Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 31
(2017)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| ||||
Eilanddagen, verjaardagen, droomdagen...
| ||||
[pagina 197]
| ||||
Jakob - grensfiguur in een liminale tijdruimteJakob Zervakis, de hoofdpersoon in Eilanddagen staat aan het begin van de adolescentie. Hij is twaalf jaar en het is zomervakantie: het niemandsland tussen de basisschool- en de middelbare school-fase. Zijn Nederlandse moeder, bij wie Jakob woont, en Griekse vader zijn al acht jaar uit elkaar. Jakob zag zijn vader vier jaar eerder voor het laatst en voelt geen enkele binding met hem. Toch stuurt zijn moeder hem deze zomer naar zijn vader die een restaurant runt op een Grieks eiland. ‘Jullie willen mij er niet bij hebben,’ zegt Jakob tegen zijn moeder die zelf met haar vriend, Kees, op vakantie naar Thailand gaat. Het vooruitzicht om bij zijn vader te verblijven biedt al evenmin houvast: ‘Hij zit écht niet op mij te wachten hoor’ (pp. 8-9). Jakob was een buitenbeentje op de basisschool, weet niets van vriendschap, niets van verliefdheid. Hij heeft zich het gevoel van ‘er-niet-zijn’ letterlijk toegeëigend: ‘“Ik kan onzichtbaar worden.” [...] “Als ik het wil, dan ziet niemand me. Helemaal niemand. Dan besta ik niet en kijkt iedereen dwars door me heen”’ (p. 91). Jakob bevindt zich niet alleen op het breukvlak van twee levensfasen - een liminale fase (Joosen & Vloeberghs, 2008) -, hij wordt ook neergezet als een figuurlijke niemand, onzichtbaar en passief, nergens bijhorend, overal tussenin: een grensfiguur. Jakob móet een ontwikkeling doormaken, als personage en als jongen die zich na de zomervakantie moet zien te redden op de middelbare school. Samson situeert dat ontwikkelingsproces op een eiland, wat doet denken aan de ‘robinsonade’: een genre dat als historische voorloper van de adolescentenroman wordt beschouwd (Van Lierop, 2010). Waar de vakantie een tijdelijke onderbreking van het normale leven vormt, vormt het eiland daarbij een afgebakende ruimte, los van Jakobs normale leefwereld. Door die afbakening in tijd en ruimte fungeren de eilanddagen als ‘liminale tijdruimte’: | ||||
[pagina 198]
| ||||
Eilanddagen. Verjaardagen. Droomdagen. Je hebt je nog nooit in je leven zo ontzettend gelukkig gevoeld - dat is een sprankelend feit - en tijdens deze wonderlijke dagen lijkt het wel alsof alles mag. (p. 135) Gedurende de ‘eilanddagen’ wordt Jakob Zervakis door anderen ingewijd in verschillende nieuwe sociale posities en categorieën van (volwassen) identiteitsvorming, onder andere gerelateerd aan gender en seksualiteit. Het gekozen vertelperspectief in de jij-vorm en de vele beschouwende passages geven stilistisch uitdrukking aan het feit dat de hoofdpersoon niet met een enkele stabiele identiteit samenvalt. Dit wordt nog eens benadrukt door het gebruik van verschillende namen: ‘Jakob’, ‘Jaak’ en ‘Djakos’Ga naar voetnoot1. Via die verschillende posities ervaart (de lezer met) Jakob hoe aspecten van identiteit vorm krijgen in interactie met de sociale omgeving. | ||||
Van Jakob naar Jaak - ontluikende vriendschap, liefde, en seksualiteitAangekomen bij zijn vader in Griekenland, trekt Jakob zich aanvankelijk terug en werkt zich door de stapel stripboeken die hij heeft meegebracht. Als hij voor de tweede keer aan de stapel begint, heeft zijn vader er schoon genoeg van. Na een stevige woordenwisseling gaat Jakob eindelijk het huis uit, het dorp in. Daar ontmoet hij Michális, ‘die jongen op dat muurtje [met] de meest besmettelijke lach [...] die je ooit hebt gezien’ (p. 32). Michális is de zoon van een Griekse moeder en Nederlandse vader die het Sunset Café aan het strand runnen. Hij is dertien jaar, spontaan, lang, zelfverzekerd, kent alle bewoners van het dorp en herinnert zich zelfs nog dat het hele dorp acht jaar geleden sprak over ‘de Nederlandse vrouw die met haar zoontje vertrok’. Binnen twee bladzijden is Michális een vanzelfsprekend onderdeel van Jakobs verblijf op het eiland: ‘Hij kent jou, je vader en het restaurant en hij zit op dat muurtje alsof hij daar altijd al gezeten heeft - alsof het zo'n beetje zijn muurtje is’ (p. 33). De beschrijving van het gevoel dat Jakob krijgt bij die eerste ontmoeting met Michális, laat ruimte voor ontwikkeling in verschillende richtingen: | ||||
[pagina 199]
| ||||
[...] een enigszins vreemd maar toch allerminst onprettig gevoel [dat] door je lichaam stroomt. Een gevoel dat je - daar ben je zeker van - nooit eerder hebt ervaren en waar je dan ook niet precies de juiste woorden voor weet. (p. 33) Jakobs onwetendheid creëert openheid. Tegelijk roepen zijn ‘ongedefinieerde gevoelens’ een subtiele spanning op. Maatschappelijke verwachtingspatronen met betrekking tot seksualiteit worden in de lezer geactiveerd: in welke ‘categorie’ zullen Jakobs gevoelens voor Michális vallen? Niet veel later wordt die ruimte enigszins afgebakend: ‘Vrienden worden jullie, of zíjn jullie. Heel erg goeie vrienden zelfs’ (p. 45). Die vriendschap luidt voor Jakob een nieuwe tijd in, en een nieuwe identiteit gesymboliseerd door de naam die hij van Michális krijgt: ‘Jaak’. Althans, Jakob is weleens vaker zo genoemd, ‘maar nooit klonk het zo goed als nu’ (p. 41). Jakob noemt Michális in het vervolg ‘Miech’ en de vrienden brengen zoveel mogelijk tijd met elkaar door. Ze voetballen, zwemmen, klimmen in bomen, alles wat we van een vriendschap tussen jonge jongens verwachten. Miech introduceert echter ook een volgend onderwerp ‘waar jij bijna niks van weet - misschien nog wel minder dan van vriendschap’: de liefde (p. 45). Miech heeft sinds de vorige zomervakantie ‘een meisje’: Puck. Ook dit jaar komt ze weer met haar ouders vanuit Nederland naar het eiland, maar pas als Jakob al naar huis is. Zes dagen voor zijn geplande terugreis arriveren Puck en haar ouders echter al. Vanuit de klimboom kijkt Jakob toe hoe Michális ‘zijn meisje’ innig omhelst: ‘Je zit op je tak en weet het zeker: dit was het dan. Vanaf nu heeft Miech jou niet meer nodig’ (p. 59). Jakob verwacht dat liefde boven vriendschap gaat en slechts op twee mensen betrekking kan hebben. Maar Miech en Puck zien dat anders: ‘Het is verwarrend, en dat is het. ... [A]llebei vinden ze het volkomen vanzelfsprekend dat jij er ook de hele tijd bent’ (p. 63). Jakob voelt zich op dezelfde manier aangetrokken tot Puck als tot Miech: ‘Puck heeft precies diezelfde aanstekelijke vrolijkheid als Miech’ (p. 62). Bij hen kán Jakob zich niet onzichtbaar maken. Ze halen hem zelfs over om nog een paar weken langer op het eiland te blijven. Ze vormen een hechte drie-eenheid, door Michális verwoord in de wens ‘Dat wij zijn voor altijd met z'n drieën’ (p. 93): dat ze samen in een huis zullen wonen, samen eten en dingen doen, samen naar bed gaan en weer wakker worden. | ||||
[pagina 200]
| ||||
Het is de mooiste en opwindendste wens die Jakob ooit heeft gehoord. Toch is hij zich ook bewust van het utopisch karakter ervan binnen de maatschappelijke context. ‘Het is prachtig en geweldig en onmogelijk, ja dat ook natuurlijk [...]’ (p. 93, cursivering AdB). Als ze de volgende avond met zijn drieën op het strand zitten en Puck en Miech elkaar - weer eens - zoenen, krijgt Jakobs lidmaatschap van de drie-eenheid ook een ontluikende seksuele kant: ‘Heel rustig en lief - ja, het is lief, het vóélt lief - aait Puck over je been. Dan draait ze haar hoofd opzij, los van Miech, en vlak voordat het gebeurt, wéét je dat het gebeurt. Je zoent. Jij zoent nu. Júllie zoenen’ (p. 120). Zoals de ontmoeting met Michális een nieuwe tijd inluidde, doet deze ervaring dat ook: Jakob kan aan niets anders meer denken dan aan zoenen. Zijn vader merkt dat er iets veranderd is. Hoewel Jakob ontkent dat hij verliefd is, stelt zijn vader hem gerust: ‘Goed,’ zegt hij. ‘Ik snap het. Maar als dat verliefd was wel zo jij moet weten voor mij dat is allemaal oké hè.’ De (ontluikende) seksualisering van de relatie tussen Puck, Miech en Jaak en de open houding van Yiannis suggereren het ‘revolutionair potentieel van de adolescent als literaire configuratie’ om heteronormatieve verwachtingspatronen te destabiliseren (vgl. hoogland, 2015). Jakob stelt echter zelf vast dat hij alleen met Puck wil zoenen, niet met Michális, en zelfs verliefd is op Puck. Daarmee begint hij zijn seksuele identiteit als afgebakende positie te ontdekken: ‘Betekent dit dan dus dat jij op meisjes valt? Het is een vraag waar je niet eerder een gedachte aan hebt besteed, maar nu je erover nadenkt zou het best zo kunnen zijn’ (p. 129, cursief in origineel). Puck belichaamt het ‘revolutionair potentieel’ van de adolescent iets sterker: ‘“Het klinkt vast gek hoor,” zegt Puck. “Maar weet je wat het is? Ik ben geloof ik vooral verliefd op | ||||
[pagina 201]
| ||||
ons.” [...] “Op Miech en op jou en dan met mij erbij samen,” legt Puck uit. “Op ons drieën eigenlijk. Snap je dat?”’ (p. 157). Jakob zegt Puck wel te begrijpen, maar de drie-eenheid is op dat moment al verstoord: Puck en Jakob hebben samen gezoend, zonder Michális erbij, en hebben daarmee een sociale norm overschreden die niet rekbaar blijkt. Michális wil ze nooit meer zien. Deze crisis wordt echter bemiddeld door de veranderde relatie tussen Jakob en zijn vader. | ||||
Van Jakob naar Djakos - identificatie met de vaderfiguur en Griekse afkomstAanvankelijk lijkt er, behalve een biologische, geen band tussen Jakob en zijn Griekse vader Yiannis Zervakis te zijn. In de auto onderweg van het vliegveld naar het restaurant stelt Jakob vast: Hij is geen prater en jij bent geen prater, maar voor de rest zijn er weinig overeenkomsten tussen jullie te ontdekken, en op dit moment voelt het dan ook alsof die man naast je totaal niet jouw vader is. En jij dus ook niet zijn zoon. (p. 14) Jakob identificeert zich evenmin met de Griekse naam waarmee Yiannis hem aanspreekt: ‘Djakos. Slechts één persoon op de hele wereld noemt jou zo. Je kunt je niet herinneren wanneer je voor het laatst aan die rare naam hebt gedacht [...]’ (p. 15, cursief in origineel). Nadat Jakob zich dagenlang met zijn stripboeken heeft opgesloten, komt het tot een stevige confrontatie tussen vader en zoon die eindigt met ‘de meest knetterende knal van de donderbui’: ‘Ik heb ook niet om jou gevraagd hier’ (p. 30, cursief in origineel). Die laatste zin van Yiannis komt hard aan bij Jakob: ‘Je kijkt Yiannis lang en strak aan en weet één ding zeker: die kokende man daar in die keuken is níét je vader’ (p. 31). Dankzij de aanstekelijke vrolijkheid van Michális, die Jakob direct na deze uitbarsting ontmoet, en de bemiddelende rol van Gertie, de vrouwelijke ‘huurder’ die 's nachts bloot door het huis boven het restaurant loopt, wordt de ruzie tussen vader en zoon echter diezelfde dag nog gesust. Op het eiland, in een dorp vol met wat Gertie ‘kruisbestuivingen’ tussen lokale be- | ||||
[pagina 202]
| ||||
woners en buitenlandse toeristen noemt (p. 36), draait Jakobs houding honderdtachtig graden: ‘“Djakos?” Er staat een man in de deuropening en die man is je vader’ (p. 52). Yiannis bekrachtigt zijn eigen positie als mannelijk identificatiemodel, gerelateerd aan Jakobs Griekse afkomst en bijna-volwassenheid, op rituele wijze. Hij biedt zijn zoon huisgemaakte raki - ‘de trots van het eiland’ - aan en vertelt hem de Griekse mythe van het ontstaan van de Grote en Kleine Beer. Jakob vindt zichzelf op dat moment echter nog te jong voor raki, en van het verhaal begrijpt hij weinig. Pas een dag voor vertrek, wanneer Jakob besluit zijn vader te vertellen over de ruzie met Michális en Puck, heeft Yiannis' rituele aanpak wel effect: ‘Raki,’ zegt hij dan. ‘En daarna een verhaal.’ Hij staat op, haalt een fles raki uit de keuken tevoorschijn en giet een flinke scheut in een veel te groot glas. ‘Het kan dat jij bent twaalf,’ klinkt het, ‘maar na alles wat jij mij zegde ik weet jij bent in de hoofd van jou veel ouder.’ (p. 148) Dit keer gaat het verhaal over een man en een vrouw die smoorverliefd waren op elkaar en samen een kindje kregen: ‘de jongetje dat toen wordt geboren is de meest mooie kindje van de wereld’ (p. 149). Het verhaal verklaart waarom Jakobs moeder met hem naar Nederland vertrok. Hoewel het niet goed afloopt, deelt Yiannis de belangrijkste les die hij in het leven geleerd heeft: de liefde - in welke vorm dan ook - is complex, maar toch ‘waar het in het leven om gaat’ (pp. 150-151). Wat Jakob uit het verhaal op moet maken wat betreft de situatie met Michális en Puck is hem niet direct duidelijk. Tot hij besluit te doen waar hij zichzelf eerder nog te jong voor vond: hij neemt zijn allereerste slok(je) raki... ‘En dan plotseling trekt de mist in je kop weg en weet je zeker dat je vader gelijk heeft. Natúúrlijk heeft hij gelijk. Als dit niet goed komt, zijn alle dagen op het eiland voor niks geweest’ (p. 152). | ||||
Tot slot: ontluikende identiteitsvorming als sociaal procesEilanddagen is opgebouwd als een initiatie- of inwijdingsroman (vgl. Van Lierop, 2010, pp. 22-23). De ‘eilanddagen’ vormen daarbij een in tijd en | ||||
[pagina 203]
| ||||
plaats afgebakende ‘liminale ruimte’ waarin de twaalfjarige en nog weinig ‘gedefinieerde’ hoofdpersoon, Jakob Zervakis, als ‘grensfiguur’ verschillende aspecten van volwassen identiteit(en) kan aftasten. Via Michális (of Miech), Puck en zijn vader Yiannis begint Jakob (als Jaak en Djakos) aspecten van volwassenheid, van mannelijkheid en van seksualiteit te ontdekken. Door Jakob als onwetend neer te zetten wat betreft vriendschap, verliefdheid en seksualiteit creëert Gideon Samson met dit personage ook openheid ten aanzien van bepaalde normatieve verwachtingspatronen. Doordat Jakob regelmatig eerst voelt voordat hij zijn gevoel kan definiëren, wordt ‘het subjectieve proces dat nog niet is onderworpen aan de beperkingen en vereisten van een gegeven symbolische orde’ zichtbaar (vgl. hoogland, 2015, p. 154). Zonder (hetero)normatieve verwachtingspatronen expliciet te bekritiseren of te doorbreken, impliceert het verhaal de mogelijkheid van ‘non-normatieve posities’, bijvoorbeeld via Puck die verliefd is op ‘ons drieën’. Door Jakob letterlijk vragen te laten stellen als ‘betekent dit dan dus dat jij op meisjes valt?’ laat het verhaal daarbij de wisselwerking zien tussen individuele ontluikende gevoelens en bredere maatschappelijke categorieën. Eilanddagen thematiseert processen van ontluikende identiteitsvorming die kenmerkend zijn voor de adolescentie. De ontwikkeling die Jakob doormaakt in de liminale tijdruimte van de ‘eilanddagen’, is niet zozeer gericht op inpassing in een enkele helder gedefinieerde identiteit. Gideon Samson belicht juist de veelzijdigheid en dynamiek van identificatie- en initiatie-processen in verschillende relatievormen - vriendschap, ontluikende seksualiteit, vader-zoon-relatie, moeder-zoon-relatie - in interactie met sociale normen. Hoewel de stijl van het verhaal wellicht even wennen is, word je als lezer deelgenoot van een ontwikkelingsproces dat stereotypen uit de weg gaat en (de werking van) normatieve verwachtingspatronen op genuanceerde wijze onderzoekt. | ||||
Primaire literatuur
| ||||
[pagina 204]
| ||||
Secundaire literatuur
|
|