Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 27
(2013)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| ||||||||||
Herinneringen aan een gelukkige jeugd
‘Een gelukkige jeugd is niet bepaald een goudmijn
| ||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||
Een geheimzinnige fotoDe nacht van 2 april speelt zich af in de zomer van 1963. Joris is tien jaar en woont met zijn ouders en broertje Pieter in Middelkerke aan de Belgische kust, in de buurt van Oostende. De titel van het boek verwijst naar een gebeurtenis die twintig jaar daarvoor heeft plaatsgevonden, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Joris' vader heeft in het verzet gezeten, maar wil daar nooit veel over kwijt. In de kelder van hun huis, waar Joris en Pieter graag spelen, ontdekken ze een legerkistje met spullen uit de oorlog: een kompas, een gasmasker, een bajonet en een geheimzinnige foto die in de nabijgelegen duinen is gemaakt. Op de achterkant leest Joris: ‘R., S. & M., juli 1939’. Zijn ouders, René en Sophie, poseren met een man die Joris niet kent: ‘[...] een verhaal over M. heb ik nog nooit gehoord, en een foto van M. heb ik nog nooit gezien, in geen enkel album. Raar.’ De foto laat Joris niet los: hij is nieuwsgierig naar wat er tijdens de oorlog is gebeurd en waarom de volwassenen in zijn omgeving er zo weinig over vertellen. Met zijn vrienden speelt hij veel in de duinen, waar oude oorlogsbunkers van de Duitsers staan. Ze zijn ervan overtuigd dat er ergens een geheime tunnel moet liggen die de Duitsers tijdens de oorlog hebben gebruikt. Joris ontdekt vervolgens op het kerkhof dat er in de nacht van 2 op 3 april 1943 vijf Britse soldaten gelijktijdig zijn omgekomen. Als hij dan ook nog een neergeslagen man op straat aantreft, de Duitse Ludwig, die als voormalig soldaat raadselachtige bedoelingen in het dorp lijkt te hebben, begint hij de losse eindjes met elkaar te verbinden. Stapje voor stapje ontdekt Joris wie welk aandeel had in de gebeurtenissen tijdens de nacht van 2 april 1943. Tijdens een stormachtige nacht in de duinen komt het verhaal tot een climax, waarna zijn grootmoeder en vader Joris eindelijk vertellen wat er destijds is gebeurd: M. op de foto was Marcel Landuyt, de beste vriend van Joris' vader en moeder. Joris' vader René en Marcel ruilden in de nacht van 2 april een wachtdienst als vrijwilligers bij de Luchtbescherming, omdat René met Sophie had afgesproken. Tijdens die dienst komt Marcel om bij een noodlottig ongeluk, waarin Ludwig een aandeel blijkt te hebben. Joris' vader vertelt: ‘Hij [Marcel, M.S.] is die nacht gestorven, en ik niet. Terwijl ik... Eigenlijk is hij in mijn plaats gestorven. Begrijp je dat, Joris? Begrijp je dat?’ Ik knik aarzelend. Ja. Nee. Ik weet het niet. Ik denk het wel eigenlijk. Ik | ||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||
denk dat ik het begrijp. [...] Maar terwijl ik met stijf dichtgeknepen ogen de ladder afdaal, begrijp ik ineens iets anders: Marcel Landuyt heeft mij het leven gered. Want zonder Marcel was ik er nooit geweest. (p. 200) Pas op bladzijde 78 van het 226 pagina's tellende boek vindt Joris de foto in het kistje en begint hij zich af te vragen wie M. is en wat er met hem is gebeurd. Jan Simoen neemt dus ruim de tijd voor hij de raadselachtige foto in het verhaal introduceert. Dat duidt er al op dat dit boek niet alleen om spanning draait. Hoewel de plot van De nacht van 2 april gevormd wordt door het ontrafelen van de betekenis van de foto, de komst van de Duitse Ludwig en de graven van de Engelse soldaten, vervlecht Simoen die mysterieuze en daardoor spannende verhaallijn knap met een schets van het tijdsbeeld van de vroege jaren zestig. De kleine schetsmatige tekeningen in zwart-wit aan het begin van elk hoofdstuk, gemaakt door Jans broer Peter Simoen, dragen bij aan de sfeer van het verhaal. Het tijdsbeeld dat Jan en Peter Simoen schetsen, lijkt sterk gebaseerd te zijn op gevoelens van nostalgie. Voordat ik hierop inga, besteed ik eerst aandacht aan het gegeven dat het verhaal in De nacht van 2 april ‘bijna echt gebeurd’ is. Tot welk genre - of meerdere genres - moeten we dit boek rekenen? | ||||||||||
Life writing en subgenres‘Life writing’ is zoals gezegd een genretypering die goed past bij dit laatste boek van Jan Simoen. Volgens Smith & Watson (2010, p. 4) is life writing ‘a general term for writing that takes a life, one's own or another's, as its subject.’ Hun definitie is erg ruim: life writing is een overkoepelende genreterm en omvat een keur aan subgenres. Enkele van die subgenres zien we als marketinginstrumenten terug in boekwinkels en bibliotheken: levensverhalen krijgen het predikaat ‘waargebeurd’ en worden dan veelal gekarakteriseerd als ‘autobiografie’ of ‘biografie’. Ook in de literaire kritiek en de literatuurwetenschap is het noodzakelijk een dergelijk onderscheid te maken, omdat autobiografische en biografische verhalen een andere vertelsituatie kennen en zich op verschillende soorten bewijs baseren: autobiografieën zijn in de eerste plaats gebaseerd op eigen herinneringen die door het subject zelf worden verteld, terwijl biografieën door een ander worden geschreven en gebaseerd zijn op bijvoorbeeld interviews met | ||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||
(naasten van) het biografisch subject, of geschreven bronnen over hem of haar (cf. Smith & Watson, 2010). Daarnaast rijst de vraag hoe we levensverhalen kunnen typeren waarin details zijn veranderd, gebeurtenissen zijn weggelaten of namen van personages zijn aangepast. Wanneer beschouwen we een verhaal als een (auto)biografie en wanneer als fictie? Lydia Kokkola (2003, p. 91) stelt een bruikbaar model voor, waarmee ze niet uitgaat van de grenzen tussen de subgenres van life writing, maar inzichtelijk maakt hoe subgenres elkaar binnen één en hetzelfde werk kunnen overlappen. Haar Venn-diagram bestaat uit drie cirkels, die ‘fictie’, ‘autobiografie’ en ‘biografie’ representeren. Een levensverhaal kan in één van deze categorieën vallen, maar past soms beter op de plek waar twee of alle drie de cirkels elkaar overlappen. Als voorbeeld van een boek waarin de drie subgenres elkaar overlappen, noemt Kokkola de graphic novel Maus (Spiegelman, 1986). Hierin vertelt Art Spiegelman op gefictionaliseerde wijze - hij voert dierlijke personages met menselijke eigenschappen op - zowel het levensverhaal van zijn vader als zijn eigen levensverhaal. Kokkola's model, kortom, is bruikbaar wanneer we grip proberen te krijgen op de term ‘levensverhaal’.
Subgenres van life writing (aangepast uit Kokkola, 2003, p. 91)
Wanneer ik het model toepas op De nacht van 2 april, is het allereerst duidelijk dat het boek in de autobiografische cirkel past. Simoen vertelt over zijn persoonlijke geschiedenis en geeft dus een stukje van zijn eigen levensverhaal weer. Hoewel het boek dus autobiografisch is, zijn de fictieve elementen echter ook evident. De twee broertjes heten niet langer Jan en Peter, maar Joris en Pieter. Simoen zelf benadrukt het afwijken van de werkelijkheid in het nawoord: | ||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||
Ons huis aan de Van den Heuvelstraat was echt. En het speelgoed dat mijn vader voor ons maakte was ook echt. [...] Maar - eerlijk is eerlijk - we hebben de waarheid ook een beetje geweld aangedaan, Peter en ik. We hebben wat namen veranderd, een paar data verplaatst, wat personages verzonnen en een tramlijn verlegd. (z.p.) Het verhaal in De nacht van 2 april is dus niet puur autobiografisch, maar past ook in de cirkel ‘fictie’. Het veranderen van de naam van het autobiografisch subject en van andere personages is daarvoor een duidelijke aanwijzing (Kokkola, 2003). Nemen we het Venn-diagram en de kenmerken van het boek nog verder onder de loep, dan zien we dat het boek niet alleen kenmerken van een autobiografie en van fictie bevat, maar ook van een biografie. Joris vertegenwoordigt in het verhaal de eerste generatie van na de Tweede Wereldoorlog en hij wil weten wat zijn ouders tijdens de oorlog nu precies hebben meegemaakt. Zijn zoektocht naar antwoorden op de vragen die de foto oproept, leidt ertoe dat hij meer te weten komt over het levensverhaal van zijn vader en moeder. In die zin bevat De nacht van 2 april ook biografische elementen. Joris' ontdekkingen over zijn ouders roepen bij hem kritische, haast filosofische vragen op: ‘Wat denk ik eigenlijk zelf? Zou mama écht met Marcel zijn getrouwd? En was ik echt Joris geweest, met Marcel als papa?’ (p. 205). Binnen de parapluterm ‘life writing’ past De nacht van 2 april dus binnen alle drie de subgenres die Kokkola (2003) met elkaar in verband brengt. | ||||||||||
Jeugdliteraire life writing: de geïmpliceerde auteurHoewel het begrip ‘life writing’ anders doet vermoeden, hoeft het binnen dit genre en de genoemde subgenres niet te gaan om het vertellen van een volledig levensverhaal. Vaak kiezen auteurs ervoor om een bepaalde periode uit hun leven te belichten, zoals in traumatische levensverhalen die zich concentreren op een specifieke periode van bijvoorbeeld oorlog of onderdrukking. Voorbeelden zijn Primo Levi's Is dit een mens? (1947) en The wall van Peter Sís (2007). Vooral in jeugdliteraire life writing blikken | ||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||
auteurs vaak terug op een relatief korte periode uit hun jeugd.Ga naar voetnoot1 Dat is niet vreemd: boeken voor jongere lezers hebben meestal jonge protagonisten. De jonge protagonist representeert het vroegere ‘zelf’ van de auteur (zie ook Eakin, 1999); het wordt de lezer duidelijk dat hij of zij geen volledig fictief personage is. In life writing is de geïmpliceerde auteur (ofwel het beeld dat de lezer zich vormt van de auteur; Booth, 1983) namelijk vaak gebaseerd op enerzijds de auteur die zelf aan het woord is in parateksten als een voor- en nawoord, en anderzijds op de verteller die in het verhaal aan het woord is en daarin de vroegere belevenissen van de auteur formuleert. In de parateksten kan de auteur vanuit het heden reflecteren op hoe het verhaal tot stand is gekomen, zoals Jan Simoen ook doet: uitsluitend vanwege het nawoord en de flaptekst weten we dat het verhaal van Joris gebaseerd is op Simoens eigen jeugd. De verteller kan in het verhaal zelf eveneens vanuit het heden spreken, bijvoorbeeld door frasen te gebruiken als ‘ik herinner me...’ of ‘ik weet niet meer of...’. De lezer vormt zich dan een beeld van de volwassen geïmpliceerde auteur in het heden en relateert dat beeld aan de jonge protagonist in het verhaal. Hoe is Jan Simoen als volwassen auteur en verteller aanwezig in De nacht van 2 april, en wat betekent dit voor de wijze waarop hij zijn jeugdherinneringen presenteert aan het lezerspubliek? In zijn nawoord treedt Simoen inderdaad als volwassen auteur op de voorgrond, waarmee hij benadrukt dat dit verhaal gebaseerd is op zijn eigen jeugdherinneringen. In deze paratekst horen we hem als auteur aan het woord. De verteller van het verhaal zelf is echter niet de terugblikkende, volwassen Jan Simoen, maar de tienjarige Joris: hij vertelt het verhaal in de tegenwoordige tijd. Stilistisch gezien is het boek daardoor niet retrospectief. Het is alsof Joris de lezer het verhaal vertelt; een keuze die kenmerkend is voor de stijl van Simoen in zijn volledige oeuvre. Edward van de Vendel drukte het in Simoens herdenkingsdienst als volgt uit: ‘[de] stemmen [van de hoofdpersonen, M.S.] klinken uit Jans boeken op alsof ze persoonlijk tegenover je zitten’ (Bessemans, 2013). | ||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||
NostalgieDoor als volwassen verteller op de achtergrond te blijven, biedt De nacht van 2 april een directe presentatie van het leven in de vroege jaren zestig, zonder verwijzingen naar het ‘nu’ waarin het verhaal is geschreven. Dit suggereert dat het verhaal gestoeld is op gevoelens van nostalgie van de auteur. ‘Nostalgie’ verwijst namelijk naar het recreërenGa naar voetnoot2 van het verleden en het brengen van een eerbetoon aan de kindertijd en de gebeurtenissen, personen en sfeer in die tijd (Boym, 2001). Hutcheon (1998, p. 19) wijst erop dat nostalgie vooral van doen heeft met ‘the irrecoverable nature of the past for its emotional impact and appeal. It is the very pastness of the past, its inaccessibility, that likely accounts for a large part of nostalgia's power [...]’ (cursief in origineel). Ze benadrukt dat het daarom meestal gaat om een geïdealiseerde weergave van het verleden. Het is echter moeilijk om te bepalen in welke mate life writing ‘geïdealiseerd’ is: het concept is niet meetbaar en controleerbaar voor de lezer, en voor de auteur zelf is het evenmin eenvoudig om na te gaan of de herinneringen ‘kloppen’ of geïdealiseerd zijn. Het is vrijwel onmogelijk om afstand te nemen van herinneringen en ze te vergelijken met de ‘werkelijkheid’ - als we daar al van kunnen spreken. Of Jan Simoen zijn jeugd idealiseert, valt dus niet met zekerheid te zeggen. Wel kunnen we stellen dat Simoen in De nacht van 2 april een opvallend gelukkige jeugd schetst in vergelijking met die van veel andere kindpersonages in de hedendaagse jeugdliteratuur. Simoen gaf in het eerder geciteerde interview met Kathleen Vereecken (2012) aan dat hij van mening is een gelukkige jeugd te hebben gehad, maar we kunnen ons afvragen of het leven destijds werkelijk zo mooi was, of dat nostalgie hier toch een rol speelt in het vervormen van de herinnering. Welke aanwijzingen zijn er om het boek als een nostalgische terugblik op de kindertijd te beschouwen? Door het verhaal, zoals genoemd, vanuit het ik-perspectief van Joris in de tegenwoordige tijd te vertellen, wekt Simoen de indruk dat hij zichzelf ‘terugplaatst’ in die tijd. Dit wijst erop dat hij heeft terugverlangd naar destijds en dat hij door het boek te schrijven een poging doet om het | ||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||
verleden te recreëren. Door de rol van verteller aan Joris toe te kennen, slaagt hij erin de lezer vanuit het heden regelrecht de vroege jaren zestig in te trekken. Hij verwijst onder meer naar televisieprogramma's (‘Kapitein Zeppos, de Flinstones, Bonanza, Ivanhoe’, p. 100), wielrenners als Jacques Anquetil en Federico Bahamontes (p. 139) en jeugdboeken (‘Mijn gedachten dwalen weg van Winnetou en Old Shatterhand’, p. 98) - hoewel dit titels zijn uit de jaren twintig, karakteriseren ze wel het nog relatief beperkte aanbod aan jeugdboeken in de jaren zestig. Concrete verwijzingen naar bijvoorbeeld literatuur, muziek en populaire cultuur zijn volgens Boym (2001) inderdaad vaak tekenen van nostalgie. In het boek worden huiselijke scènes aan de keukentafel of in Joris' en Pieters slaapkamer afgewisseld met passages waarin Joris en zijn vrienden oorlogje spelen in de duinen, samen naar school gaan of met knikkers en een berg zand ‘Ronde van Frankrijk’ spelen. Alles ademt de sfeer van de jaren zestig - de dopjes van glazen drinkflesjes die als muntjes worden gebruikt, het knikkeren op het schoolplein, de limonade, de tram als vervoermiddel naar Oostende en vooral de vrijheid van de spelende jongens: urenlang dwalen ze door de duinen zonder dat hun ouders weten waar ze precies uithangen. Ook de beschrijving van Joris' leeshonger doet nostalgisch aan wanneer we lezen waar hij enorm blij mee is: Op de zolder van oma heb ik vorige zomer een echte schat ontdekt: een donkergroene koffer propvol oude tijdschriften over Congo en de oorlog, met foto's van Afrikanen met lange nekken en dikke benen en van reusachtige bomen [...]. En heel veel foto's van vliegtuigen en helmen en kanonnen. (p. 34) | ||||||||||
Herkenbaarheid: een bepalend criterium voor het lezerspubliek?Op recensiewebsite www.pluizuit.be vraagt Pol van Damme (2012) zich af of jongeren van tegenwoordig zich nog zullen herkennen in de gebeurtenissen en personages van destijds: ‘Het lijkt eerder een nostalgische terugblik van de auteur op zijn jeugd, die erg goed begrepen zal worden door mensen die in de jaren zestig ook jong waren.’ Het klopt: Simoen refereert niet aan de tijd die hij sindsdien heeft overbrugd en komt inderdaad evenmin in de verleiding om jonge lezers, wiens huidige leefwereld mijlenver van die in de jaren zestig verwijderd is, uitleg te geven over de maatschappij, de gewoonten en de normen en waarden van destijds. | ||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||
Dat betekent echter niet dat een nostalgisch levensverhaal ontoegankelijk is voor lezers die de beschreven periode niet hebben meegemaakt. Het maakt niet uit of een tv-programma Kapitein Zeppos of Zappbios heet: het gaat om het oproepen van een veilige, beschermde kinderwereld. Juist het feit dat De nacht van 2 april zo beeldend is geschreven, zorgt daarvoor. Simoen maakt de tijd van toen heel concreet door het speelgoed, het eten, de vrijetijdsbesteding en nog veel meer uitgebreid aan de orde te laten komen. Daarbij wordt de wereld van destijds als vanzelfsprekend weergegeven: zoals al eerder aangegeven is er geen vermenging van de tijd toen en de tijd nu, door de afwezigheid van een volwassen verteller vanuit het heden. Door Joris als verteller op te voeren, presenteert Simoen zijn jeugdherinneringen zonder daarop retrospectief vertellerscommentaar te geven. In dat opzicht kunnen we dit boek niet alleen als life writing beschouwen, maar eigenlijk ook als een historische roman, een genre waarin het verhaal in de regel ook volledig in het verleden wordt geplaatst zonder daar vanuit het heden naar te verwijzen. Het historische genre is bij veel jonge lezers van nu populair, omdat het vaak een combinatie biedt van bekende elementen, zoals gevoelens en situaties die niet aan plaats en tijd gebonden zijn, en onbekende elementen: de informatie over een historische periode die ze nog niet (goed) kenden. Juist wanneer al te expliciterend vertellerscommentaar vanuit het heden achterwege wordt gelaten, wint zo'n boek aan kracht. Dat geldt ook voor De nacht van 2 april. Hoewel de jaren zestig veel minder frequent aanwezig zijn in de jeugdliteratuur dan bijvoorbeeld de jaren van de Tweede Wereldoorlog, doet Simoen geen consessies aan de veronderstelde ontbrekende voorkennis van zijn lezerspubliek over deze periode. Hij biedt de lezer simpelweg een gedetailleerd beeld van de tijd waarin hij is opgegroeid en daar heeft de lezer het maar mee te doen. Desondanks lijkt het me voor jongere lezers geen probleem om zich in te leven in de avontuurlijke, nieuwsgierige Joris: de vriendschappen die hij aangaat, zijn verlangen naar spannende ontdekkingen en de gemengde gevoelens die de ontdekkingen oproepen, zijn universeel en niet aan plaats en tijd gebonden. Dat de herkenbaarheid van de historische periode een doorslaggevend criterium is om te bepalen of een boek jonge lezers aanspreekt, zoals Van Damme (2012) lijkt te veronderstellen, is dus een vooroordeel. | ||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||
Warme herinneringenDe nacht van 2 april is een warm verhaal waarin drie belangrijke subgenres van life writing zijn verenigd. Simoen vermengt een spannende verhaallijn met uitweidingen over eenvoudige, tamelijk willekeurige zaken als aardappelpuree of kip met friet eten, naar school gaan en een bril kwijtraken op het strand. Hoewel het verhaal deels gefictionaliseerd is, toont Simoen duidelijk dat hij nostalgisch terugblikt op zijn gelukkige jeugd. Hij had daarmee kunnen vervallen in sentimentaliteit, maar voorkomt dat door de directe vertelvorm met Joris als verteller en de mysterieuze verhaallijn. De nacht van 2 april is gelijktijdig een boek over hoe de eerste naoorlogse generatie in de jaren zestig opgroeide, waarmee jonge lezers een mooie inkijk krijgen in het leven van een halve eeuw geleden. Het boek is niet alleen als life writing te beschouwen, maar ook als een historische jeugdroman, waaruit blijkt dat deze genres dicht bijeen liggen en elkaar vaak deels overlappen. De raadselachtige ontdekkingen, afgewisseld met alledaagse scènes, bouwen de spanning in De nacht van 2 april effectief op, al is het jammer dat Simoen zoveel tijd neemt voor hij de foto als katalysator opvoert. Aan het slot krijgt het verhaal een nieuwe wending, zonder dat dit een overdreven spectaculaire ontknoping oplevert: het spannendste dat er uiteindelijk gebeurt is dat Joris en zijn vrienden een tunnel ontdekken en de waarheid achter de graven en de foto achterhalen, waardoor zij én de lezers zich realiseren dat de daadwerkelijke drama's al in het verleden liggen. De sporen die de oorlog heeft nagelaten leiden tot filosofische vragen over de grote gevolgen van kleine gebeurtenissen. Gecombineerd met mysterie en avontuur is het boek toch vooral een nostalgisch eerbetoon aan het gelukkige opgroeien in een liefdevol gezin, in een klein Vlaams dorpje tijdens de voor Simoen zo bijzondere zomer van 1963. Daarmee is De nacht van 2 april een boek dat voor zowel jongere als volwassen lezers aansprekend en toegankelijk is, vol warme, bijna weemoedige herinneringen: een mooie en waardige laatste toevoeging aan het rijke oeuvre van Jan Simoen. | ||||||||||
Primaire literatuur
| ||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||
Secundaire literatuur
|
|