekenis ontdekken en zin geven. In deze categorie past bijvoorbeeld Een geheim waar je groot van wordt (2003) van Carl Norac. Het gaat over Salam die niet kan wachten tot hij groot genoeg zal zijn om de wereld te ontdekken. De mensen lachen hem uit: ‘Pas maar op, straks komt er een windvlaag en je waait weg’ (z.p.), en dat is precies wat er gebeurt. Zoekend naar houvast grijpt hij zich onderweg aan alles vast, maar hij houdt daar alleen wat bladeren, een steen, een veer en wat sneeuw aan over. Die bewaart hij in zijn tas. Juist met behulp van deze attributen blijkt hij zich later weer in veiligheid te kunnen brengen, al heeft hij daarbij uiteindelijk toch ook weer de hulp van de wind nodig. De vraag wat nu precies het geheim is waar je groot van wordt, wordt niet expliciet beantwoord. Daarover kan de lezer zelf nadenken. Ook De gans en zijn broer (2014) van Bart Moeyaert is een verhaal dat verwondert en vragen oproept over het leven. Moeyaert verstaat de kunst om aan schijnbaar alledaagse gebeurtenissen een diepe dimensie te geven. In het hoofdstuk ‘Nietig’ heeft de mol zich voor de zoveelste keer in de richting vergist. Alle dieren zijn er getuige van hoe hij in de schuur zijn kop boven de grond steekt, maar alleen de gans en zijn broer zien hoe hij daarbij met een diepe zucht een veertje de lucht in laat schieten. ‘We zijn klein en we kunnen maar weinig,’ zegt de mol. Dat wagen de gans en zijn broer te betwijfelen. Ze vragen hem nog eens iets treurigs te vertellen, iets van diep onder de grond waar hij diep van moet zuchten. | |||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||
‘Ach,’ zei de mol, ‘Wat heeft het voor zin.’ De mol kan hier worden gezien als symbool voor de zoekende mens. Hij probeert de juiste richting te vinden, maar raakt daarbij telkens weer de weg kwijt. De Gans en zijn broer tonen een ander perspectief. Zij vertegenwoordigen de mens die met verwondering om zich heen kijkt en overal betekenis in kan ontdekken. Karen Woets wilde kinderen helpen om zin te geven aan het leven. Met haar onderzoek, artikelen en recensies heeft zij een wind doen waaien die nog lang niet is gaan liggen. Mede dankzij haar staat de morele functie van jeugdliteratuur weer op de kaart. Verhalen kunnen waardevol zijn voor de morele vorming van kinderen. In onze cultureel diverse samenleving kunnen kinderboeken fungeren als een spiegel waarin ze zichzelf kunnen herkennen en een kompas om de wereld om hen heen te verkennen. | |||||||||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Secundaire literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||
|
|