| |
| |
| |
‘Want hij leek net een echt mens’
Opgroeien in Mij niet gezien en Jonathan gaat los van Meg Rosoff
Frauke Pauwels
Jongeren maken zich zorgen over drie dingen: wie ben ik, wie zal ik worden en wie zal van me houden? Het is Meg Rosoff's stellige overtuiging, die de thema's van haar boeken bepaalt en die ze ook in interviews geregeld herhaalt. Wie die vragen aansnijdt, zit gebeiteld.
En inderdaad: Meg Rosoff wordt steevast neergezet als de internationale top van de jeugdschrijvers, afgelopen mei 2016 bekrachtigd met de toekenning van de Astrid Lindgren Memorial Award (ALMA). ‘Each one of her books is unique,’ stelt de jury, ‘and all of her work speaks to both the emotions and the intellect’ (‘Leaves no reader unmoved’). Het voorbije jaar verschenen twee boeken in Nederlandse vertaling: Mij niet gezien (Picture Me Gone, 2013) en Jonathan gaat los (Jonathan Unleashed, 2016), het eerste als jeugdboek, het tweede als titel voor volwassenen. Beide boeken delen verrassend veel: allebei exploreren ze de verwachtingen die aan een bepaalde leeftijdscategorie zijn verbonden, allebei openen ze met een verwijzing naar een hond, in beide boeken zorgen die honden voor verbinding en (zelf)reflectie. Zelf vindt Meg Rosoff die overeenkomst weinig verrassend. ‘Eigenlijk,’ zegt ze, ‘schrijf ik altijd hetzelfde boek. (...) [H]et gaat altijd over identiteit en over in hoeverre je je eigen leven kunt kiezen’ (Kok, 2016, p. 36). Toch zijn er ook duidelijke verschillen: de twaalfjarige ik-verteller Mila uit Mij niet gezien is uitzonderlijk matuur, terwijl de twintiger Jonathan uit Jonathan gaat los maar niet volwassen lijkt te worden. Is hij op zoek naar zijn eigen persoonlijkheid, dan lijkt Mila vooral de persoonlijkheid van anderen van naadje tot draadje uit te pluizen.
Trouw als ze is aan haar thema's, varieert Rosoff met vorm en genres. Dat vraagt uiteraard lezers die bereid zijn het kader van dat genre te hanteren. Mij niet gezien wordt omschreven als een psychologische whodunit, waarin Mila samen met haar vader op zoek gaat naar diens vermiste jeugd- | |
| |
vriend Matthew. Jonathan gaat los leunt aan bij de romantische komedie: de jonge Jonathan zoekt zijn weg in New York en probeert daarbij los te komen van zijn saaie copywritersbaan en conservatieve vriendin Julie, met wie zowaar trouwplannen op stapel staan. Hoezeer vergen Mij niet gezien en Jonathan gaat los een andere leeshouding? En worden de drie sleutelvragen in beide boeken ook beantwoord?
| |
Wie ben ik? Gevoelige personages
‘Hoe kan hij de wereld zo deskundig ontcijferen?’ vraagt Mila uit Mij niet gezien zich af wanneer de peuter Gabriel in haar ‘mislukte afbeeldingen’ de bedoelde eenden, konijnen en eieren ziet (Rosoff, 2016a, p. 214). Dat is meteen ook de centrale vraag in het boek: hoe lees je de werkelijkheid om je heen, en hoe leef je daar vervolgens naar? Kapstok voor dat onderzoek is de verdwijning van haar vaders beste vriend Matthew, net op het moment dat haar vader en zij vanuit Londen naar Noord-Amerika zouden reizen om hem na jaren een bezoek te brengen. Eerder dan de vraag waar Matthew zich ophoudt en of hij nog leeft, houdt de vraag waarom hij verdween de lezers bij de les. Mila graaft steeds dieper in een kluwen van ‘volwassen’ problemen, waardoor het personage en de jonge lezer de kans krijgen om zich fast-forward tegenover zaken als relaties, ontrouw en ouderschap te profileren en geldende sociale waarden te exploreren. In Jonathan gaat los is Jonathan
| |
| |
vooral zichzelf kwijt. Terwijl hij wanhopig probeert om te voldoen aan ‘het concept van het volwassen leven’ (Rosoff, 2016b, p. 99) (met een appartement, een vriendin, een baan) ontspoort hij helemaal tot hij wartaal spreekt en mensen als cartoonfiguren ziet, op een manier die doet denken aan Snapchat-animaties in real life. In beide boeken zit er dus ruis op de interpretatie van informatie, wat Rosoff expliciet uitwerkt door de taal te problematiseren. In Jonathan gaat los gebeurt dat vrij letterlijk, door Jonathans verlies van betekenisvol spraakvermogen. In Mij niet gezien is het vooral Gils vertalerschap dat daartoe aanzet. Rosoff vergroot haar personages uit tot ze op de onderliggende psychische mechanieken kan inzoomen.
Mila wordt op de achterflap geschetst als meisje met een ‘bijzondere gave’, maar eerder dan op een paranormale vorm van helderziendheid wijzen de beschrijvingen in het boek op hoogsensitiviteit. De keuze voor dat personage is boeiend - en niet alleen omdat hoogsensitiviteit de voorbije jaren sterk in de kijker is komen te staan. Om te beginnen vangt deze vroegwijze twaalfjarige ten dele de moeilijkheden en beperkingen van een kindpersonage op, in wie de jonge lezer zich zou moeten herkennen, maar die ook informatie en (levens)lessen zou moeten overbrengen, moeizaam laverend tussen identificatie en didactiek (Nikolajeva, 2001, pp. 435-437, 449). Terwijl Mila het raadsel ontrafelt en mogelijke aanwijzingen bij elkaar puzzelt, communiceert ze tal van inzichten in de psychologie van de mens. Dat ‘leeftijd en bedrevenheid niet altijd gelijk opgaan’ (p. 11) illustreert Rosoff door naast de mature Mila een vader te plaatsen die ‘in een eigen wereld in zijn hoofd’ leeft en voor wie het beter is ‘om gezelschap te hebben op reis, om hem op het goede spoor te houden’ (p. 8). Helemaal overtuigend is die vader overigens niet: als vertaler van fictie, waarvoor je - zegt hijzelf - ‘een kameleon moet zijn om in de huid en het hoofd van een ander te kruipen’ (p. 201), toont hij wel erg weinig empathisch vermogen.
Naast haar socio-emotionele voorsprong is ook Mila's gevoel voor detail een goede zet in dit boek met trekjes van een mysterie- of detectiveroman: ze bijt zich net zo vastberaden in raadsels vast als de hond waarnaar ze is vernoemd. Mila neemt details uit haar omgeving bliksemsnel op, voelt stemmingen haarfijn aan en slaagt er ook in die observaties te combineren in een plausibele interpretatie. Rosoff weet de vaststellingen bovendien vaak zo verfrissend weer te geven dat de ervaringswereld van de lezer al net zo rijk
| |
| |
aangesproken wordt. Zo zegt Mila over het huis van haar vriendin Caitlin dat het ‘doods [voelde], alsof iemand er met een rietje alle kleuren uit had gezogen’ (p. 27). Op enkele punten klinkt te veel een volwassen levenservaring door, zoals wanneer Mila aanvoelt dat een serveerster zwanger is zonder dat die dat zelf lijkt te weten (p. 69), of bij Mila's scherpe bewustzijn van haar eigen kracht: ‘Ik ben niet een soort mystica; ik zie gewoon een constellatie van piepkleine feitjes, zo klein dat andere mensen ze niet opmerken’ (p. 108). Minder geloofwaardig is Mila op het emotionele vlak, verrassend stabiel als ze is voor een hooggevoelige twaalfjarige. Goed, er zijn enkele momenten waarop ze aangeeft in haar hoofd ‘een map vol akelige beelden’ (p. 97) te hebben of dat ze zich terugtrekt onder ‘de donkere wollen dekens als een tent’ (p. 211), maar veel gebeurtenissen beleeft Mila heel gelijkmatig. Dat maakt haar soms meer verteller dan personage: ze lijkt buiten de gebeurtenissen te staan en de manier waarop het verhaal aan de lezer wordt doorgegeven is belangrijker dan de plot zelf. Rosoffs authentieke vertelstijl waarbij gedachten en dialogen in elkaar overvloeien zonder aanhalingstekens en waarbij slechts spaarzaam benoemd wordt wie op welke manier spreekt, leent zich daar dan ook uitstekend toe.
Hoe krachtig Mila als verteller en personage ook is, de keuze voor haar omvattende inzichten beperkt de narratologische mogelijkheden van de auteur. Spanning ontstaat immers in het speelvlak tussen wat de lezer weet en wat het personage weet, en hier krijg je een personage dat de kleinste details opmerkt en meteen ook duidt. Als lezer krijg je dus nauwelijks de kans om haar te slim af te zijn. Mij niet gezien moet dan ook in de eerste plaats gelezen worden als een psychologische roman en niet als het mysterieverhaal dat het ook had kunnen zijn. Enkele subtiele vooruitwijzingen naar de omstandigheden van het overlijden van Owen, de oudste zoon van Matthew, tonen hoe Rosoff ook dit evenwicht bewust heeft afgewogen - en vormen meteen ook het bewijs dat Mila's observatievermogen niet feilloos is, zodat de ware toedracht van Matthews verdwijning (ook?) voor haar toch nog als een verrassing komt.
Nog minder speelruimte heeft de lezer van Jonathan gaat los, waarin het verhaal van de zoekende twintiger Jonathan breed wordt uitgemeten. De authentieke vertellende personages uit Rosoffs jongerenromans als Hoe ik nu leef en Mij niet gezien maken hier plaats voor een traditioneler vertelstijl
| |
| |
die sterker op de buitenkant is gericht. Toch krijgt ook in dit boek de gedachtewereld veel aandacht. Anders dan Mila, legt Jonathan elke verantwoordelijkheid buiten zichzelf en heeft hij anderen nodig om tot inzicht te komen. Vanaf het begin van het boek projecteert hij zijn angsten, behoeftes en bekommernissen op de honden van zijn broer, waarop hij past tijdens diens lange buitenlandse verblijf. Zo belandt hij buitensporig vaak bij de dierenarts die uiteindelijk zijn redding zal blijken. Rosoff speelt bewust met het verhaalpatroon van de romantische komedie, maar weet (of wil?) het niet volledig te overstijgen. De uitgestelde ‘coming of age’ van Jonathan, die ondanks zijn leeftijd maar niet tot volwassen keuzes lijkt te kunnen komen, gaat gaandeweg wat op de zenuwen werken en Rosoffs nonconformistische levensvisie wordt al te expliciet in de mond van de honden of Jonathans collega en ‘spirituele leider’ Greeley gelegd.
Rosoff heeft als geen ander haarscherp inzicht in hoe individuele identiteit en maatschappij interageren, maar de expliciete verwoording ervan in Jonathan gaat los leidt bij de lezer eerder tot een gezapige bevestiging dan tot een prikkelende bevraging. Sterker is het wanneer Rosoff menselijke gedragingen en maatschappelijke tendenzen inbedt in het verhaal, zoals wanneer ze Julies opluchting beschrijft na Jonathans instemming om ondanks zijn inzinking de bruiloft te laten doorgaan, live gestreamd, volledig betaald en exclusief in beeld gebracht in het bruidsmagazine van Julies werkgever Bridal-360: ‘Niet omdat ze niet over hun toekomst twijfelde, maar omdat ze meer tegen het gesprek met Lorenza opzag dan tegen een leven lang met de verkeerde man’ (p. 206).
Betaalt dit boek de tol van het genre en leest het nu en dan als Jonathans leven (‘als een stripverhaal: tweedimensionaal’, p. 21), Rosoffs gevoel voor humor krijgt er wel ruim baan - en de kunst van een goede komedie mag niet worden onderschat. Humor ontstaat hier niet alleen vanuit de fantasie-flitsen in Jonathans denkwereld, maar ook vanuit de spitse dialogen en de contradictie tussen dialogen en gedachten, waarbij één zorgvuldig gekozen woord alles wat voorafgaat onderuit kan halen, zoals wanneer ze hun huwelijk bespreken om dan te besluiten: ‘Het was goed dat ze dit besproken hadden. Ze voelden zich allebei beter nu./ Hun begrafenis zou één groot feest worden’ (p. 165). Die lapsus wordt al snel ten top gevoerd in de eerder genoemde zenuwinzinking en spraakaandoening, waarbij het schrijfplezier er
| |
| |
voelbaar vanaf spat. In een scène waarin de styliste Lorenza en zijn verloofde Julie zich naast zijn ziekenhuisbed druk maken om de bruiloft en Jonathan wil dat ze hem alleen laten, pikt ook vertaalster Betty Klaasse vlot in op dat taalspel: ‘Droppot, dacht Jonathan. En blijf gedropot’ (p. 183).
Rosoff stelt dat ze twaalf jaar nodig had om haar woede op de reclamewereld, waarin ze lange tijd werkte voor ze schrijfster werd, te kunnen beteugelen met humor (De Veen, 2016, p. 1). Onder het jargon waarmee ze de marketingsector parodiërend in zijn hemd zet, schemert echter bovenal een verhaal over authenticiteit en identiteit. Welke vorm Rosoff ook probeert, dit thema speelt toch steeds een rol. Niet toevallig wil ook Jonathan ‘de marketingwereld op haar knieën (...) dwingen, het vlijmscherpe zwaard van de waarheid diep tussen haar schouderbladen (...) stoten en zich vervolgens zegevierend boven haar (...) verheffen terwijl ze langzaam aan zijn voeten doodbloedde’ (p. 94). Jonathans beeldtaal is daarbij duidelijk gevoed door zijn liefde voor strips, die een uitlaatklep vormt voor zijn creativiteit. Ergernissen, ontmoetingen en belevenissen krijgen een plaats in The New York Inferno, ‘de komische strip waarin de ziel van een bordercollie een jonge dichter door de negen cirkels van de New Yorkse onderwereld leidt’ (p. 42) - eens te meer een projectie, want Jonathans ‘echte Dante’, de hond, is van onschatbare waarde voor zijn groeiproces.
| |
Wie zal ik worden? Roadtrip en helletocht
Denken over kindheid en volwassendom blijft Rosoff's stokpaardje. Hoe verschillend ook, beide boeken - en bij uitbreiding Rosoff's volledige oeuvre - draaien rond ‘the mystery of adulthood and where it comes from’ (Hickling, 2016). Na zijn dwaaltocht in de intense stad New York, vindt Jonathan uiteindelijk rust in de bossen. Eenzelfde beweging van stad naar platteland maakt Mila, wanneer de zoektocht naar Matthew haar via een roadtrip naar zijn boshut brengt. Daarmee bevat ook Mij niet gezien een tocht die de overgang van kind naar volwassene symboliseert, een motief in veel adolescentenromans. Mila's geoefende introspectie leidt ertoe dat ze die gelaagdheid ook zelf ziet: ‘We zijn op zoek naar Matthew, maar ontdekken steeds andere dingen’ (p. 136).
| |
| |
Ondanks de vele relativerende opmerkingen met betrekking tot ouderdom, is Mila zich sterk bewust van haar groeimogelijkheden: ‘Ooit zal ik meer van die dingen begrijpen. Op dit moment hoef ik er alleen maar goed over na te denken’ (p. 77).
Hoewel de boshut, waar Mila Jake ontmoet en de eerste puzzelstukken op hun plaats vallen, gezien zou kunnen worden als een eerste liminale ruimte die haar groei kenmerkt, is het vooral de ontdekking van de leugen die voor Mila een breuk betekent: ‘Ik word door blinde woede overvallen en voor de eerste keer in mijn leven schreeuw ik tegen mijn vader’ (p. 174). Geen groei zonder barsten, blijkbaar.
| |
Wie zal van me houden? Hechting en vriendschap
Dat die leugen en de woede tegenover haar vader zo'n kentering betekenen voor Mila moet gelezen worden in het licht van de relaties binnen hun gezin. De hechte band tussen Mila, haar vader en haar moeder staat in scherp contrast met de vele dysfunctionele gezinnen in jeugdliteratuur. De gezinnen waarmee ze onderweg in aanraking komt, zijn dat ook: er is het ongelukkige huwelijk bij haar vriendin Caitlin, het moeizame gezin van Matthew, met de overleden Owen en de jonge peuter Gabriel, de alleenstaande moeder en haar zoon Jake, die bovendien ook Matthews zoon blijkt te zijn. Ook in Jonathans omgeving zijn gelukkige relaties niet dik gezaaid. Hoe relaties werken, zowel in het gezin als in vriendschappen, is dan ook een tweede groot thema in beide boeken. In Mij niet gezien worden de onderlinge verhoudingen vaak door de ruimte gesymboliseerd. Mila leest de ruimtes af zoals een dokter het lichaam bestudeert om een ziektebeeld vast te stellen. De boshut lijkt ‘licht te ademen door bewoning’ (p. 107) en de grote glazen kubus waarin Matthew en Suzanne wonen, staat haaks op de vele geheimen die het gezin blijkt te dragen. Zichtbaarheid versus onzichtbaarheid wordt verder uitgewerkt in andere motieven, zoals de aanhoudende sneeuw - ‘Alles ziet er schoon en nieuw uit en deze smetteloze wereld bevalt me, ook al weet ik dat er allerlei prikkeldraad en dode dingen onder schuilgaan’ (p. 188) - en het glas - ‘Matthews signalen zijn geblokkeerd, alsof er een paar centimeter onder zijn huid een glazen wand zit’ (p. 191). Ook Mila exploreert die tegenstelling: ‘Ik verlang zowel naar een beetje onzichtbaarheid als naar iemand
| |
| |
die me doorziet’ (p. 186). Mila's verhaal is minder van romantiek doordrongen dan dat van Jonathan, maar in Jake vindt ze toch een eerste liefde, iemand met wie ze op dezelfde golflengte zit.
Tegelijk met haar zoektocht naar Matthew en de verhalen van haar vader over hun jeugdvriendschap, reflecteert Mila op haar eigen bochtige vriendschap met Caitlin, die ze in flashbacks en korte (sms)gesprekken schetst. Net als voor Mila en haar vader in Mij niet gezien functioneert zo'n jeugdvriend voor Jonathan in Jonathan gaat los als ijkpunt en steunpilaar, iemand aan wie je je kan spiegelen of tegen kan afzetten en met wie je een pak ervaringen deelt. Niet toevallig ziet alleen Max er tijdens Jonathans inzinking ‘precies uit als zichzelf’ (p. 184), terwijl alle anderen het uiterlijk aannemen van animatiefiguren en vervloeien tot parodieën van zichzelf. Dat die trouwe vriend geenszins een doorslag van jezelf hoeft te zijn, blijkt uit de beelden waarmee de onderlinge verhoudingen worden geschetst en uit de pleidooien voor eerlijkheid en authenticiteit. De eersten die door elk vals vertoon prikken en waarheden blootleggen zijn steeds weer de honden, zoals ook elders in Rosoffs oeuvre.
| |
Hondstrouw
Zo de hond, zo het baasje, wordt wel eens gezegd. Net zoals de honden die in meerdere van Rosoffs boeken een rol spelen bij de psychologische groei van de personages, zet Meg Rosoff met haar werk aan tot inzicht in de drijfveren, behoeftes en onzekerheden van jonge mensen én volwassenen. Trouw aan haar uitgangspunt is Meg Rosoff dus zonder twijfel. Zowel Mij niet gezien als Jonathan gaat los reiken mogelijke antwoorden aan op de vragen ‘Wie ben ik? Wie zal ik worden? Wie zal van mij houden?’.
Toch doen ze dat niet op dezelfde manier. Terwijl Mila haar denken blootlegt en zo ook de lezer meeneemt naar nieuwe inzichten, steunt de humor in Jonathan gaat los op de herkenning van psychische mechanieken - ziedaar een van de mogelijke redenen om het ene als jeugdboek en het andere als roman voor volwassenen te beschouwen. Daarnaast leunen ze elk aan bij een ander genre, wat andere verwachtingen bij de lezer genereert. Of althans, zo zou het moeten: wie bij Rosoff telkens eenzelfde leeservaring
| |
| |
verwacht, komt bedrogen uit, en niet elk genre blijkt even geschikt voor Rosoffs stem.
Zelf ziet ze zich op de eerste plaats ‘as a stylist interested in character, rather than a constructor of plots’ (Walton, 2016). Dat haar kracht daarin ligt, bevestigen ook deze boeken. Mij niet gezien en Jonathan gaat los halen je wereldbeeld niet onderuit, maar brengen existentiële bedenkingen samen in een verfrissende vorm en een overtuigend geheel. De scherpe karakterisering van de personages onderstreept Rosoffs psychologische inzicht en stilistische vakmanschap. Alweer.
| |
Primaire literatuur
Rosoff, Meg, Mij niet gezien. Vertaling Jenny de Jonge. Amsterdam, Luitingh-Sijthoff, 2016. |
Rosoff, Meg, Jonathan gaat los. Vertaling Betty Klaasse. Amsterdam, Luitingh-Sijthoff, 2016. |
| |
Secundaire literatuur
Hickling, A., ‘Review of Jonathan Unleashed.’ In: The Guardian, 24 februari 2016. |
Kok, M., ‘Wie wil er nou normaal zijn?’ In: Het Parool, 12 mei 2016, pp. 36-37. |
‘Leaves no reader unmoved.’ Geraadpleegd op 22 januari 2017 via: http://www.alma.se/en/award-winners/2016/More-about-Meg-Rosoff/ |
Nikolajeva, M., ‘The Changing Aesthetics of Character in Children's Fiction.’ In: Style, 35 (3), 2001, pp. 430-453. |
Veen, T. de, ‘God heeft er een potje van gemaakt; Meg Rosoff.’ In: NRC Handelsblad, 20 mei 2016, p. 1. |
Walton, J., ‘Jonathan Unleashed by Meg Rosoff, review: “extremely funny”.’ In: The Telegraph, 12 februari 2016. Geraadpleegd op 22 januari 2017 via: http://www.telegraph.co.uk/books/what-to-read/jonathan-unleashed-by-meg-rosoff-review-extremely-funny/. |
|
|