Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 26
(2012)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| ||||||||||||
De stem van de jury
| ||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||
baar meetinstrument voor het toekennen van kwaliteit ontbreken (De Nooy, 1988). Mede daardoor was in het verleden zowel in de kritiek als bij jury's eerder sprake van consumentenvoorlichting dan van kritiek in de ware zin van het woord. De besprekingen bestonden hoofdzakelijk uit informatie over de inhoud en de gebruiksmogelijkheden van de boeken. Het beargumenteerd oordelen liet te wensen over.Ga naar voetnoot4 In deze bijdrage staat het oordeel van de Griffeljury, de jury van de Woutertje Pieterse Prijs en dat van de inmiddels opgeheven Zoenjury centraal. De prijzen hebben verschillende doelstellingen. De Griffels en Zoenen beogen in de eerste plaats boekpromotie en leesbevordering ‘door op zo groot mogelijke schaal en zo breed mogelijk gespreid, aandacht te vestigen op kinderboeken.’Ga naar voetnoot5 De jury's wordt wel nadrukkelijk gevraagd te letten op de literaire kwaliteit van de boeken. De Woutertje Pieterse Prijs is een literaire prijs voor ‘een Nederlandstalig kinder- of jeugdboek met uitzonderlijke kwaliteiten, zowel op het gebied van taal en inhoud als op dat van beeld en uitvoering.’Ga naar voetnoot6 Het initiatief tot de prijs werd genomen eind jaren tachtig, in een tijd waarin kinderboeken als vorm van literatuur steeds meer aandacht kregen. De vraag is of en hoe de verschillende doelstellingen doorwerken in de argumenten die de jury's hanteren. | ||||||||||||
WerkwijzeHet onderzoek naar het oordeel van de drie jury's richt zich op de jaren 1999 tot en met 2008, het laatste jaar dat de Zoenen werden uitgereikt. Behalve de juryrapporten zijn ook de inleidingen op deze rapporten geanalyseerd, omdat de jury daarin vaak verantwoording aflegt voor haar oordeel en haar mening geeft over het boekenaanbod van dat jaar in vergelijking met voorgaande jaren.Ga naar voetnoot7 De analyse van de inleidingen en de juryrapporten is gebaseerd op het model van Krikhaar en Ros (1986). Met hun analyse van ruim driehonderd recensies uit onder meer dag- en weekbladen en juryrapporten, hebben zij | ||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||
in de jaren tachtig een grootschalig en gedegen onderzoek uitgevoerd dat niet onopgemerkt is gebleven binnen de studie van de jeugdliteratuur (Van den Hoven, 1994). In navolging van dit onderzoek is gekeken naar hoe inhoud en argumenten zich tot elkaar verhouden, naar de aandacht in de rapporten voor ontwikkelingen in de jeugdliteratuur en de jeugdliteratuurkritiek en naar de soort argumenten die gehanteerd worden. Vooral de argumenten zijn indicatief voor de literatuuropvatting van de jury's. Wanneer een jury voornamelijk argumenten gebruikt die het literaire werk verbinden met de lezer, dan is dit een aanwijzing voor een pragmatische, lezersgerichte literatuuropvatting. Een relatief groot aantal compositorische en stilistische argumenten wijst op een autonomistische, tekstgerichte poëtica.Ga naar voetnoot8 Op basis van de doelstelling van de drie prijzen is de verwachting dat de Griffel- en Zoenjury's verhoudingsgewijs meer lezersgerichte argumenten zullen gebruiken dan de jury's van de Woutertje Pieterse Prijs die meer zullen letten op de ‘oorspronkelijkheid van taal en denken, (...) de geloofwaardigheid van verhaal en personages en (...) de noodzaak dit ene verhaal precies op dit moment te vertellen.’Ga naar voetnoot9 | ||||||||||||
De Gouden Zoenjury: leesbevordering op de eerste plaatsIn een eerdere analyse van het oordeel van de Zoenjury concludeert De Vriend (2000) dat de jury's van deze prijs zowel gericht zijn op de tekst als op de lezer. Waardering voor originaliteit, stijl en compositie gaat hand in hand met aandacht voor de aantrekkelijkheid en toegankelijkheid voor de beoogde lezer. Het huidige onderzoek laat zien dat er in de jaren daarna weinig is veranderd. In de hele periode hanteren de Zoenjury's literaire criteria in combinatie met lezersgerichte argumenten. In de juryrapporten is het percentage tekstgerichte argumenten 29,1% en het aantal lezersgerichte argumenten 23,9%, in de inleidingen respectievelijk 16,8% en 13,2%. De jury's besteden over het geheel genomen overigens meer aandacht aan de beschrijving van de inhoud van de winnende boeken dan aan | ||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||
een beargumenteerd oordeel. De informatie over de bekroonde boeken wordt bovendien expliciet geplaatst in de context van leesbevordering. Regelmatig maakt de jury waarderende opmerkingen over hoe jongeren tot lezen gestimuleerd kunnen worden: Buitengewoon verheugd zijn we over de pogingen van diverse uitgevers jongeren tot lezen te verleiden door ze voor een (soms) gering bedrag en in aantrekkelijk vormgegeven series boeken te bezorgen van auteurs die bij grote groepen lezers geliefd zijn, of van tijd tot tijd bij de Jonge Jury tot de favorieten behoren. (Gouden Zoen, 2006) Ondanks de combinatie van tekstgerichte en lezersgerichte argumenten lijken de jury's de lezers minder te willen overtuigen van de literaire kwaliteiten van de boeken dan van de mogelijkheden om het lezen te stimuleren. De telkens terugkerende verwijzingen naar de combinatie jongeren, lezen en onderwijs laten zien dat de Zoenjury's zich bewust zijn van de doelstelling van de prijs: boekpromotie en leesbevordering. De Gouden Zoen werd in 1997 ingesteld om onder meer via het onderwijs meer aandacht te geven aan boeken voor twaalf jaar en ouder om zodoende jongeren te stimuleren tot lezen (De Vriend, 2000). Uitgeverijen, scholen, bibliotheken, boekwinkels en jongeren toonden echter weinig belangstelling voor de prijs, reden waarom de uitreiking van de prijs uiteindelijk in 2008 werd stop gezet.Ga naar voetnoot10 Waarom de prijs weinig aandacht genereerde, is moeilijk te zeggen. Een mogelijke verklaring is het moment van uitreiking. De Gouden Zoenen werden uitgereikt in april en misten dus de context van de Kinderboekenweek die de Griffels wel hebben. Daarnaast is al langer bekend dat jongeren een lastig te bereiken doelgroep zijn als het om lezen gaat. Ze stellen andere prioriteiten dan lezen, ook al ligt dat volgens de Gouden Zoenjury's niet aan het boekenaanbod: ‘Veel boeken [...] zijn met gemak bestand tegen de verlokkingen waarmee de consumptiecultuur vandaag de dag jongeren van het lezen probeert te houden’ (Gouden Zoen, 2006). Het is denkbaar dat ook de juryrapporten debet zijn aan de geringe aandacht. Ze zijn vooral beschrijvend en hoewel ze wijzen op het belang van leesbevordering, bieden ze bemiddelaars nauwelijks concrete handvatten om jongeren tot lezen te stimuleren. | ||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||
De Griffeljury: van lezersgericht naar literair naar lezersgerichtIn 1997 stelden Van Lierop en Bekkering vast dat de Griffeljury's weinig aandacht besteedden aan inventiviteit, originaliteit van grensverleggende verhalen en literaire maatstaven als stijl en structuur. De focus bleek vooral te liggen op de toegankelijkheid en herkenbaarheid van het boek. Hoewel lezersgerichte argumenten in de onderzochte periode nog steeds belangrijk zijn, voeren ze in de jaren 1999 tot en met 2003 zowel in de inleidingen als in de juryrapporten zelf niet de boventoon. In deze jaren besteden de jury's relatief veel aandacht aan literaire argumenten. Vanaf 2004 is sprake van een omslag van een literaire benadering naar opnieuw een pragmatische, lezersgerichte benadering. Met emotionele en identificatieargumenten hebben de jury's weer meer oog voor de relatie tussen boek en lezer: ‘Als je het zo bekijkt, is Big een heftig verhaal waarvan sommige mensen zich zullen afvragen of kinderen het wel kunnen waarderen’ (Gouden Griffel, 2006). Over de hele periode genomen gebruiken de Griffeljury's in de juryrapporten meer lezersgerichte dan tekstgerichte argumenten (40,9% tegen 30,3% van het totaal aantal argumenten), in de inleidingen is dit andersom (26,2% tekstgerichte en 19,5% lezersgerichte argumenten). In hun onderzoek analyseerden Krikhaar & Ros (1986) twintig jaar recensies en ook rapporten van de Griffeljury. Eén van hun conclusies was dat de kwaliteit van de juryverslagen in de door hen onderzochte periode verbeterde: van holle frasen in het begin naar beter onderbouwde oordelen in de jaren tachtig. Wanneer de Griffelrapporten uit de periode 1999 tot en met 2008 worden afgezet tegen die uit de studie van Krikhaar en Ros (1986), dan heeft deze trend zich verder doorgezet. De jury-oordelen worden over het geheel genomen goed onderbouwd met argumenten en in de inleidingen wordt verantwoording afgelegd van de literatuuropvatting van de jury. Zo hecht de Griffeljury uit 2000 het meest belang aan hoe de auteur met taal omgaat: ‘Met subtiliteit, met poëzie, met verrassend taalgevoel.’ Daarbij hebben ze echter ook oog voor de lezer. Poëtische, subtiele boeken maken van kinderen lezers ‘in de ware zin des woords, proevers, woordgevoeligen, mompelaars van vreemde zinnen’ (Inleiding Griffeljury, 2000). De Griffeljury richt zich in zijn oordeel, net als de Zoenjury en de jury van de Woutertje Pieterse Prijs overigens, tot volwassenen. Twee keer in deze periode spreekt de Griffeljury echter ook de jonge lezer rechtstreeks | ||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||
aan: ‘Je kunt je licht opsteken bij andere lezers die je kent, en ook bij mensen die van het lezen en keuren van boeken voor kinderen zo ongeveer hun beroep hebben gemaakt’ (Gouden Griffel, 2006). Hier vervult de jury de rol van directe bemiddelaar tussen kind en boek. De Griffeljury's gebruiken in de juryrapporten van 1999 tot en met 2008 ongeveer evenveel tekstgerichte argumenten als de Zoenjury (respectievelijk 30,3% en 29,1%). Wel verschillen ze van elkaar als het gaat om de verhouding tussen inhoud en argumentatie die bij de Griffeljury's meer in evenwicht is dan bij de Zoenjury. Daarnaast besteden de Griffeljury's geen expliciete aandacht aan leesbevordering, hoewel ze percentueel meer lezersgerichte argumenten gebruiken dan de Zoenjury's (in de juryrapporten 40,9% tegen 23,9%). De doelstelling van de prijs wordt vooral impliciet, via de argumentatie, tot uitdrukking gebracht. | ||||||||||||
Woutertje Pieterse Prijs: kindvriendelijker?Op 24 februari 2012 kopt het NRC Handelsblad ‘Woutertje wordt kindvriendelijker.’ In het artikel dat geschreven is ter gelegenheid van 25 jaar Woutertje Pieterse Prijs betoogt Thomas de Veen dat de Woutertje Pieterse Prijs sinds haar ontstaan gold als een prijs waar literaire kwaliteit de enige norm was. In de bekroningen van de laatste jaren ziet hij echter een bewijs dat de jeugdliteratuur in het algemeen en de prijs in het bijzonder het idee dat literair en kindvriendelijk elkaar in de weg staan, ontgroeid is. Wordt hij in zijn overtuiging ook gesteund door de juryrapporten? Het eerste dat opvalt, is dat de jury's van de Woutertje Pieterse Prijs het schrijven van de rapporten als een belangrijke taak zien. Ze besteden veel zorg aan een originele vorm en vragen op een aantrekkelijke en vaak opvallende manier aandacht voor de winnaar. Zo begint juryvoorzitter Anton Korteweg in 2004 met een citaat uit het (naar later blijkt) winnende boek en geeft daar vervolgens in het personage van meester Pennewip, de onderwijzer van Woutertje Pieterse, commentaar op: ‘De zon schijnt alle grote mensen plat - | ||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||
dit hemellichaam zich bij voorbeeld aan kinderen voordoet? (...) Die slap liggende plantjes doen overigens wel erg danig denken aan jonge sla in september, net geplant. Als Rutger Kopland daaraan niet geholpen heeft, is 't verbazend. Maar toch: er zit vernuft in die eerste versregels.’Ga naar voetnoot11 Vooral de verwijzing naar Rutger Kopland is typerend voor het literaire oordeel dat de jury's van de Woutertje Pieterse Prijs willen geven. De vergelijking met een gerenommeerd dichter van poëzie laat zien dat jeugdliteratuur serieus genomen moet worden als literatuur. Voor wat betreft de verhouding tussen informatie en argumentatie verschilt de prijs weinig van de Griffels. Als het gaat om de soort argumenten, dan kan er wel een onderscheid gemaakt worden. De jury's van de Woutertje Pietersprijs gebruiken in vergelijking met die van de andere twee prijzen de meeste tekstgerichte, literaire argumenten (52,3% van het totaal aantal argumenten in de periode 1999 tot en met 2008, tegen respectievelijk 30,3% en 29,1% van de argumenten bij de Griffel- en Zoenjury's). Toch is ook bij deze prijs in de loop van de jaren een lichte verschuiving waarneembaar naar een meer lezersgerichte beoordeling. De literaire criteria die de jury's hanteren, sluiten aan bij de doelstelling van de prijs: het gaat om grenzenloze fantasie, eigenzinnigheid en poëtisch vermogen. Gaandeweg hebben de jury's echter ook meer oog voor de lezer en vinden ze het bijvoorbeeld van belang dat een auteur de vaardigheid bezit om zich te kunnen inleven in de wereld van de jonge lezer (Woutertje Pieterse Prijs, 2007). Een en ander lijkt het gevolg van een veranderend klimaat in de jeugdliteratuur. In haar lezing bij de jubileumuitreiking van de prijs sprak Bregje Boonstra hierover haar zorg uit: De focus op de literaire kanten van het kinderboek riepen restauratieve tendensen op, niet alleen van buitenstaanders, maar ook afkomstig uit het vak zelf. Er zou te veel positieve aandacht gaan naar te moeilijke en ontoegankelijke boeken, waardoor het leesplezier van het jonge volkje in de kiem gesmoord zou worden. We moesten terug naar | ||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||
‘lekker lezen' en al dat gedoe over literatuur zo gauw mogelijk vergeten.’Ga naar voetnoot12 | ||||||||||||
Terechte kritiek?Een voorbeeld van wat Boonstra (2012) ‘restauratieve tendensen’ noemt, is de kritiek van Akveld, Hartzuiker en Roep (2001). Zij verwijten de jury's van de jeugdliteraire prijzen dat zij zich in hun oordeel teveel op literaire maatstaven baseren. Ze zijn van mening dat er enkel belangstelling is voor de literaire norm en dat niet-literaire boeken nauwelijks aandacht krijgen. Deze critici zouden graag meer aandacht zien voor de leesbaarheid van het boek, in combinatie met een oordeel over de kwaliteit van de tekst. De analyse van de juryrapporten en de inleidingen daarop laten zien dat de combinatie van literaire criteria met lezersgerichte criteria feitelijk al de praktijk is. Het is waar dat de drie prijzen, en dan vooral de Woutertje Pieterse Prijs, relatief gezien veel belang hechten aan literaire criteria. Daarnaast hanteren zij, en dat in toenemende mate zo lijkt het, lezersgerichte argumenten. Gezien de doelstelling van de prijzen is het ook niet meer dan terecht dat de jury's hun oordeel in ieder geval met tekstgerichte argumenten onderbouwen. Het zijn literaire prijzen waarbij een jury van volwassen deskundigen teksten geschreven door een volwassen auteur beoordelen. Op deze manier zijn ze duidelijk onderscheiden van publieksprijzen als de Nederlandse Kinderjury en de Jonge Jury die worden uitgereikt door de doelgroep. Deze situatie is vergelijkbaar met die in de volwassenenliteratuur. Dat de Griffeljury's literaire argumenten in toenemende mate combineren met lezersgerichte argumenten, is in overeenstemming met het leesbevorderingsdoel dat de prijs dient. De Woutertje Pieterse Prijs profileert zich als een prijs die boeken bekroont van uitzonderlijke talige en beeldende kwaliteit en ziet leesbevordering niet als een expliciet doel. Met de verschuiving naar een meer lezersgerichte beoordeling, dreigt ze haar eigen stem als literaire prijs te verliezen. Bregje Boonstra, eind jaren tachtig één van de initiatiefnemers tot de prijs, signaleert dat gevaar in haar jubileumtoespraak ook en is van mening dat: ‘(...) een beetje zwaaien met het zwaard in naam van het serieus te nemen kinderboek (...) onver- | ||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||
anderd het vaandel van de Woutertje Pieterse Prijs [dient] te blijven sieren.’Ga naar voetnoot13 | ||||||||||||
Literatuur
|
|