Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 30
(2016)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |
Harm de Jonge in het paradijs van de fantasieGa naar voetnoot1
| |
[pagina 162]
| |
len in achttiende-eeuwse stijl van Fiel Venius (Fiel van der Veen). De ‘ontdekte dieren’ als zeilsnijders, steenknauwers, marmerspuiters en kraagpaddo's zijn suggestief verbeeld, met als topstuk een tweekoppig monster, de molochtiet. Dit boek staat niet in een bepaalde jeugdliteraire traditie, maar is uniek in zijn soort. In Jonas en de visjes van Kees Poon (2013) is de fantasie weer van andere aard. Het is een in het heden gesitueerd verhaal over een jongen die voor het raam van een grachtenhuis naar buiten kijkt. Hij moet van zijn vader een paar visjes voor het eten halen, elke dag opnieuw. Jonas vindt dat saai en wil het leven spannender maken. Door zijn zonnebril op te zetten en zijn ogen tot spleetjes te knijpen, brengt hij op bijna psychedelische wijze leven in de brouwerij. De Jonge knipoogt hierbij weliswaar naar Alice in Wonderland (een steeds opduikend konijn), naar Kees de Jongen (Kees is op Rosa Overbeek, Jonas op Rosa Overtoom) en naar Salvador Dalí (door de gracht zwemt een krokodil en de koningin drijft er op een krant, met een lakei die een paraplu boven haar hoofd houdt, surrealistisch verbeeld door Martijn van der Linden), toch is het boek moeilijk in een bepaalde jeugdliteraire traditie te plaatsen. Het lijkt er dus op dat Harm de Jonge een eigen fantasiestijl aan het ontwikkelen is, in de richting van het surrealisme of fantastisch realisme.Ga naar voetnoot2 Ondanks die verscheidenheid vertoont het werk van Harm de Jonge een sterke eenheid, in thematiek, taalgebruik (neologismen), betekenisvolle namen, details en literatuurverwijzingen. Zo is de hoofdpersoon vaak een fantasierijke, verlegen jongen die in stilte verliefd is op een meisje, worden er veel gratis reclameplaatjes gespaard en hebben pepermuntjes nogal eens toverkracht. | |
[pagina 163]
| |
DroomreisOscar en de Ornikop sluit qua fantasiewereld enigszins aan bij Jonas en de visjes van Kees Poon. Ook hierin begint het verhaal realistisch: ‘In het plafond zit een vochtkring die lijkt op een wolk. Oscar ligt er vanuit zijn bed naar te kijken.’ (p. 8) Hij denkt aan de voorbije dag waarin hij op het schoolplein gepest werd door Melle en Bram, twee jongens die zijn potje met rupsen afpakten en kapot sloegen, terwijl juf Spaanhout er niets tegen deed. Die rupsen hadden pauwoogvlinders moeten worden. Dan verschijnt er een grote vreemde vogel in het raamkozijn van zijn slaapkamer. Het dier heeft een mensengezicht, lang haar en twee sprieten op zijn hoofd met een lampje eraan, het ene groen, het andere rood.Ga naar voetnoot3 Hij stelt zich voor als de Ornikop, de reisvogel van de ‘Grote Moeder, “de liefste vrouw van de wereld, speciaal voor kinderen die hun moeder missen. En jij bent je moeder toch kwijt?”’ (p. 10) Het is dan nog onduidelijk wat er met Oscars moeder is gebeurd. | |
[pagina 164]
| |
Oscar gaat op zijn rug zitten en zo vliegen ze de nacht in. De Ornikop vliegt op pepermuntjes als brandstof. Hij brengt Oscar naar drie drijvende droomeilanden: Honniebel van koningin Karamella, Weetglip van Tikkie Vergat, de oude vader van Karamella, en Bawaï van Bjoetie Bobèl,Ga naar voetnoot4 dochter van Karamella. Zij heeft een paardenstaart, net als Oscars moeder, en Charlotte Dematons heeft haar als een barbieprinses geschilderd. Elk van de eilanden zit met een ketting vast aan een kleiner strafeiland, de keerzijde van de medaille, ‘waar het kaal en zwart lijkt’ (p. 13), respectievelijk Honniemal, Prison Weetglip en Bawaï-Bah. Koningin Karamella helpt Oscar door nare herinneringen weg te knuffelen, Tikkie Vergat helpt hem door ze diep weg te stoppen, en Bjoetie Bobèl leert Oscar om mooie dingen te dromen. Pas op pagina 24, als Oscar bij koningin Karamella is en aan zijn moeder denkt, wordt het voor de lezer duidelijk dat Oscars moeder overleden moet zijn. De Ornikop vliegt Oscar ook naar de drie strafeilanden. Op Honniemal zitten de kapotmakers, onder wie kinderen van Oscars school. Op Prison Weetglip zitten de pesters, zoals Melle en Bram. Oscar ziet daar zelfs zijn juf Spaanhout. En op Bawaï-Bah zitten de mensen die de wereld lelijk en vies maakten. Op de strafeilanden moeten de slechteriken leren een beter mens te worden. Ten slotte wordt Oscar door de Ornikop teruggebracht naar zijn eigen bed en weet hij zich gesterkt en getroost door de belevenissen tijdens zijn droomreis. Hij zal zich nooit meer laten pesten. ‘Hij zal voor niemand meer opzij gaan. Melle en Bram zullen naar hem kijken en hij zal gewoon doorlopen. Rechtop, met een lachend gezicht. Ze zullen hem nakijken en niks meer zeggen.’ (p. 77) En hij belooft zijn moeder dat hij haar de pauwoogvlinders zal brengen, op de begraafplaats. ‘Ze zullen op de zwarte steen met haar naam gaan zitten en dicht in de buurt blijven.’ (p. 78) | |
[pagina 165]
| |
MoraliteitDe fantasie in Oscar en de Ornikop is geen surrealisme of fantastisch realisme, zoals in Jonas en de visjes van Kees Poon. Het begint wel in de realiteit, maar de eerste zin bevat al meteen de sleutel naar het droomavontuur: de vochtplek op het plafond, die werkt als een Rorschachvlek. Het is dus meer een droomfantasie. Hierin lijkt het verhaal op Groter dan een droom van Jef Aerts en Marit Törnqvist (2013). Nog een overeenkomst: in beide boeken heeft de droomtocht een troostende en rijpende werking. De personages en eilanden in Oscars droom lijken allegorische personages: de dikke koningin Karamella staat voor goedbedoelde, maar verstikkende moederliefde. Haar vader Tikkie Vergat staat voor de wereldverzakende wijsheid van de ouderdom en haar dochter Bjoetie Bobèl voor jeugdige schoonheid en positief denken/fantaseren. Ook de eilanden symboliseren iets groters, zij het niet als personages. Hun namen suggereren dat al: Honniebel (honing, honnepon, zoet, mooi), Weetglip (ontglipt weten of misschien juist glimp van weten) en Bawaï (het suikerspinzoete Hawaï van Bobèl). Behalve dat de personages de verpersoonlijking zijn van menselijke (on)deugden, heeft het verhaal ook een expliciet didactische strekking: het bevat een (troostende) les over goed en kwaad: ga niet pesten, vies-, lelijk- of kapotmaken, want dan - eigen schuld, dikke bult - word je gestraft. Daarmee doet het denken aan een middeleeuwse moraliteit. | |
Zwart-witHonniebel is een soort snoezeleiland: ‘Nergens op het eiland vind je brandnetels of doornstruiken. Wel zijdeheggen, wattenkruid en fluweelstruiken. Het donsgras is er kussendik en de bomen zijn van schuimhout.’ (p. 18) Koningin Karamella is zo mierzoet en sponszacht dat je het er als lezer benauwd van krijgt. Een lakei waarschuwt Oscar bij het binnengaan van het Knuffelpaleis: ‘“U moet de koningin alleen op de wang kussen. Maar blijft u niet te lang aan haar hangen, alstublieft. Want dan ruikt ze verdriet bij u en omhelst ze u te stevig. Dikke kans dat u dan niet helemaal heel blijft.“’ (p. 21) De koningin noemt hem ‘suikerbolletje’, ‘poezenlijfje’, ‘kakelsnoesje’ (p. 21, 23). Oscar vindt dat maar zozo, al roepen de woorden van Karamella | |
[pagina 166]
| |
ook fijne momenten met zijn moeder in herinnering. Als er pijnlijke herinneringen komen, zegt ze: ‘“Ik ga het nare inpakken met lieve woorden. Dan dek ik het toe met hersenlapjes. Dat zijn eigenlijk pleisters in je hoofd.”’ (p. 26) Ze leert hem ‘oorgordijntjes’ (p. 26) te maken om scheldwoorden buiten te houden. Verwarrend dat zo'n positieve - en origineel verwoorde! - boodschap geuit wordt door een personage dat door haar verstikkende geknuffel zo'n afkeer inboezemt. Ook de andere eilanden en hun bewoners zijn extreem aangezet. Zo is Honniemal erger dan het ergste strafeiland op aarde, met lawaai, brand, roet, brandnetels, doornstruiken met slingerarmen die je kunnen pakken als je wil vluchten, moddermoerassen waar spontaan vuurtjes uit opschieten, en zwavelwormen die gaatjes in je voeten boren. Honniebel en Honniemal staan model voor hemel en hel, goed en kwaad, en dat geldt op eenzelfde wijze voor de twee andere eilandenparen. Spannend om te lezen is het wel. Soms schiet Harm de Jonge door. Zo vindt de oude koning Tikkie Vergat, op zich een mooi personage dat krom groeit als een hoepel, het prachtig om ‘ouwe sok’ (p. 39) genoemd te worden. Hij is dan wel een sympathieke kluizenaar geworden die aards bezit en waardigheid achter zich heeft gelaten, maar hij heeft kennelijk ook zijn zelfrespect achter zich gelaten. Bjoetie Bobèl leert Oscar positief dromen: ‘“Met dromen poets je alles wat lelijk is weg. Je kunt de wereld om je heen maken zoals je wilt,”’ zegt ze, en: ‘“Wat je droomt, kun je zijn.”’ (p. 60) Dingen zien die er eigenlijk niet zijn, vindt ze heel gewoon: ‘“Mensen die in de woestijn verdwalen, zien soms ook wat er niet is. Dan zijn ze te moe en hebben ze dorst. Overal is zand, tot ze ineens een bosje met een waterplas zien. Het is er niet echt, maar ze denken dat het er is en ze zijn blij.”’ (p. 65) Oscar antwoordt terecht dat ze dan nog steeds niet kunnen drinken, waarop Bjoetie zegt: ‘“Dat is zo. Maar dan dromen ze weer dat ze drinken en weg is de dorst.”’ (p. 65) Een levensgevaarlijke droom die tot een wisse dood leidt. De fata morgana is dus alleen geschikt als voorbeeld van dingen-zien-die-er-niet-zijn, maar niet om daar vervolgens een positieve draai aan te geven, zoals Bjoetie Bobèl doet. Overdrijving moge een klassieke stijlfiguur zijn, in Oscar en de Ornikop is het nogal eens te extreem, waardoor het ongeloofwaardig wordt. Wel heel mooi en geloofwaardig is hoe Oscar hierna droomt dat hij thuis voor het raam staat en zijn moeder terug ziet komen op de fiets: ‘Allemach- | |
[pagina 167]
| |
tig, wat gaat ze hard! Ze springt van de fiets nog voor die stilstaat. Dan zet ze hem voor een boom en lacht. Ze wist dat ik op haar zat te wachten, denkt Oscar, en hij lacht terug.’ (p. 65) Zo'n droom helpt inderdaad het verlies van een geliefd iemand te verwerken. | |
Expliciete moraalHet verhaal doet in de verte denken aan De kleine kapitein van Paul Biegel, waarin ook eilanden en landen bezocht worden die voor iets groters staan, zoals het eiland van Groot en Groei, en het land van Waan en Wijs. Ook De kleine kapitein heeft een didactische inslag, maar lang niet zo'n expliciete moraal als Oscar en de Ornikop. De scheiding tussen goed en kwaad, slachtoffer en dader, lief/warm/goed eiland en strafeiland is in Oscar en de Ornikop vet aangezet. Oscar is goed en zijn pesters zijn slecht en moeten daarvoor boeten. Zo zegt de Ornikop over de kinderen op Honniemal: ‘“Ze voelen nu wat ze de ander aandeden. Dat is hun straf.”’ (p. 34) Op strafeiland Prison Weetglip worden Bram en Melle zèlf gepest: ‘Scheldmuizen en spotvogels lachen ze de hele dag uit. Watereksters krijsen ertussendoor dat Melle naar poep stinkt en dat Bram de domste van de hele school is.’ (p. 54) De kinderen op Bawaï-Bah, die de wereld vies maakten, ‘“moeten nu de hele dag bomen soppen, straten vegen, viezigheid opruimen.”’ (p. 69) Als ze niet hard genoeg werken, krijgen ze nog meer straf. Ten slotte komt iedereen naar het Knuffelpaleis van koningin Karamella om afscheid te nemen van Oscar, die nu geen last meer heeft van nare herinneringen. Hij vraagt Karamella of hij Melle en Bram en de andere pesters thuis terug zal zien. ‘De koningin drukt hem in haar zachtheid. “Er is altijd vergeving,” zegt ze. “Na de straf krijgt iedereen een nieuwe kans. Ze komen dus terug, maar ze zullen je niet meer pesten.”’ (p. 74) Dit klinkt nogal religieus: zonde, boetedoening en vergeving. Het plechtige woord vergeving is net teveel van het goede. Zonder dat was ook duidelijk geweest dat het allemaal goedkomt, niet alleen met het slachtoffer, maar ook met de daders. | |
[pagina 168]
| |
TaalvirtuoosEr valt ook veel te genieten in Oscar en de Ornikop. Harm de Jonge kan mooie zinnen schrijven, zoals ‘Door de straat rent een windvlaag’ (p. 8). Hij toont zich opnieuw een meester in originele neologismen: niet alleen ‘hersenlapjes’ en ‘oorgordijntjes’, maar ook ‘kussenbuik’ (p. 27), ‘waaghalsdurf’ (p. 28), ‘hoepelmensen’ (p. 40), ‘moerasgluiper’ (p. 51), en een ‘Vergeetgrot’ met botten van uitgestorven ‘krokostieren, bultsaurussen en pantsergloepen’ (p. 46). Vooral de strafeilanden zijn beeldend beschreven. Op Prison Weetglip schijnt de zon maar één uur per dag. ‘Het stormt daar altijd, de wind fluit de haren van je hoofd en de geitenmelk wordt er zuur.’ (p. 50) Op Bawaï-Bah liggen: ‘Kapotte wasmachines, stukgegooide televisies, rollen oud vloerkleed, groen van de schimmel. Roestige autowrakken, slordig op elkaar gestapeld. En overal liggen vuilniszakken. Bosvarkens hebben ze opengescheurd en aardappelschillen, plastic zakjes en poepluiers rondgestrooid.’ (p. 69) Fraai is ook de scène waarin Tikkie Vergat Oscar meeneemt naar de Vergeetgrot vol kasten met laatjes. Er staat een tafel vol doosjes, blikjes en lapjes om nare herinneringen in te pakken en op te bergen. Charlotte Dematons heeft er een spannend hol van gemaakt. Eén herinnering van Oscar is te erg voor een papieren doosje. ‘Tikkie stopt hem in een blikje. Met zijn vuist slaat hij het deksel erop. Daarna sluit hij de naden af met lijm. Hij drukt het doosje in een scheur in de wand en hamert het vast met zijn stok.’ (p. 48) Jammer dat hier ‘doosje’ staat, terwijl Tikkie de herinnering juist te erg vond voor een doosje en 'm daarom in een steviger ‘blikje’ stopte. Er zijn meer slordigheden: de ‘Glazen Berg’ (p. 58) op Bawaï heet op pagina 64 de ‘Glasberg’. En terwijl de Ornikop zegt dat Tikkie Vergat ‘liever een roestige fiets’ heeft ‘dan een koets’ (p. 39), is op de illustraties van Weetglip geen fiets te bekennen. Ook verzamelt Tikkie nare herinneringen die mensen graag kwijt willen in zijn rugzak. Hij schudt die 's avonds leeg in de rivier, maar op de prent van Weetglip is geen rivier getekend. Charlotte Dematons, altijd zo precies met details, had hier makkelijk een fietsje en een rivier kunnen tekenen. Toch zijn dit details. | |
[pagina 169]
| |
Al met al is Oscar en de Ornikop een beeldend geschreven troostverhaal, waarin Harm de Jonge zijn fantasieparadijs verder heeft uitgebreid met een droomfantasie. Moralisme en zwart-wittekening maken het minder sterk dan zijn voorganger Jonas en de visjes van Kees Poon, maar de originele poging om er een moderne moraliteit van te maken, getuigt van een onderzoekende geest die zijn grenzen wil blijven verleggen. Het maakt nieuwsgierig naar de volgende stap in De Jonges paradijs van de fantasie.
Oscar en de Ornikop. Harm de Jonge (met illustraties van Charlotte Dematons). Hoogland & Van Klaveren, 2015. |
|