Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 23
(2009)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
DweepboekenAfgelopen voorjaar had Vrij Nederland een item over ‘dweepboeken’Ga naar voetnoot1.. Het weekblad vroeg vier schrijvers te vertellen over dat ene boek dat in hun puberteit fungeerde ‘als bondgenoot die begreep wat er in je omging’. Tussen Bonjour Tristesse en Nietzsches verzamelde werken, boeken waar je als gevierd auteur fatsoenlijk mee voor de dag kunt komen, prijkte heel verfrissend de Pitty-reeks. Deze serie van Enid Blyton over de belevenissen van Pitty op kostschool bleek het vaste baken voor Kristien Hemmerechts. Ze schrijft dat de Pitty-boeken helemaal van haar waren: ‘Ik had mezelf ervan overtuigd dat niemand anders ze las. Ze vormden een geheime plek die dwingender was dan de zogeheten “echte” wereld.’ Hemmerechts beschrijft hier een leeservaring die veel lezers zich van vroeger zullen herinneren. Rode oortjes, het boek als geheime plaats en het verhaal dat je meevoert naar een andere wereld. Het is niet toevallig dat de wereld van Pitty en Kristien een besloten meisjeswereld was. Zoals Hemmerechts schrijft: ‘In die tijd moest je kiezen: je was fan van Pitty of je was fan van De Vijf. Ik was fan van Pitty.’ Ofwel als meisje las je meisjesboeken, als jongen jongensboeken. In dit nummer figureert ook een jongen. En inderdaad, hij las stoere jongensboeken. Weliswaar niet De Vijf, maar wel boeken van C.J. Kieviet, Joh. H. Been en J.B. Schuil. Vooral met de voetbalboeken van die laatste dweepte hij. En dweept Harry Bekkering nog steeds een beetje, zoals we kunnen lezen in zijn afscheidsrede als hoogleraar Algemene Cultuurwetenschappen. We zijn blij dat we deze rede, over hoe een kinderboek klassiek wordt, integraal mochten publiceren.
Bestaat die segmentatie tussen jongens- en meisjeslezers nog steeds? Ik heb geen harde cijfers, maar ik durf er mijn boekenkast om te verwedden dat Hoe Overleef Ik gemiddeld meer door meisjes en Artemis Fowl gemiddeld meer door jongens wordt gelezen. Natuurlijk zijn er ook sekseneutrale(re) boeken - zoals Harry Potter of historische jeugdromans - maar nog steeds onderscheiden meisjes en jongens zich van elkaar door de boeken die ze lezen en niet lezen. Waarbij meisjes zich er nog wel zonder gezichtsverlies op kunnen laten voorstaan dat ze (ook) jongensboeken lezen, terwijl jongens die meisjesboeken lezen toch als doetjes worden beschouwd. Maar ook daarin zijn natuurlijk uitzonderingen. Zo biecht Gerard de Vriend in zijn zoektocht naar een sluitende definitie van het | |
[pagina 8]
| |
jongensboek zonder blikken of blozen op dat hij ‘met graagte’ de boeken over Joop ter Heul las. Ik verwacht echter niet dat hij - maar ook dit heb ik niet getoetst - de naam van de beroemdste club uit de jeugdliteratuur, de Jopopinoloukico-club, zonder haperen kan uitspreken. Helemaal erbij horen doe je dan niet. In aansluiting bij het thema van het Tilburgse jeugdliteratuursymposium op 27 januari 2010, Meisjes, jongens, lezen, (jeugd)literatuur, staat dit nummer van Literatuur zonder leeftijd in het teken van jongens- en meisjesboeken. Hoewel het een tijdje uit de mode is geweest om die tweedeling te benadrukken, spelen uitgevers daar tegenwoordig meer dan ooit op in, getuige de aanhoudende stroom chicklit-titels en, nog iets minder bekend, maar zeker in opmars, de ladlit. Eefje Buenen en Thomas de Veen betichten beide genres in dit nummer, ieder uiteraard in een eigen artikel. Socialisatie - de jeugd klaarkneden voor toetreding tot de voor hen bestemde club - is een belangrijk element in jongens- en meisjesboeken. Malte Dahrendorf maakte dit al duidelijk in zijn beroemde studie Das Mädchenbuch und seine Leserin (1970). Meisjes en jongens leren de rol die de samenleving voor hen heeft bestemd. Ook Kristien Hemmerechts kwam daar op een bepaald moment achter. Ze beschrijft in haar VN-bijdrage hoe de Pitty-serie voor haar van het voetstuk valt, nadat ze opeens de moraal van het verhaal doorzag: ‘Schoolmeisjes horen niet te schitteren. Ze moeten worden klaargestoomd voor hun taken als echtgenote en moeder. Daarmee was voor mij de magie verbroken. Eindelijk doorzag ik het opvoedkundige project achter de façade van spannende meisjesavonturen. Er werden ons voorbeelden en rolmodellen voorgehouden. De boodschap was niet mis te verstaan: spring niet te hoog!’ (Jeugd)boeken door de tijden heen bieden een inkijkje in verschuivende rolpatronen. Dat blijkt duidelijk uit het historisch overzicht van Marjoke Rietveld-van Wingerden over tijdschriften voor jongens en meisjes. Tine Verachten biedt in haar artikel ‘Boys will be boys?’ een boeiende analyse van nieuwe sprookjes en beschrijft voor ons de prins nieuwe stijl. Daarnaast zijn er artikelen over veranderende genderrollen in Vlaamse adolescentenromans en over werkende heldinnen in vooroorlogse meisjesboeken. Misschien is de geheime plek die boeken bieden niet altijd de meest realistische plek. Maar het is zo heerlijk om er te vertoeven - of je nu een jongen of meisje bent.
Bea Ros |
|