Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |||||||||||
Gewoon met het hart geschreven
| |||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||
Kattenplein, kortweg het Kattenpleintje genoemd. Aan het pleintje wonen ook drie ‘kleintjes’ en een puber die een kleine rol in de verhalen spelen. In ieder deel van de serie, er zijn er inmiddels drie verschenen, speelt een ander kind de hoofdrol. Alle verhalen spelen zich op of rond het Kattenpleintje af. | |||||||||||
Sensatie, een doorzichtig plot en altijd een happy end?Een van de kenmerken die Ghesquière aan triviale series toekent is de zucht naar sensatie (Ghesquière, 2009, p. 180). Van Coillie voegt daaraan toe dat de verhalen in serieboeken vaak een doorzichtig plot hebben met een happy end waarbij de hoofdpersonen als held voor de dag komen. Ernstige maatschappelijke of psychische problemen worden niet benoemd (Van Coillie, 2000, pp. 86-87). In hoeverre voldoen de serieboeken van Vriens aan deze criteria?
Vriens kiest in zijn serieboeken niet voor een alledaagse setting, niet ieder kind groeit op in een hotel of aan een pleintje, maar heel sensationeel kunnen we deze keuzes niet noemen. In beide gevallen werd Vriens geïnspireerd door zijn eigen ervaringen; hij groeide op in een hotel waar zijn ouders de baas waren en hij woonde zelf vaak aan een pleintje. De plot in de serieboeken van Vriens is overzichtelijk. Hij werkt in ieder boek twee verhaallijnen uit en een aantal daarvan zijn weinig verras- | |||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||
send. In een serie die zich afspeelt in een hotel kun je een geheimzinnige gast verwachten, evenals een hoteldief of een ontsnapte muis. Ook in de serie verhalen rond het Kattenpleintje zijn onderwerpen als een pleinfeest of de bedreiging van de speelruimte niet opzienbarend. We zien bij Vriens geen verrassende en/of sensationele keuzes omtrent de plot. De kracht van Vriens ligt bij de plotuitwerking. Hij legt veel nadruk op de onderlinge verhoudingen en hij heeft geen spectaculaire uitgangspunten nodig om deze te beschrijven en daarmee de lezer te boeien. In De bende van De Korenwolf staat het gezinsleven van de familie Maassen centraal waarbij de driftbuien van vader Maassen, de puberperikelen van Pepijn en de kleuterlogica van Nina terugkerende elementen zijn. Ook in de avonturen rond het Kattenpleintje draait het voornamelijk om de onderlinge verhoudingen. De verhalen van Vriens kennen altijd een happy end, want zo zit hij in elkaar. Hij is pas tevreden als kinderen het boek dichtslaan met de zucht ‘Zo mooi, zo mooi!’ (Van Lenteren, z.j.). Dus worden dieven betrapt, muizen gevangen en ruzies bijgelegd en is het vaak feest op de laatste bladzijden van het boek. De goede afloop is meestal te danken aan de inzet van verschillende personen. De toon van Vriens' verhalen is licht, maar hij schuwt het aansnijden van maatschappelijke problemen niet. Soms stipt hij een maatschappelijke trend alleen even aan, bijvoorbeeld als hij de knorrige kelner uit hotel De Korenwolf de kinderen laat wegsturen met de opmerking ‘Dat komt hier maar binnenvallen met een hele horde. En er zit zelfs een zwarte bij!’ (De ontvoering van de zwarte prinses, p. 13). In de serie De kinderen van het Kattenpleintje spelen maatschappelijke problemen een grote rol. Daar is onder andere aandacht voor vechtscheidingen, dementerende ouderen, cultuurverschillen en adoptie. Maar ook de kinderen van hotel De Korenwolf krijgen te maken met maatschappelijke problemen, zo proberen ze in De ontvoering van de zwarte prinses een vluchtelinggezin te helpen dat dreigt te worden uitgezet. Vriens kiest in zijn serieboeken dus niet voor sensationele avonturen in een spectaculaire omgeving. De verhalen in beide series gaan vooral over hoe de personages met elkaar omgaan en gezamenlijk problemen | |||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||
oplossen. Vriens schuwt het bespreken van maatschappelijke of psychische problemen niet, maar de afloop is altijd goed of hoopvol. | |||||||||||
Echte kinderen met grote emoties?Van Coillie stelt dat de personages in triviale serieboeken veeleer typen zijn dan mensen van vlees en bloed. Het zijn stereotiepen (bijvoorbeeld de dikke jongen die voor de komische noot zorgt of de vlekkeloze held) die niet evolueren. Als ze veranderen doen ze dat te bruusk. De emoties van de personages komen hoofdzakelijk tot uiting in expliciete aanduidingen (Van Coillie, 2000, p. 87). Bovenstaande opsomming leidt tot de twee vragen. Ten eerste of de personages van Vriens stereotiepen zijn en eventuele karakterveranderingen geloofwaardig worden beschreven en ten tweede op welke wijze Vriens de emoties van zijn personages beschrijft. Vriens wil schrijven over levensechte kinderen die actief naar oplossingen zoeken (Van der Pennen, z.j.). In zijn series komen oplossingen door samenwerking tot stand. Om dat geloofwaardig te kunnen doen creëert hij personages die dicht bij de beoogde lezersgroep staan: gewone jongens en meisjes. De hoofdpersonen van De kinderen van het Kattenpleintje worden in ieder deel aan het begin van het verhaal geïntroduceerd met een korte karakterbeschrijving en een illustratie. In deze introductie is weinig ruimte voor nuancering en op het eerste gezicht voldoen de hoofdpersonen aardig aan een aantal veelvoorkomende stereotypen: het verlegen meisje dat niet veel zegt, ‘maar als ze wat zegt, is het vaak iets slims’ (Mei-Lan), de altijd vrolijke grappen makende jongen die heel soms heel erg kwaad kan worden (Max), het dappere meisje dat eerst doet en dan denkt (Steffie), de vredesduif (Karlijn), de nerd (Sjoerd) en het mooie nuffige meisje dat (te) vaak gilt (Féline). In De bende van De Korenwolf worden de personages niet vooraf geïntroduceerd, de lezer leert ze gaandeweg kennen. Ook zij kunnen met enkele woorden omschreven worden: Eefie is goed in oplossingen bedenken, Joost is een slimme nerd met een voorkeur voor techniek en een uitstekende smoezenverzinner, Pepijn is een dwarse eeuwig verliefde | |||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||
puber, vader Maassen is een hardwerkende man op het randje van overspannenheid, moeder Maassen ondersteunt haar man en kinderen, kleine Nina is de benjamin van de familie en oma is de liefste ter wereld tot ze kwaad wordt. Beide series kennen een aantal vaste bijfiguren, in De kinderen van het Kattenpleintje zijn dat de andere bewoners van het plein en in De bende van De Korenwolf is dat het personeel. Er is een opvallende overeenkomst tussen de minder sympathieke figuren: de knorrige ober Goemie uit hotel de Korenwolf en de chagrijnige meneer Stekelthee die met zijn vrouw aan het Kattenpleintje woont. Beide heren houden niet van kinderen en zouden graag in een overzichtelijk geordende wereld wonen waarin ieder leeft naar hun regels. Op het eerste gezicht lijken Vriens' personages eenzijdig getypeerd, maar dat is te kort door de bocht. Vriens heeft geloofwaardige personages nodig om geloofwaardige oplossingsprocessen te kunnen beschrijven. Dus lukken de plannetjes van Eefie niet altijd, moet Joost regelmatig andere kwaliteiten dan zijn technisch vernuft inzetten, heeft Pepijn diep verdriet als zijn verkering uitgaat, is oma eigenwijs waar ze dat niet zou moeten zijn en blijkt zelfs meneer Goemie een vriendelijke kant te hebben. Ook de kinderen van het Kattenpleintje laten verschillende kanten van hun karakter zien, al blijven hun specifieke eigenschappen onveranderd. Regelmatig laten ze weten wat ze van elkaar vinden en daarmee wordt duidelijk dat bepaalde gedragingen verschillend beleefd kunnen worden. Max vraagt bijvoorbeeld begrip voor Sjoerds stugge gedrag en Steffie schiet in de lach waar andere zich ergeren aan Félines gegil. Jacques Vriens is zeker geen schrijver die emoties onnodig vaak benoemt. Hij geeft door middel van korte toevoegingen aan welke emoties een rol spelen. Bijvoorbeeld in deze dialoog uit De ontsnapping van de brullende muis: ‘Niks ja maar pap! Het is mooi geweest, naar kostschool met jullie!’ | |||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||
Vader Jan ziet het. ‘En nu is het géén loze kreet. Jullie gaan allemaal naar kostschool, vandaag nog!’ De personages in de serieboeken van Vriens hebben een aantal vaste karaktereigenschappen die in elk seriedeel onveranderd blijven. Toch zijn de personages geen stereotiepen, soms doen ze onverwachte dingen en dat pakt de ene keer goed uit, en de andere keer niet. | |||||||||||
‘Ik ben geen Griffelauteur, maar ik schrijf toch echt geen pulp’Ga naar voetnoot1Van triviale boekenseries worden weinig literaire eigenschappen verwacht. Van Coillie benoemt de volgende kenmerken die veelvuldig in triviale serieboeken te vinden zijn: een fragmentarische verhaalopbouw zonder duidelijke verhaallijn, een makkelijke chronologische tijdsstructuur, een voorspelbare spanningsopbouw, een overduidelijk auctoriaal vertelstandpunt met veel vertellerscommentaar, een vlakke, overdreven of opgeklopte stijl met veel adjectieven, verklarende zinnen en clichés en goedkope humor met een voorkeur voor gooi-en struikeltoestanden (Van Coillie, 2000, pp. 86-87). In hoeverre komt Vriens' schrijfstijl nu met bovengenoemde punten overeen? | |||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||
Verhaal-en spanningsopbouwVriens verhaalopbouw is zeker niet fragmentarisch. In beide series zijn de verhaallijnen helder en goed te volgen. Om de verhaallijn vast te houden maakt Vriens regelmatig gebruik van de personages die graag verslag doen. In De bende van De Korenwolf is dat Joost, die dan als radioverslaggever naar voren treedt en op humoristische wijze verslag doet van de ontstane situatie. Op die manier geeft Vriens de lezer op speelse wijze een structurerende samenvatting van bijvoorbeeld de voorgeschiedenis van een probleem. Een voorbeeld hiervan zien we in De ontsnapping van de brullende muis: ‘Luisteraars, sinds een week heeft Nina Maassen een muis. Ze wilde graag zo'n lief klein piepertje voor haar verjaardag. Maar haar vader, de heer Jan Maassen, was fel tegen. “Geen beesten in mijn hotel!” riep hij. Na lang aandringen van de rest van de familie, zélfs van oma, gaf de heer Maassen toe. Vooral dankzij de bekende puber Pepijn Maassen. Die sprak namelijk de historische woorden: “Ouwe, doe niet zo achterlijk, geef onze Nina toch een muis.” Ook de serie De kinderen van het Kattenpleintje kent een personage dat graag een en ander samenvat: Sjoerd. Hij stelt zich regelmatig op als een ware detective die met een boekje in de hand feiten, veronderstellingen en mogelijke acties opsomt. In tegenstelling tot Joost doet hij dat niet met humor. Sjoerd heeft een voorkeur voor moeilijke woorden, waar de andere vaak commentaar op hebben.
Vriens kiest in zijn boeken voor een chronologisch tijdsverloop en hij maakt geen tijdsprongen in het verhaal. Sporadisch wordt iets uit het verleden verteld, maar dat is een uitzondering. Het tijdsverloop in de verhalen is hooguit enkele weken. Zoals iedere andere serie hebben De bende van De Korenwolf en De kinderen van het Kattenpleintje een aantal vaste elementen die in elk ver- | |||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||
haal terugkomen, zoals de setting van het verhaal en de personages. Door in ieder deel de vaste seriekenmerken te benoemen kunnen de losse delen in willekeurige volgorde worden gelezen. Vriens verwerkt de noodzakelijke serie-informatie soepel in zijn verhalen en kiest daar verschillende manieren voor. Zo wordt in De bende van De Korenwolf in ieder deel beschreven hoe de bende is ontstaan, wat het betekent om in een hotel te wonen, hoe het dagelijkse leven eruit ziet en wat de belangrijkste karaktereigenschappen van de hoofdpersonen zijn. Soms staat die informatie in het begin van het verhaal, soms pas veel later; het verloop van het verhaal is daarbij bepalend. Vriens heeft ook oog voor detail, zo kloppen bijvoorbeeld de beschrijvingen van het interieur altijd en blijft de samenstelling van Nina's vriendengroepje hetzelfde. Bij De kinderen van het Kattenpleintje heeft Vriens het zichzelf makkelijk gemaakt door ieder boek te openen met een voorstelronde van de personages en een plattegrond van het Kattenpleintje. Sommige verhalen in Vriens' series hebben een voorspelbaar verloop omdat we mogen vertrouwen op de goede afloop. Dus wordt een ontsnapte muis op tijd gevangen, dieven worden ingerekend en ruzies bijgelegd. Een opvallend stijlkenmerk van Vriens' serieboeken is dat het verhaal ondergeschikt is aan de beschreven interacties. Wat de aandacht van de lezer vooral vasthoudt is de manier waarop de personages tot oplossingen komen. Bij Vriens is de gelukkige afloop altijd het gevolg van samenwerking en compromissen sluiten. | |||||||||||
Vertelstandpunt en pedagogische boodschapVriens vertelt zijn verhaal voornamelijk door middel van dialoog. In een interview geeft hij aan dat hij zich tijdens het schrijven zoveel mogelijk identificeert met zijn personages: ‘Mijn vrouw zegt altijd dat ik zit toneel te spelen achter mijn computer’ (Ahles, z.j.). Als er een probleem moet worden uitgelegd kiest Vriens nooit voor een auctoriaal vertelstandpunt, hij geeft een van zijn personages het woord. Een mooi voorbeeld daarvan staat in het eerste deel van De kinderen van het Kattenpleintje waarin opa Deutz in enkele zinnen uitlegt wat dementie is, hoe hij dat beleeft en wat de gevolgen kunnen zijn (Steffie en de mislukte inbrekers): | |||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||
‘Ze wil me wegdoen!’ roept opa verontwaardigd. ‘Gewoon wegdoen!’ Ook voor het overbrengen van zijn pedagogische opvattingen gebruikt Vriens geen auctoriaal vertelstandpunt waarin hij de lezers specifiek wijst op de lessen die geleerd moeten worden. Wel laat hij zijn personages meningen uitspreken die een duidelijke pedagogische ondertoon hebben. Een voorbeeld daarvan staat in Max en de ontplofte vriendschap waar Steffie Max erop aanspreekt dat hij zijn ruzie met Sjoerd niet heeft uitgepraat: ‘Dus jullie doen gewoon of er niks gebeurd is, terwijl jullie elkaar half vermoord hebben. Je moet het uitpraten met elkaar anders wordt het niks meer met die vriendschap’ (p. 92).
Respectvol met elkaaromgaan is een rode draad in Vriens' boeken. Dat wordt het meest zichtbaar in De bende van De Korenwolf waar de kinderen Maassen met de paplepel wordt ingegoten dat ze beleefd moeten zijn tegen de gasten en het personeel. Er wordt in principe altijd met respect over de gasten en meneer Goemie gesproken. Een typerende bijnaam voor een heel vervelende gast wordt door de vingers gezien, maar er wordt niet denigrerend over gasten gesproken en al helemaal niet over ober Goemie. Het is opvallend dat in het laatste deel van de serie, Het geheim van de zoenende gasten, met dit uitgangspunt wordt gebroken. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat dit boek op een musical is gebaseerd waarin ver- | |||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||
haallijnen van eerdere boeken zijn samengebracht. In dit boek wordt de bende met een gast geconfronteerd die een opmerking maakt over het uiterlijk van Pepijn. Eefie pikt het niet en antwoordt ‘stoer’: ‘Meneer, mijn grote broer Pepijn moet zélf weten wat hij aantrekt. Daar hebt u niks mee te maken.’ Nina doet er zelfs nog een schepje bovenop: ‘Ik vind jou een stomme meneer’ (p. 29). Dezelfde situatie wordt beschreven in De ontsnapping van de brullende muis. Maar daarin slikt Pepijn zijn ergernis over de brutale gast weg en corrigeert hij Nina als zij het voor hem opneemt (p. 71). Overigens wijkt Het geheim van de zoenende gasten ook op andere punten af van de voorgaande delen. Goemie is bijvoorbeeld van bijfiguur hoofdpersoon geworden, er lopen meer verhaallijnen door elkaar en oplossingen zijn hier en daar ongeloofwaardig simpel, zoals het snel zingen van een lied om een boze gast over te halen toch in het hotel te blijven. Ook stilistisch zit het verhaal minder sterk in elkaar. Vriens gebruikt meer omschrijvingen, de dialogen lopen stroever en zijn minder grappig dan we van hem gewend zijn. Het laatste deel heeft dan ook meer triviale kenmerken dan de eerdere delen. Ook in de serie De kinderen van het Kattenpleintje is respectvol omgaan met elkaar een thema. In Max en de ontplofte vriendschap bijvoorbeeld is het Max die zijn leeftijdgenoten erop wijst dat ieder zijn eigenaardigheden heef: [We] hebben allemaal wel eens wat: jij loeit, Sjoerd doet soms autistisch, Mei-Lan is verlegen en Steffie flapt er alles uit.’ (pp. 31-32) De indruk zou kunnen ontstaan dat Vriens, weliswaar op zijn eigen wijze, een duidelijke boodschap van verdraagzaamheid wil afgeven en zijn serieboeken daarom vol staan met corrigerende opmerkingen. Dat is niet zo, er is volop ruimte voor geplaag. Vooral binnen het gezin Maassen schromen ze niet om grappen ten koste van anderen te maken. | |||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||
HumorEen van de meest in het oog springende kenmerken van Vriens' teksten is het gebruik van humor. Van Coillie omschrijft humor als ‘een spel van botsende elementen, tussen wat gewoon is en wat ongewoon, tussen het aanvaardbare en de overtreding, het verwachte en het onverwachte, tussen wat gezegd en wat bedoeld wordt’ (Van Coillie, 2000 p. 95). Vriens gebruikt nauwelijks ‘roomtaartenhumor’ (Ghesquière, 2009, p. 180) of goedkope humor met een voorkeur voor gooi- en struikeltoestanden (Van Coillie, 2000, p. 86) die in triviale serieboeken de boventoon zou voeren. Hij zoekt de humor in kleine gebeurtenissen zoals een grappige opmerking, of een verspreking. In De bende van De Korenwolf is Nina een grote gangmaker wat dat betreft. Haar kleuterlogica en gekluns met de | |||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||
taal staan garant voor menig grappige passage. Omdat ze beeldspraak nog niet begrijpt is dit vaak het beginpunt van een grap. In De verdwijning van de mislukte barbie bijvoorbeeld beschrijft Eefie een nieuw aangekomen meisje als ‘een Barbie’. Als Nina het betreffende meisje ontmoet, vraagt ze in al haar onschuld: ‘Ben jij een Barbie?’ (p. 36). Ook krijgt Nina de lachers op haar hand door haar grote broer te imiteren als ze aankondigt net als Pepijn met haar geliefde op haar kamer te gaan spelen (Het geheim van de verliefde hulpkok, p. 25). Vaste bron van taalgrapjes zijn Nina's verbasteringen van woorden: een regisseur wordt een ‘regel zeur’, een coma wordt een ‘kommaar’ en een kostschool een ‘kots school’. | |||||||||||
ConclusieIn dit artikel werd een aantal kenmerken besproken die aan (triviale) serieboeken worden toegeschreven en werd onderzocht in hoeverre die kenmerken in de serieboeken De bende van De Korenwolf en De kinderen van het Kattenpleintje van Jacques Vriens terug te vinden zijn. Een aantal kenmerken van triviale serieliteratuur zoals die benoemd worden door Van Coillie en Ghesquière treffen we in Vriens' serieboeken aan. Zo is de chronologisch opbouw van de verhalen eenvoudig, er zijn maar een beperkt aantal verhaallijnen en is er altijd sprake van een happy | |||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||
end. Ook hebben Vriens' personages slechts enkele expliciete karaktereigenschappen die in ieder seriedeel benadrukt worden en onveranderd blijven. Toch kunnen de serieboeken van Vriens zeker geen triviaalliteratuur genoemd worden. Vriens biedt de lezer meer dan een simpel verhaal met platte personages. De verhalen staan dicht bij zijn beoogde lezers (kinderen tussen de acht en de twaalf jaar) die mee kunnen leven met kleine avonturen die worden opgelost door samen te werken. Het beperkte aantal karaktereigenschappen maakt het voor de lezer makkelijk de beweegredenen van de personages te begrijpen. Vriens voorkomt stereotypering door herhaaldelijk en op verschillende manieren te benadrukken dat alle mensen goede en minder goede eigenschappen hebben. Vriens treedt niet nadrukkelijk naar voren met wijze raad, maar laat in zijn verhalen zien dat mondigheid een positieve eigenschap is en dat kinderen actie kunnen ondernemen om problemen op te lossen. Daarbij is het belangrijk dat ieder zichzelf mag zijn en er oplossingen gevonden worden door compromissen te sluiten. Daarnaast laat Vriens zien dat een plagerijtje op zijn tijd geen ramp is en ook bij het leven hoort. Vriens schuwt het aansnijden van maatschappelijke problemen niet, maar kiest wel altijd voor een goede, of in ieder geval een hoopvolle afloop. Stilistisch is Vriens een goede schrijver die het gebruik van adjectieven in de hand houdt en ook niet onnodig door de knieën gaat en de lezer uitleg geeft waar dat niet nodig is. Vriens schrijft veel dialoog en dat gaat hem goed af, de dialogen zijn goed geschreven, geloofwaardig en sprankelend. In de verhalen speelt humor een belangrijke rol. Een groot deel van de grappen zijn taal gerelateerd.
Jacques Vriens is een schrijver die met zijn hart schrijft, met oog voor wat kinderen beweegt, wat ze raakt, wat ze willen en wat ze aankunnen. En dat is helemaal niet zo gewoon. | |||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||
Primaire literatuurDe bende van De Korenwolf
| |||||||||||
De kinderen van het Kattenpleintje
| |||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||
Secundaire literatuur
|