Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |||||||||
Jacques Vriens speelt altijd mee, desnoods als varken
| |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
opgevoerd, brengt hij ze onder bij uitgeverij Vink (dat geldt ook voor het jeugdtheaterwerk voor zijn eigen gezelschappen). Daaruit kunnen toneelverenigingen hun keuze maken. Ik laat deze scripts verder buiten beschouwing met de opmerking dat een van de grote overeenkomsten met zijn werk voor een jong publiek de humor is, die de soms zware onderwerpen een zekere lichtvoetigheid geven. Aan de hand van een aantal voorbeelden zal ik hieronder per categorie wat dieper ingaan op de bewerkingen voor jeugdtheater. | |||||||||
HamelenWanneer Vriens zijn eigen verhalen voor theater bewerkt, lijkt het aantal ingrepen beperkt, maar als je de teksten naast elkaar legt, zijn er toch nogal wat verschillen aan te wijzen. In vrijwel alle bewerkingen wordt gezongen of speelt muziek een rol. Vriens vertelde een aantal sprookjes opnieuw voor jonge kinderen in Grootmoeder wat heb je grote oren... en O, mijn lieve Augustijn... Vriens brengt regelmatig in solovoorstellingen bewerkingen van zijn sprookjes op het toneel. Er is dan vaak een verteller aan het woord en de inhoud van de sprookjes blijft vrijwel ongewijzigd. Anders gaat het eraan toe bij de bewerkingen die hij voor een gezelschap maakte. Lampkapje en de wolf (oorspronkelijk als prentenboek verschenen sprookje van Vriens) en De kinderen van Hamelen zijn voorbeelden van toneelbewerkingen die Vriens voor een gezelschap maakte. In de bewerkte sprookjes komen ook veel dialogen voor en is er niet alleen een verteller aan het woord. Het lijkt daardoor een kleine stap om tot een theatervoorstelling te komen. Maar de teksten zijn geen simpele omzettingen van het ene medium in het andere. De zinnen in de scripts zijn directer, minder omslachtig dan de gesproken tekst in de verhalen. Ter illustratie volgend dialoogje: | |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
Dat er vaak meer is omgezet dan op het eerste oog het geval lijkt, zal ik aantonen door de bewerking van een van de sprookjes voor toneel uitgebreider te bespreken. In De kinderen van Hamelen, de theaterversie van het sprookje De rattenvanger van Hamelen (1996, p. 115 e.v.), gebruikt Vriens een verteller om een deel van het verhaal voor het publiek te brengen. Ook geeft hij lange regieaanwijzingen waarin hij zeer precies het scènebeeld beschrijft. Het decor is realistisch, alle plaatsen die voor de handeling van belang zijn, zijn in beeld. Op het toneel zijn het dorp, met in ieder geval de huizen voor welke een deel van de handelingen plaatsvinden, te zien. Het gemeentehuis geeft een open blik op de werkkamer van de burgemeester. Er is een bos met erachter een hoge berg die open kan. De berg is met een trapje in de rotsen of via een zichtbaar pad toegankelijk. Het sprookje daarentegen bevat slechts summiere, in het verhaal opgenomen, beschrijvingen van de plaats van handeling | |||||||||
PersonagesDe burgemeester wil zowel in het sprookje als in de toneelbewerking maar één ding en dat is met rust gelaten worden, zodat hij kan slapen. De secretaris, die de burgemeester brieven met grieven van het volk brengt, is in de toneelbewerking verdwenen. Zijn rol wordt voor een deel overgenomen door een nieuw personage, de veldwachter. De bewoners van Hamelen richten zich nu met hun klachten rechtstreeks tot de burge- | |||||||||
[pagina 137]
| |||||||||
meester. De klachten gaan voornamelijk over de brug en de dorpspomp die stuk zijn, de stoeptegels die losliggen, het huisvuil dat zich opstapelt en over de klok, die midden in de nacht van slag is en iedereen uit zijn slaap haalt. Veel later dan in het sprookje komt de rattenplaag aan de orde. Greetje, de dochter van mevrouw Van Dreutelen is in het sprookje een klein meisje, zij heeft een brief aan de burgemeester geschreven over de rattenplaag, met het verzoek er iets aan te doen. In de toneelbewerking is zij een tiener, die zich zeer eigentijds kleedt, met rechtopstaand oranje haar. Alle kinderen trekken na verloop van tijd een vergelijkbare outfit aan, tot ergernis van hun ouders, die eerst elkaar en daarna de burgemeester de schuld geven van dit gedrag. De ratten, die op het vuilnis afgekomen zijn, worden ook als personages opgevoerd. Zij nemen met hun gezang, geknaag en geschijt in de nacht de macht in het kleine plaatsje over. | |||||||||
HandelingIn de toneelbewerking probeert de veldwachter keer op keer de bewoners te kalmeren door te vertellen dat de burgemeester echt aan de oplossing voor hun problemen werkt. In beide versies gebeurt er pas iets als de burgemeester zelf de ratten ziet lopen en daar enorm van schrikt. In het sprookje looft de burgemeester een beloning uit voor de rattenvanger die de beesten kan verjagen. Nadat er een paar mislukte pogingen zijn gedaan komt de rattenvanger en die zal een eind aan de plaag maken als hem een hoge beloning in het vooruitzicht wordt gesteld. In het toneelstuk ruimen de inwoners van Hamelen al het vuil op en gooien dat in de kelder van het stadhuis. De ratten lijken daardoor in eerste instantie verjaagd, maar na een bijeenkomst met de rattenkoning verschansen ze zich in de kelder van het stadhuis. De kinderen doen een poging om met een kat de ratten weg te jagen, hun beloning zal zijn dat zij mogen dragen wat ze willen en dat ze niet langer aan de eisen van hun ouders hoeven te voldoen. Als deze poging is mislukt, meldt de rattenvanger zich bij de burgemeester. Met succes verjaagt hij de ratten. Beide versies eindigen ermee dat de burgemeester zijn belofte aan de rattenvanger niet nakomt en dat deze de kinderen meelokt met zijn muziek en ze laat verdwijnen in een grote berg. | |||||||||
[pagina 138]
| |||||||||
In het toneelstuk hebben de kinderen al eerder kennisgemaakt met de rattenvanger, die hun vertelt dat hij uit een land in de bergen komt, waar kinderen zichzelf mogen zijn, mogen dansen en zingen. Hierna lopen ze al achter hem aan, omdat ze mee willen naar het Luilekkerland dat de rattenvanger belooft. De tocht erheen wordt even uitgesteld, doordat de burgemeester ontdekt dat de ratten in de kelder van het stadhuis zitten en hij de rattenvanger opdracht geeft de ratten voorgoed te verjagen. Aan het eind van beide teksten is de burgemeester spoorloos verdwenen. | |||||||||
BurgerlijkheidDe ingrepen lijken inherent aan het gekozen medium. Bij het schrijven van theater gelden andere wetten. In het sprookje zijn de belangrijkste personen volwassenen. Voor kinderen levert dat meestal geen probleem op, ze zijn het gewend van sprookjes (die immers oorspronkelijk voor volwassenen bedoeld waren). Bij (jeugd)theater is door de directheid van het medium en de visuele nabijheid van de hoofdpersonen een grotere behoefte aan identificatie met de personages. In het theaterstuk zijn de kinderen dan ook het belangrijkst. In het begin lijkt de gierige burgemeester de spil te zijn, maar de kinderen die in opstand komen tegen hun ouders en het gezag zijn de echte protagonisten. Voor hen komt de rattenvanger als reddende engel, hij bevrijdt de kinderen van een saai en burgerlijk leven. Niet onbelangrijk is dat het publiek van de voorstelling van De kinderen van Hamelen grotendeels uit kinderen bestaat, zij zullen zich makkelijker kunnen identificeren met de kinderen, dan met de burgemeester. Beide vormen nemen de plot als uitgangspunt en niet de psychologische ontwikkeling van de personages. De komische situaties, het geren en de karikaturale figuur van de burgemeester geven het toneelstuk het karakter van een klucht. | |||||||||
Van voorstelling tot boek tot voorstellingOp verzoek van de ‘philharmonie zuidnederland’ heeft Vriens een verhaal bedacht waarin muziek en vertelling een eenheid vormen. Hij mocht er zelf de bestaande muziekstukken bij uitzoeken. Deze familievoorstelling is een aantal keren uitgevoerd, onder andere op 1 december 2013 in het | |||||||||
[pagina 139]
| |||||||||
Concertgebouw in Amsterdam. Daar mocht Vriens tot zijn grote genoegen, in het voetspoor van dirigenten en solisten, bij zijn opkomst over de grote trap afdalen. In 2015 verscheen de tekst als prentenboek met als titel De kindertemmer. In de uitvoering met de ‘philharmonie zuidnederland’ is Vriens de verteller van het verhaal over de tweeling Quinten en Annabel. Het stel wordt ongelooflijk verwend door hun ouders met als gevolg dat het onuitstaanbare kinderen worden, die voor niemand ook maar enig gevoel kunnen opbrengen. Als de ouders ten einde raad zijn, zoeken ze hulp. Na een paar mislukte pogingen zorgt uiteindelijk de kindertemmer ervoor dat Quinten en Annabel als gewone kinderen hun best doen om braaf te zijn. ‘En ze deden voortaan altijd aardig tegen hun vader en moeder. Nou, ja... bijna altijd.’ Een enkele keer mengt dirigent Lucas Vis zich in het verhaal. Dat gebeurt vooral als de opsomming van de wandaden van de tweeling te erg voor woorden wordt. Het hele orkest dreigt tijdens de voorstelling op te stappen. Dit zijn bewust ingezette dramatische middelen, die het publiek actief bij de voorstelling betrekken, zoals we die kennen uit poppenkastvoorstellingen met Jan Klaassen en Katrijn. Vriens gebruikt als verteller af en toe stemmetjes van zijn personages. Na het verschijnen van het prentenboek heeft Vriens het verhaal opnieuw voor theater bewerkt. De voorstelling die hij samen met muzikante Fredrike de Winter speelt, wordt dit jaar en in 2017 nog opgevoerd. Dat gebeurt in theaters, maar ook op locaties die daar geschikt voor zijn, scholen bijvoorbeeld. De zoon van Vriens, Casper, werkt als licht- en geluidstechnicus mee aan de voorstelling. In tegenstelling tot de vertelvoorstelling met de philharmonie wordt gebruik gemaakt van een decor (bestaand uit twee verplaatsbare schotten), video en kleding. De verteller en de muzikante brengen het verhaal actiever op het podium. Vriens voert als verteller zijn personages | |||||||||
[pagina 140]
| |||||||||
vaker sprekend op. Fredrike bespeelt de vibrafoon en accordeon, heeft interactie met de verteller en neemt af en toe ook een van de rollen op zich. De toeschouwers worden af en toe ook uitgedaagd om te reageren. Zo onderbreekt Fredrike het verhaal van Jacques met de vraag wat voor zoen de ouders Jannie en Kees elkaar geven. Ze speelt dan een zomaar een kusje, een tedere zachte zoen en een klapzoen. Het publiek moet aangeven welke zoen ze heeft gespeeld. Ook Frederike vindt het verhaal te erg worden, onderbreekt de vertelling en dreigt ermee op te houden. Pas als Jacques haar verzekert dat het allemaal goed komt, ook al wordt wat de kinderen uitspoken eerst nog veel erger, is ze bereid te blijven. De voorstelling heeft door de theatrale ingrepen enorm aan levendigheid gewonnen. Aan het prentenboek is nieuwe tekst toegevoegd. Voor een deel zijn dat liedjes die tijdens de voorstelling gezongen worden. Voor een deel echter ook uitbreidingen van de tekst.
| |||||||||
[pagina 141]
| |||||||||
Ook deze bewerking voor toneel levert een vrolijke en luchtige familie-voorstelling op, met minder vertelling en meer spel. | |||||||||
OorlogsgeheimenEen aantal jeugdboeken is niet door Vriens zelf bewerkt voor toneel. Het zijn de serieuzere verhalen uit zijn werk. Hieronder vallen De musicals De bende van de Korenwolf, gebaseerd op de gelijknamige serie boeken van Vriens, en de musicals van Achtste groepers huilen niet en Oorlogsgeheimen. De laatste twee zijn geproduceerd door Van Engelen Theater Producties. In alle drie de theaterstukken doet Vriens op de een of andere manier mee. In De bende van de korenwolf speelt hij de knorrige ober. De stem van de dokter in Achtste groepers huilen niet is van Jacques Vriens. Ook in Oorlogsgeheimen speelt de schrijver een bescheiden rol. Vriens zegt hierover: ‘Bij de generale hoorde ik het geluid van een varken dat niet echt overtuigend klonk. Ik zei: “Dat kan ik beter”. “Mijn” varken is meteen door de technicus opgenomen. Kortom ik zit toch in de voorstelling.’ Om te zien hoe de bewerkingen hun vorm voor theater hebben gekregen, vergelijk ik van Oorlogsgeheimen (2007) het boek met het toneelstuk. Dat vul ik aan met informatie van de regisseur, Pepijn CladdersGa naar voetnoot2 en van Vriens zelf,Ga naar voetnoot3 die uitermate in zijn nopjes is met de theatervoorstelling. Het verhaal Oorlogsgeheimen (2007) speelt zich tijdens de Tweede Wereldoorlog af in een dorpje in Zuid-Limburg. Tuur trekt veel op met Maartje, een meisje dat bij de buren logeert. In het dorp wonen ook NSB-ers, de meester op school en de burgemeester. Wanneer er bombardementen zijn schuilen de bewoners in de kelder van de burgemeester. Tuurs vader en oudere broer helpen een piloot. Tuur ontdekt de piloot op de kamer van zijn broer. Hij deelt dit geheim met Maartje als ze verkering | |||||||||
[pagina 142]
| |||||||||
met elkaar krijgen en zij hem haar grote geheimen heeft verteld. Er is het geheim van het varken Bella in de schuur van ‘haar oom en tante’. Alle dieren moesten bij de Duitsers worden ingeleverd. En er is het heel grote geheim van haar joodse afkomst. Maartje vertelt van haar ontsnapping uit de Hollandsche schouwburg in Amsterdam, waarbij ze hulp kreeg van verzetsmensen. Deze haalden de kinderen naar de crèche aan de overkant en hielpen ze onder te duiken. Haar naam Tamar mocht ze vanaf toen niet meer gebruiken. Ze laat Tuur een doosje zien met foto's van haar familie en de ster die zij in Amsterdam moest dragen. Wanneer ze Bella een keer vrij laten lopen, ziet een buurvrouw het varken. Tuur ziet hoe Maartje en zijn buren een paar dagen later worden opgehaald en afgevoerd, nadat eerst het varken al is meegenomen. Hij weet dat ze naar een kamp gestuurd wordt en hij hoopt dat zijn moeder gelijk heeft en niet alle joden door Hitler omgebracht kunnen worden, maar hij vreest dat de pastoor gelijk heeft. Deze heeft in een preek verteld over het lot van de joden. Tuur is er kapot van, hij heeft het doosje van Maartje nog wel kunnen redden uit handen van de Duitsers. Leo, de broer van Tuur, moet onderduiken in de Mergelgrotten. Omdat Tuur een briefje in de mand met eten voor Leo heeft gestopt, moet de hele familie hals over kop vluchten. Ook zij houden zich schuil in de grot. Na de bevrijding nemen de bewoners van het dorp wraak op de NSB-ers totdat Amerikaanse en Nederlandse militairen daar een eind aan maken. | |||||||||
De musicalIn de musicalvoorstelling, waarvoor Tom Sijtsma het script schreef en waarvan Pepijn Cladders de regie in handen had, staan alleen Maartje en Tuur op het toneel. Wanneer het nodig is spelen de acteurs ook de andere twaalf rollen. Maar de aandacht in de voorstelling gaat volledig uit naar de relatie tussen Tuur en Maartje. In De Limburger (2013) licht Cladders dit toe: Esthetiek, maar ook financiën speelden een rol bij de artistieke keuze om met maar twee acteurs te werken. Het was ook een productionele afweging. Dit jaar spelen we het stuk in theaters. Volgend jaar gaan | |||||||||
[pagina 143]
| |||||||||
we ermee langs scholen. Met veertien acteurs zou dat een logistieke hel zijn. Het decor is efficiënt, er zijn verschillende wandjes die verplaatst kunnen en met een paar attributen worden zo verschillende plaatsen van handeling gecreëerd, zoals het klaslokaal van Tuur en het kamertje van Maartje.
In een e-mail laat Vriens mij over de voorstelling weten: Wat ik mooi vind, is dat het stuk begint als Tuur tien jaar ouder is en inmiddels schoolmeester is geworden. Het is tien jaar na de bevrijding en het is feest. De kinderen vragen: ‘Meester, vertel van de oorlog.’ Dat vindt hij moeilijk, want het verdriet om het verlies van Maartje/Tamar zit nog diep in hem. Er zitten ook erg grappige fragmenten in de voorstelling. Dat geeft het verhaal ook genoeg lucht. Maartje is in de voorstelling (waarschijnlijk) dood. Maartje is in het begin op de achtergrond van het toneel aanwezig en danst. Tuur probeert zich voor te stellen hoe ze er nu, in 1955 uit zou zien. Hij voert gesprekken met haar, waardoor de toeschouwer te weten komt wat er is gebeurd. Moeiteloos gaan de scènes waarin ze herinneringen ophalen over in scènes waarin ze delen van dat verleden spelen. Een voorbeeld van zo'n overgang is het moment waarop Maartje en Tuur zich herinneren dat ze zagen hoe er jacht werd gemaakt op een neergeschoten Engelse piloot.
| |||||||||
1943Geluid van biddende kinderen.
| |||||||||
[pagina 144]
| |||||||||
(script 2013)
Het script volgt de grote lijnen uit het verhaal van Vriens. Het blijft ondanks soms forse ingrepen dicht bij zijn tekst. Aangrijpend is de scène waarin Maartje en haar pleegouders worden opgepakt. De daarop aansluitende tekst van Maartje geeft weer een beetje lucht: Tamar: Vriens schuwt in zijn verhalen voor bovenbouwleerlingen de zwaardere onderwerpen niet, maar altijd weet hij ook een lichte toon aan te slaan. De theaterbewerking weet deze toon feilloos te treffen. | |||||||||
SamenwerkingHoe was het voor de regisseur om samen te werken met iemand die al veel van zijn verhalen zelf voor theater heeft bewerkt? Cladders vertelt per e-mail dat er een intensief contact is geweest, zowel voor, tijdens als na de repetities. | |||||||||
[pagina 145]
| |||||||||
Samen met Ida van Dril, Maarten Ebbers (de twee acteurs) en Henrike van Engelenburg ben ik voor de repetities begonnen bij Jacques op bezoek geweest en hebben we een hele dag de ‘omgeving’ van het boek verkend. Jacques heeft ons de mergelgrotten, de velden, het bos en een aantal andere karakteristieke plaatsen laten zien die hem bij het schrijven hadden geïnspireerd. Jacques heeft zijn interesse in de voorstelling en de regie gelukkig nooit onder stoelen of banken gestoken. Hij is tijdens een doorloop, ergens halverwege het repetitieproces komen kijken, waarna we uitgebreid - en zeer positief - hebben gesproken over zijn bevindingen ten aanzien van alles: regie, tekst, muziek, decor etc. Jacques denkt zelf buitengewoon theatraal mee en helpt graag een handje om problemen die in de vertaling van papier naar de vloer naar boven komen op te lossen. Klasse. Ook is hij bij een vroege try-out komen kijken en uiteraard bij de première. Ook toen Ida afscheid nam en haar rol werd overgenomen door Maria Noë heeft hij zich niet onbetuigd gelaten en de voorstelling meerdere malen bezocht. Eerder in De Limburger (2013) liet Cladders al weten het een prima idee te vinden zich na Achtste groepers huilen niet en Oorlogsgeheimen opnieuw aan een voorstelling van Vriens te wagen. ‘Hij schrijft heel beeldend maar laat toch veel open voor je eigen verbeelding. En hij neemt je mee op een avontuur. Dat is altijd goed voor jeugdtheater.’ | |||||||||
Primaire literatuur
| |||||||||
[pagina 146]
| |||||||||
| |||||||||
Voorstellingen
| |||||||||
Andere bronnen
|