| |
| |
| |
De strijd van moeder en dochter
Een vergelijking tussen Kenau en Kathelijne van Kenau
Nicky de Boer
Het is 1572 en de Tachtigjarige oorlog is in volle gang. De stad Haarlem is omsingeld door Spaanse soldaten. De Haarlemse bevolking is niet van plan de stad door de Spanjaarden in te laten nemen en verzet zich tegen de dreigende bezetting. In deze omstandigheden besluit een sterke en strijdvaardige vrouw om niet af te wachten, maar mee te vechten op de Haarlemse stadswal. Dit is de aanzet voor het verhaal over de sterke en strijdvaardige Kenau Simonsdochter Hasselaer. Dit verhaal is de inspiratie geweest voor de film Kenau, die in maart van dit jaar in première is gegaan.
Daarnaast verschenen in 2013 twee boeken gebaseerd op het filmscript van Karen van Holst Pellekaan en Marnie Blok: Kenau van Tessa de Loo voor volwassenen en de jeugdroman Kathelijne van Kenau van Lydia Rood. De vraag die ik in deze bijdrage zal beantwoorden, is waarin beide romans verschillen en of deze verklaard kunnen worden uit het andere doelpubliek. In deze analyse kijk ik alleen naar de boeken, de film blijft buiten beschouwing.
De romans van De Loo en Rood komen overeen wat betreft de belangrijkste (historische) gebeurtenissen. Beide beschrijven de toenemende dreiging rond Haarlem, de aanvallen van de Spanjaarden op de stad, het voedseltekort en de vluchtelingen en soldaten die onderdak moeten krijgen. Ze gaan in op de veroordeling tot de brandstapel en het overlijden van Kenau's jongste dochter, de verliefdheid van Kathelijne/Cathelijne en de speciale band van Kenau met gouverneur Ripperda. In beide romans bundelen de vrouwelijke personages hun krachten, zij het op verschillende wijze. De gebeurtenissen in de twee boeken komen dus in grote lijnen overeen, maar worden per boek vaak op een andere manier bekeken, uitgewerkt en ‘ingekleurd’.
| |
| |
| |
De protagonisten
De belangrijkste verschillen betreffen de keuzes van de auteurs voor hoofdpersonage en vertelperspectief. In Kenau is Kenau Simonsdochter Hasselaer de protagonist, terwijl die rol in Roods boek is weggelegd voor haar oudste dochter Kathelijne (door De Loo overigens gespeld als Cathelijne). Kenau is een weduwe van in de veertig, moeder, maar ook kostwinnaar en baas van de scheepswerf. Tijdens haar eerste huwelijk wordt Cathelijne geboren. Na de dood van haar man hertrouwt Kenau met Nannings en met hem krijgt ze nog een dochter, Gertruide. Ook haar tweede man komt te overlijden en vanaf dit moment bestiert Kenau de scheepswerf alleen. Tijdens de Tachtigjarige oorlog draagt Kenau op verschillende manieren bij aan de strijd die Haarlem levert tegen de Spanjaarden. Ze levert bijvoorbeeld hout om de stadspoorten te versterken, maar strijdt zelf ook mee op de stadsmuren.
In Kathelijne van Kenau is Kathelijne het hoofdpersonage. In het boek wordt haar leeftijd niet genoemd, maar het wordt wel duidelijk dat zij zich ontwikkelt van jong meisje tot een volwassen vrouw. Kathelijne is erg onzeker over wat anderen van haar vinden, probeert te ontdekken wie zij zelf is, leert haar eigen mening vormen en kijkt enorm op tegen haar jongere zusje Gertruide (in Kenau gespeld als Geertruide) die overal een streepje voor lijkt te hebben en zich minder van de mening van anderen aantrekt. Kathelijne gedraagt zich volgens de regels van haar moeder, ondersteunt het huishouden en is de verstandige oudere zus die haar jongere zusje probeert te helpen en beschermen.
| |
Vertelperspectief
Een tweede verschil tussen de twee boeken is het vertelperspectief. Roods verhaal wordt in de ik-vorm verteld vanuit het hoofdpersonage Kathelijne. De lezer leest alleen wat Kathelijne ziet en denkt en heeft daarmee een gekleurde blik op de gebeurtenissen zoals ik later nog zal beschrijven. Het Haarlem tijdens de Tachtigjarige oorlog krijgt vorm via haar gedachten, gevoelens en ogen.
In Kenau is er een externe alwetende verteller aan het woord en zijn er verschillende focalisatoren. Niet alleen de gedachten en gevoelens van
| |
| |
Kenau komen aan bod, maar ook die van de andere personages. Hierdoor is de lezer niet aangewezen op het perspectief van één personage.
Het verschil in vertelperspectief kan ervoor zorgen dat de lezer het verhaal op een andere manier ervaart. Een ik-vertelstandpunt verhoogt onder meer de identificatiemogelijkheden voor de lezer (Ghesquière, 2009, p. 167). Hij stapt als het ware in de schoenen van het hoofdpersonage. Een alwetende verteller daarentegen kan afstand creëren tussen de lezer en het verhaal, doordat hij zelf geen rol in het verhaal speelt en hij de lezer met verschillende personages laat meekijken.
Het verschil in (leeftijd van de) protagonist en vertelperspectief resulteert zoals ik hieronder zal beschrijven ook in een andere kijk op het verhaal en de karakters van de personages.
| |
Accenten in de karakterisering van personages
Kenau
In de volwassenenroman van De Loo wordt Kenau in de eerste hoofdstukken neergezet als een zorgzame vrouw. Ze biedt neef Claes onderdak, die is gevlucht uit Naarden toen de Spanjaarden deze plaats innamen en iedereen om het leven brachten. Even hartelijk is ze voor andere oorlogsvluchtelingen. Naast een zorgzame vrouw is Kenau ook een bezorgde moeder. Dit wordt duidelijk nadat haar jongste dochter Geertruide is opgepakt. Op het moment dat ze naar Amsterdam wil reizen om Geertruide proberen te redden uit handen van de Spanjaarden, denkt zij het volgende:
Kenau dacht aan Geertruide, die deze reis ook gemaakt had, in de nacht nog wel, in gezelschap van onbekende mannen die weinig goeds met haar voor hadden. Hoe zou haar dochter zich gevoeld hebben? En was ze wel warm genoeg gekleed voor zo'n barre tocht? (p. 71)
| |
| |
De inwoners van Haarlem bewonderen Kenau om haar zorgzaamheid en betrokkenheid, maar vrezen haar ook omdat zij soms erg kil en afstandelijk kan overkomen, zich niet laat betuttelen en erg direct is in haar communicatie. Ook kan ze het niet uitstaan dat de hogere heren uit de stad niet naar haar luisteren. Als ze hen belangrijke informatie over een volgende aanval geeft, nemen de commandanten en officieren haar niet serieus:
Kenau was stomverbaasd. Ze geloofden haar niet! Dat kon toch niet waar zijn! Die mannen werden geacht verstand te hebben van oorlogsvoering, maar er was er niet een bij die in overweging wilde nemen dat er een bron van waarheid in haar getuigenis zou kunnen zitten. Zouden ze haar wel serieus genomen hebben als ze een man was geweest? (p. 147)
Kenau besluit het heft in eigen handen te nemen. Ze ronselt een vrouwenleger dat de volgende dag de stad op de stadsmuren staat te verdedigen. Met succes.
De Loo maakt in haar roman duidelijk dat Kenau niet alleen dapper, maar ook angstig is. Zeker nadat Geertruide op de brandstapel is gestorven, is Kenau bang om ook haar oudste dochter Cathelijne te verliezen. Ze probeert haar uit alle macht te beschermen.
De bezorgde kant van Kenau komt in Kathelijne van Kenau minder expliciet naar voren. Kathelijne ziet haar moeder als strenge vrouw met een koude, kille stem waarmee ze snauwt tegen iedereen die ze niet mag, inclusief Kathelijne zelf. Ze heeft het gevoel dat haar moeder het haar kwalijk neemt dat ze Gertruide die bewuste nacht niet heeft tegengehouden. Ze voelt zich daar zelf ook schuldig over:
Ik klapte mijn mond dicht; ik wist wat er zou komen en ze had gelijk. Ik had als oudste Gertruide tegen moeten houden. Ik sloeg mijn ogen neer. ‘Ze is onbesuisd, een kind nog. Had je haar niet tegen zichzelf kunnen beschermen?’
Gertruide? Tegenhouden? Die zou hoe dan ook haar gang zijn gegaan.
Of niet?
| |
| |
‘Als haar wat overkomt, vergeef ik het je niet. Hoor je? Nooit!’ (p. 45-46)
Hun gevoelens over het lot van Gertruide werken als een wig tussen moeder en dochter. In de ogen van Kathelijne doet haar moeder net alsof er niets gebeurd is, alsof ze geen verdriet heeft en Gertruide niet mist. De contacten tussen Kenau en gouverneur Ripperda, die bij dezelfde terechtstelling zijn zoon heeft verloren, beschouwt Kathelijne als bewijs dat haar moeder niet rouwt. Want hoe kan ze dan aan liefde denken? Wat ze niet ziet, is dat haar moeder juist troost zoekt. Haar blik is ook vertroebeld door haar eigen slechte en vervelende ervaringen met de liefde. Ze gelooft zelfs dat ze haar zusje hieraan is verloren: verblind door de liefde zag Gertruide het gevaar van haar daden niet.
De afstand die Kenau houdt tot haar dochter, interpreteert Kathelijne als afwijzing en haat. Dit gevoel ziet Kathelijne bevestigd als haar moeder aankondigt ook te willen meevechten op de stadsmuur. Ze zegt dat ze ook wel eens wil zien hoe zo'n Spaanse rotzak naar zijn laatste adem hapt:
Ik kijk haar geschokt aan. Voor de verandering merkt ze mijn blik op.
‘Die vuile moordenaars.’
En daar heeft ze natuurlijk gelijk in. Dan verkilt haar blik en glijdt van me af. Ja, voor haar hoor ik ook bij de moordenaars. (p. 86)
Dit zijn enkel de gedachten van Kathelijne, want haar moeder heeft dit nooit op deze manier tegen haar gezegd.
Hoewel Kathelijne vooral in het begin van het verhaal een negatief beeld van haar moeder schetst, wordt de lezer ook in dit boek duidelijk dat Kenau niet alleen maar kil en hard reageert. Neem de volgende passage waarin wordt beschreven hoe Kathelijne reageert als ze haar moeder ziet meevechten op de stadsmuur, als enige vrouw tussen alle mannen. Haar mond valt open van verbazing. Kathelijne grijpt haar moeder beet en sleurt haar mee de trap af:
Als we beneden zijn, keert ze zich woedend tegen me.
‘Vervloekt kind!’
| |
| |
Zonder woorden wijst ze Bertha en Leida het vuur waar ketels vet worden verhit.
‘En jij: naar huis,’ zegt ze tegen mij. ‘Het is hier levensgevaarlijk.’
‘En u dan?’
‘Aan mij gaat niks verloren.’
‘En Leida? En Bertha?’
‘De passen wel op zichzelf.’
Woedend ben ik. Waarom tel ik niet mee? (p. 116)
Kenau wil haar dochter hier juist beschermen, maar Kathelijne ziet enkel onrechtvaardigheid.
| |
Kathelijne
Vergeleken bij de grote verschillen in karakterisering van Kenau in beide romans gaat het bij de karakterisering van Kathelijne meer om nuanceverschillen. In beide romans is Kathelijne/Cathelijne een jonge vrouw die een enorm schuldgevoel met zich mee draagt. Eveneens maakt ze in beide romans een persoonlijke ontwikkeling door. Maar in de jeugdroman komen de onzekerheid, frustratie en angst van Kathelijne sterker naar voren dan in de volwassenenroman en door het gekozen perspectief komen deze gevoelens voor de lezer ook dichterbij.
Kathelijne in Kathelijne van Kenau is erg onzeker.
Ze is bang voor haar moeder en gaat gebukt onder schuldgevoel over het lot van haar zusje. Dit wordt nog eens versterkt doordat Kathelijne tijdens de terechtstelling haar zusje met een pistool heeft doodgeschoten, om haar zo te verlossen van een pijnlijke verbrandingsdood. Deze daad van Kathelijne komt alleen voor in de jeugdroman, in De Loo's boek wordt Geertruide gewurgd in opdracht van Don Frederik, voordat de vlammen haar kunnen grijpen. Kathelijnes schuldgevoel en de afstand tussen moeder en dochter versterken elkaar.
| |
| |
In het jeugdboek krijgt Kathelijne voornamelijk negatieve aandacht van haar moeder, maar andere personages geven Kathelijne positievere aandacht, complimenten en bevestiging. Ze proberen haar in te laten zien dat ze goed heeft gehandeld. Een belangrijk persoon die veel invloed heeft op Kathelijnes ontwikkeling is de Waalse huurling Dominique. Vanaf het moment dat hij onderdak krijgt in de schuur van Kenau voelen ze zich tot elkaar aangetrokken. Kathelijne vindt het moeilijk om zich over te geven aan haar gevoelens, maar Dominique prikt regelmatig door haar angsten heen. Door hem krijgt ze meer zelfvertrouwen en leert ze voor zichzelf op te komen en eigen beslissingen te nemen. Rood beschrijft de ontwikkeling van jongere tot volwassene waar veel jeugdliteratuur over verhaalt (Joosen & Vloeberghs, 2008, p. 131).
In Kenau ligt de nadruk niet zozeer op de persoonlijke ontwikkeling van Cathelijne, maar op de moeizame relatie tussen moeder en dochter. Cathelijne is in dit verhaal minder onzeker. Wel voelt ze zich in de nabijheid van haar moeder voortdurend gespannen:
Op hetzelfde moment kwam Kenau van de andere kant de werf op lopen. Haar gezicht stond strak. Cathelijne was erg gevoelig voor de stemmingen van haar moeder, al zolang ze zich kon herinneren deed ze haar uiterste best haar niet te ontrieven. Haar moeder had de pijnlijke gewoonte naar haar te kijken alsof ze boos op haar was, of geërgerd door iets waarvan ze zich niet bewust was. Vroeger was ze een echte flapuit geweest, maar in de loop der jaren was ze spaarzamer geworden met woorden. Want voor ze het wist kwam er een ontstemde blik haar kant uit. Dan kromp ze innerlijk in elkaar, hoewel ze daar aan de buitenkant niets van liet merken. (p. 35)
Nog een sprekende passage vinden we in het moment dat Cathelijne zich omkleedt om naar bed te gaan en Kenau onverwacht de kamer binnen komt om nog een deken te pakken:
Cathelijne verstijfde. Daar stond de vrouw die haar gebaard had, in haar nachthemd, het donkere haar in een vlecht, ongeduldig zoekend in de linnenkast. Ze keek naar haar moeder en voelde een dreiging die van
| |
| |
haar uitging. Ze bewonderde haar, dat wel, maar al haar zenuwen spanden zich in haar nabijheid. (p. 108)
Deze spanning wordt in de loop van het verhaal minder, wanneer Kenau in gaat zien dat ze onterecht boos is op Cathelijne, omdat ze Geertruide daar nooit mee terug krijgt.
| |
Ontwikkeling van de protagonisten
Zoals hierboven beschreven kennen de twee romans ieder een andere protagonist. Dit heeft gevolgen voor het vertelde verhaal. In Kenau staat het leven van Kenau Simonsdochter Hasselaer centraal; het vertelt het verhaal over wie zij is en wat zij betekent voor de stad Haarlem in de strijd tegen de Spanjaarden.
Nadat Kenau haar dochter verliest door toedoen van de Spanjaarden is haar wil om de Spanjaarden te weren uit haar stad alleen maar sterker. Haar woede en verdriet reageert ze niet alleen af tijdens het werk of de gevechten, maar ook op haar oudste dochter Cathelijne. Haar woede is vermengd met angst om nog een kind te verliezen aan de oorlog. Haar pogingen om Cathelijne te beschermen stuiten op weerstand van haar opstandige dochter.
Het duurt de hele oorlog voordat moeder en dochter weer nader tot elkaar kunnen komen. Eerst moet Kenau iets verschrikkelijks overkomen, waardoor ze beseft dat ze onmogelijk in haar eentje de hogere machten kan verslaan. Nu ze is verslagen en er alleen nog maar kwetsbaarheid resteert, kan ze zich door Cathelijne laten troosten (De Loo, 2013, p. 272-273).
In Kathelijne van Kenau draait het niet om Kenau's, maar om Kathelijnes ontwikkeling. Roods roman heeft de kenmerken van een initiatieroman: een verhaal over de vorming van de identiteit en de persoonlijkheid van de protagonist. Vaak gaat het hier om de overgang van de kindertijd of de adolescentie naar de volwassenheid. Kenmerkend thema van de initiatieroman is het spanningsveld tussen ‘jezelf zijn’ en aanpassing aan de omgeving en integratie in de maatschappij (Joosen & Vloeberghs, 2008, p. 132).
| |
| |
De ontwikkeling die jongeren doormaken vindt schoksgewijs plaats en gaat gepaard met sterk wisselende emoties (Van Lierop-Debrauwer, 2000, p. 27).
Roods Kathelijne gedraagt zich zoals de meeste jongeren zich (tegenwoordig) van haar leeftijd: ze denkt na over wie ze is en hoe ze zich tot anderen verhoudt (De Width, 2005, p. 17). Daarnaast maakt ze zich los van haar moeder en speelt de liefde een grote rol. Kathelijne leert opkomen voor zichzelf en stelt zich open voor de liefde. Dit gaat gepaard met heftige emoties zoals het verdriet om haar overleden zusje, de boosheid op haar moeder, de onzekerheid, de verliefdheid en de angst op momenten dat haar geliefde niet bij haar in de buurt is. Het zijn voor jongeren herkenbare zaken.
| |
Focus op een ander personage: de gevolgen
De keuze voor een andere protagonist leidt tot meer verschillen in beide verhalen. De rol van de geschiedenis, de manier waarop de spanning wordt opgebouwd en de beschrijving van de moeizame moeder-dochterrelatie zijn hier voorbeelden van.
| |
Rol van de geschiedenis
De geschiedenis vormt in Kathelijne van Kenau het decor waarin het verhaal zich afspeelt. De geloofskwestie wordt in dit boek minder nadrukkelijk beschreven dan in Kenau en ook de historische gebeurtenissen worden minder concreet beschreven. De Haarlemmers waarmee Kathelijnes zusje de beelden in de kerk vernielde, worden in de jeugdroman ook geen Beeldenstormers genoemd, zoals in de volwassenenroman wel het geval is, maar plunderaars en zuiveraars.
In Kenau zijn de historische gebeurtenissen daarentegen onderdeel van en belangrijk voor de plotontwikkeling. Dat begint al met de proloog met achtergrondinformatie over de aanleiding van de bezetting van de Nederlandse gewesten in 1572. In het eerste hoofdstuk wordt vervolgens verteld hoe neef Claes onderkoeld voor de deur staat. Hij licht Kenau en haar dochters in over de gruwelijkheden tijdens de inname van Naarden. Zo wordt de ernst van de Spaanse dreiging meteen duidelijk.
Het zijn de bezetting van de Spanjaarden en de gevolgen daarvan die Kenau zo ontzettend boos en strijdvaardig maken. Ook de geloofskwestie -
| |
| |
kern van de Tachtigjarige oorlog - is in Kenau een belangrijk onderwerp: Geertruide sterft erdoor en Kenau zelf gaat ook twijfelen aan het geloof.
De acties van Kenau zijn allemaal een gevolg van de bezetting van Haarlem: ze vangt vluchtelingen en huurlingen op, ze trommelt een vrouwenleger op om de stad te gaan verdedigen, ze overvalt een voedseltransport voor de Spanjaarden en ze springt met een polsstok over slootjes en weilanden om een brief af te leveren aan de Hollandse vloot.
| |
Spanningsopbouw
De beschrijvende eerste hoofdstukken in Kenau laten de lezer kennis maken met het leven in de stad Haarlem rond 1572 en de angst van de Haarlemmers voor de Spanjaarden. Dat is nodig, omdat de geschiedenis onderdeel van de plot is. De Loo geeft in de eerste hoofdstukken informatie die de lezers nieuwsgierig maken. De spanning wordt opgebouwd door de toenemende dreiging van de Spanjaarden en het lot van de hoofdpersonages. Zullen zij de bezetting overleven? Op welke manier denken de Haarlemmers de stad te gaan verdedigen? En wat gebeurt er als de hoge heren Kenau niet serieus nemen als zij hen komt waarschuwen voor dreiging? De beschrijving van de nakende dood van Geertruide wordt in Kenau pas ingezet na ruim 60 pagina's.
In Kathelijne van Kenau bouwt Rood de spanning anders op. In het eerste hoofdstuk wordt de lezer direct geconfronteerd met de verschrikkelijke daad van Kathelijne, al wordt niet direct duidelijk wat ze precies heeft gedaan:
Ik tril nog. Ik wrijf mijn handen over elkaar. Ze lijken te kleven, alsof er nog bloed aan zit. Zweet prikt in mijn wenkbrauwen. Ik heb het gedaan. Ik heb het écht gedaan. Het is meer dan alleen maar een nachtmerrie, het is ook echt. (p. 7)
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt doordat hij niet precies weet wat Kathelijne heeft gedaan. Stukje bij beetje wordt onthuld dat Gertruide dood is en hoe dat heeft kunnen gebeuren. Het geven van voldoende informatie in het begin van het verhaal en gelijktijdig ook vaart in het verhaal weten te brengen zijn kenmerken die passen bij jeugdliteratuur (Ghesquière, 2009, p. 164).
| |
| |
| |
Moeder- dochterrelatie
De moeizame relatie tussen moeder en dochter speelt in beide boeken een belangrijke rol, zij het in elk boek vanuit een ander perspectief gepresenteerd.
In Kathelijne van Kenau praat onder meer Bertha, een van de vluchtelingen die onderdak heeft gekregen op hun erf, met Kathelijne over de verstandhouding met haar moeder. Als Kathelijne haar beklag doet over Kenau, die haar liefde voor de Waalse soldaat afkeurt, reageert Bertha als volgt:
‘O, o... Dat verbaast me niks. Kenau vindt jou natuurlijk te goed voor elke kerel.’
Mij?
‘Ik tel helemaal niet mee,’ zeg ik. ‘Toen bij de stadsmuur - heb je niet gezien hoe ze tegen me tekeerging?’
‘Uit zorg. Uit angst. Omdat ze niet wil dat je gevaar loopt.’
Ik staar haar aan. Dat kan niet kloppen!
‘Maar ze kijkt me amper aan sinds Gertruide...’ Ik stok.
‘Ze heeft verdriet. Maar jij bent haar oudste dochter,’ zegt Bertha. ‘Je eerste kind, dat blijft toch altijd het belangrijkste.’ (p. 117-118)
In Kenau deelt Kenau haar angsten zelf met haar dochter en zegt tegen Cathelijne dat ze niet wil dat ze met de huurling omgaat. Ze wil Cathelijne behoeden voor de fout die haar zusje, verblind door de liefde, heeft gemaakt. Cathelijne kiest voor de confrontatie door te zeggen dat Kenau met haar bazigheid zelf haar dochter heeft weggejaagd. Tot haar eigen verbazing slaat Kenau haar dochter waarna Cathelijne vlucht. Kenau probeert haar nog in te laten zien dat ze alleen maar bang is dat ze Cathelijne ook kwijt raakt, maar hier heeft Cathelijne geen boodschap aan:
‘Ach, mijn kind,’ riep haar moeder schor, ‘zo heb ik het niet bedoelde’ Cathelijne keek nog één keer om. Haar moeder zag er ontredderd uit. Eerlijk gezegd deed het haar niets, helemaal niets. Zwelg maar fijn in uw heldendaden, dacht ze, voor mij bestaat u niet meer.
| |
| |
‘Kom terug, ik wil met je praten... Jij bent alles wat ik nog heb’, hoorde ze haar moeder jammeren, net voordat ze de buitendeur achter zich dichttrok.
Dat had u dan eerder moeten bedenken, dacht Cathelijne. (p. 203)
In beide fragmenten wordt expliciet gezegd dat Kenau bang is dat ze haar enig overgebleven dochter ook kwijt raakt. Maar de manier waarop verschilt. In Kathelijne van Kenau gebeurt dit op een belerende wijze; Bertha wil Kathelijne duidelijk maken dat ze door haar boosheid niet ziet wat de echte reden van het kille gedrag van haar moeder is. In Kenau is het de keuze van Cathelijne zelf om hier niets mee te doen, nadat zij dit van haar moeder hoort. In het jeugdboek lijkt Kathelijne naïever doordat zij zich nog niet zo bewust is van de angst van haar moeder. Ze is nog niet in staat om verder te kijken dan haar eigen situatie en heeft geen idee wat de gevolgen zijn van de dood van haar zusje op het gedrag van haar moeder. Kathelijne denkt alleen maar dat haar moeder haar haat.
Uiteindelijk vinden moeder en dochter elkaar weer terug. In Kathelijne van Kenau versoepelt de stroeve relatie tussen moeder en dochter zich gaandeweg. Kathelijne ziet soms in waarom haar moeder zich zo zelfstandig gedraagt en waarom zij soms hard en tegendraads kan reageren:
Vrij, denk ik. Zodra je zelf kiest, ben je vrij. Misschien heeft moeder dat lang geleden al begrepen? (p. 184)
Het gesprek tussen moeder en dochter komt in het jeugdboek op gang wanneer Kenau Kathelijne op een avond betrapt als ze naar buiten sluipt om met Bertha te gaan praten. Kenau houdt haar tegen en dwingt Kathelijne om met haar te praten. Eerst verwijt Kathelijne haar moeder van alles, maar plotseling herinnert ze zich een gesprek met haar moeder uit het verleden. Dit geeft de aanzet om alles uit te praten. Kathelijne kan de situatie nu als een volwassen vrouw bekijken en begrijpt dat haar moeder ‘natuurlijk’ niet boos op haar is en dat zij dit al die tijd verkeerd heeft begrepen.
In de volwassenenroman is het niet de ontwikkeling van de dochter die ervoor zorgt dat moeder en dochter weer nader tot elkaar komen, maar juist de ontwikkeling van de moeder. Het keerpunt is wanneer Kenau na een
| |
| |
ontvoering door de Spanjaarden ternauwernood aan de dood is ontsnapt. Bij thuiskomst omarmt Cathelijne haar moeder en Kenau laat dit ongebruikelijke intieme gebaar toe. Ze beseft dat haar strijd tegen de hogere machten zinloos was en dat ze is verslagen. Er valt een last van haar schouders en er komt een ‘vreemde mildheid voor in de plaats’. Kenau en Cathelijne beseffen dat ze elkaar hebben terug gevonden en praten tot diep in de nacht met elkaar.
| |
Slotscène
Hoewel een happy end sinds de jaren zeventig niet meer vanzelfsprekend is in jeugdboeken en het einde van een ontwikkelingsroman tegenwoordig ook kan laten zien dat een verhaal niet altijd goed afloopt (Van Lierop-Debrauwer, 2000, p. 342), eindigt Kathelijne van Kenau wel positief. Kathelijnes ontwikkeling tot een jonge, zelfbewuste vrouw, de hereniging met haar moeder en het weerzien met haar geliefde ronden het verhaal positief af. In een epiloog wordt nog toegelicht dat de Spanjaarden de oorlog winnen, maar dit brengt het positieve einde niet in het gedrang.
Kenau loopt minder goed af. Haarlem wordt ingenomen en Kenau wordt voor haar daden veroordeeld. In eerste instantie worden alle inwoners die een rol hebben gehad bij de verdediging van Haarlem opgehangen, maar omdat dit niet snel genoeg gaat, worden ze verdronken in het Spaarne. Ook Kenau wordt veroordeeld tot de verdrinkingsdood. Maar er gloort hoop. Kenau is de laatste veroordeelde die het Spaarne in gegooid wordt, zonder iemand aan wie ze vastgebonden kan worden. Dat is haar kans om te blijven leven, want als een van de weinigen destijds kan ze zwemmen. Of dit daadwerkelijk haar redding is, blijft in het midden. Na dit open einde volgt een epiloog, waarin beschreven wordt dat Haarlem een voorbeeldfunctie heeft gehad voor andere steden doordat zij zich lange tijd moedig heeft verzet tegen inname.
| |
Conclusie
De keuze voor een volwassen of adolescente protagonist leidt in deze twee boeken, ondanks dat ze in grote lijnen hetzelfde verhaal vertellen, tot veel verschillen. Beide boeken verschillen in de karakterisering van de twee be- | |
| |
langrijkste hoofdpersonages, Kenau en Kathelijne/Cathelijne, in vertelperspectief, in de rol van de geschiedenis in het verhaal, in de spanningsopbouw en in de wijze waarop het belangrijkste conflict - de moeder-dochterrelatie - wordt opgelost.
In de volwassenenroman van De Loo staat het leven van de sterke en strijdvaardige Kenau tijdens de Tachtigjarige oorlog centraal. Door de variabele focalisatie kijkt de lezer met meer personages mee en kan hij zich een goed beeld vormen van de Tachtigjarige oorlog en het leven destijds.
In Kathelijne van Kenau fungeert de geschiedenis als decor voor een initiatieroman en kijkt de lezer door de ogen van de jeugdige protagonist naar de gebeurtenissen. Met deze keuzes laat Rood de roman goed aansluiten bij de belevingswereld van hedendaagse jongeren.
| |
Primaire literatuur
Loo, Tessa de, Kenau. Amsterdam, Arbeiderspers, 2013. |
Rood, Lydia, Kathelijne van Kenau. Haarlem, Gottmer, 2013. |
| |
Secundaire literatuur
Ghesquière, R., Jeugdliteratuur in perspectief. Den Haag, Acco, 2009. |
Joosen, V. & K. Vloeberghs, Uitgelezen jeugdliteratuur. Een ontmoeting met traditie en vernieuwing. Leidschendam, Biblion, 2008. |
Lierop-Debrauwer, H. van, ‘Over de Grote Gelijkenis. Adolescentenromans voor jongeren en volwassenen.’ In: Literatuur zonder leeftijd, 14, 2000, p. 336-351. |
With, J. de, Overgangsliteratuur voor bovenbouwers. Een onderzoek naar het functioneren van de literaire adolescentenroman. Amsterdam, Stichting Lezen, 2005. |
|
|