| |
| |
| |
Leven langs de zijlijn
Sonya Hartnett: winnares van de Astrid Lindgren Memorial Award 2008
Ingeborg Hendriks en Wilma van der Pennen
In 2008 won de Australische schrijfster Sonya Hartnett de Astrid Lindgren Memorial Award (ALMA), de oeuvreprijs die is vernoemd naar de beroemde Zweedse schrijfster en die in 2002 na haar dood is ingesteld. Vier van Hartnetts (adolescenten)romans zijn in het Nederlands vertaald. Hopelijk is de toekenning van de prijs een stimulans om meer van Hartnetts opmerkelijke boeken - het zijn er ruim twintig - in vertaling uit te brengen.
Sonya Hartnett (Australia) is one of the major forces for renewal in modern young adult fiction. With psychological depth and a concealed yet palpable anger, she depicts the circumstances of young people without avoiding the darker sides of life. She does so with linguistic virtuosity and a brilliant narrative technique; her works are a source of strength. (Juryrapport ALMA)
| |
Sonya Hartnett: schrijfster ondanks zichzelf
Sonya Hartnett (Melbourne, 1968) was het tweede kind in een gezin met zes kinderen: een gevoelig meisje dat de wereld om zich heen probeerde te begrijpen en zich soms ongerust afvroeg of ze zich wel staande zou kunnen houden. Al vanaf haar dertiende schreef ze verhalen en op haar vijftiende werd haar eerste boek gepubliceerd: Trouble All the Way (1984). Sindsdien zijn er van haar hand zo'n twintig boeken verschenen, voor het merendeel uitgegeven als adolescentenromans.
Hartnett heeft aan de Royal Melbourne Institute of Technology mediastudies gedaan; het schrijven heeft altijd centraal gestaan in haar leven en werk. In een interview met Michael Thorn voor de Engelse kinderboekensite Achuka vertelt ze in 2002 dat ze wel eens spijt heeft van de richting die ze al zo vroeg is ingeslagen. Het was nooit haar plan om schrijfster te worden. Haar hobby van vroeger is werk geworden, zonder dat ze zich in een ander beroepsveld heeft kunnen oriënteren.
| |
| |
I know I'm virtually unemployable now, I'm not trained at anything, I don't have experience in doing anything except this. I don't enjoy it so much but I've got another thirty years that I have to do it. I find that difficult to come to terms with. People say you could go and do something else, I think Yeh, but it's unlikely. I've got a bone lazy streak and my bone lazy streak is really what made me become a writer. (...) I never wanted to be a writer in the first place. It was just a hobby and it became my career. And that's not what I had planned. Ironically I now write better than I have ever done. (interview met Michael Thorn voor Achuka in 2002).
Inmiddels is Sonya Hartnett een van de weinige
schrijvers in Australië die van de opbrengst van haar werk kan leven. Haar boeken zijn vertaald in onder meer het Duits, Italiaans, Noors en Chinees en bekroond met vele prijzen. In het Nederlands zijn vier boeken van haar verschenen: Het tunnelkind (vertaling van Thursday's Child; 2000), Een jongen ( Of a boy; 2002), Valstrik ( Sleeping Dogs; 1995) en recent Het elfenkind ( The ghost's child; 2007). Deze romans, gericht op jongvolwassenen, werden in Australië bekroond met diverse literaire prijzen.
De jury van de ALMA noemde Hartnett een van de belangrijkste vernieuwers van de moderne tienerroman. Al eerder noemde Hartnett zelf haar boek Sleeping dogs een keerpunt in de Australische jeugdliteratuur:
(...) once ‘Sleeping Dogs’ had been published [1995], they started to think outside the traditional ways. Books no longer had to be eather for children or for teenagers or for adults. They could cross, they could float in between, there was an area in between. (interview met Michael Thorn voor Achuka in 2002)
Hartnett vindt deze vervaging van grenzen een goede zaak. Ze wil zich niet bezighouden met de doelgroep van haar werk, maar aangesproken worden op de inhoud, stijl en achterliggende ideeën.
| |
| |
Van de vier in het Nederlands vertaalde boeken van Sonya Hartnett hebben de eerste drie - Het tunnelkind, Een jongen en Valstrik - veel met elkaar gemeen: ze gaan over kinderen die opgroeien in moeilijke omstandigheden, opgevoed door volwassenen die niet in staat zijn om het leven het hoofd te bieden. Het elfenkind heeft een veel positievere toon. Ook de hoofdpersoon in dit boek heeft te maken met tegenslag in haar leven, maar zij weet haar leven desondanks zin te geven. Hieronder volgt een analyse van de eerste drie in vertaling verschenen titels, gevolgd door een korte analyse van het laatste boek dat in het Nederlands verschenen is, Het elfenkind.
| |
Beschadigd door het leven
De familie van hoofdpersoon Harper (12) uit Het tunnelkind worstelt dagelijks om het hoofd boven water te houden. Haar vader is getraumatiseerd door de relatie met zijn vader en door zijn eigen oorlogsverleden. Na de oorlog heeft hij van de overheid een barak toegewezen gekregen in een droog en verlaten gebied. Aanvankelijk weet hij zijn gezin nog te onderhouden door het strikken van konijnen, maar als hij verschillende tegenslagen te verduren krijgt, vlucht hij in de drank en raakt totaal verbitterd. Harper ziet machteloos toe hoe hun gezin uit elkaar valt. Naarmate ze ouder wordt, verliest ze haar kinderlijke onbezorgdheid en ervaart ze steeds meer de druk van het leven.
Adrian, de 9-jarige hoofdpersoon uit Een jongen wordt noodgedwongen opgevoed door zijn oma. Zijn moeder heeft zware psychische problemen en zijn vader heeft hem in de steek gelaten. Ook bij zijn oma Beattie is hij niet echt welkom. Zij vindt zichzelf te oud om nog een kind op te voeden en ervaart Adrian - ook al is hij nog zo meegaand - als een grote last. Adrian zelf gaat gebukt onder allerlei angsten en voelt zich voortdurend bedreigd. In zijn drang om te overleven maakt hij zich haast onzichtbaar.
De situatie in het gezin Willow uit Valstrik is zo mogelijk nog problematischer. De vader is, net als de vader van Harper, zwaar beschadigd door het leven. Hij beschouwt zijn gezin als zijn eigendom, schermt de kinderen af van de buitenwereld en eist van hen dat ze doen en denken zoals hij dat wil. De moeder sluit zich op in haar eigen droomwereld en is voor haar kinderen onbereikbaar. De invloed van dit alles op de kinderen, inmiddels jong volwassenen, is verlammend. Ze leiden hun leven op de boerderij op de automatische piloot en hebben hun eigen dromen en idealen diep weggestopt. De gezinsleden zijn aan elkaar verbonden door een gedeelde minachting voor de buitenwereld. Wezenlijk contact is er niet. Twee van de kinderen zoeken troost bij elkaar in bed, maar ook zij blijven uiteindelijk vreemden voor elkaar.
| |
| |
| |
‘Levenloze levenden’
Opvallend is dat in deze verhalen de personages er vaak niet in slagen hun leven richting te geven. In Valstrik zitten de kinderen als het ware gevangen in het gezin. Buitenstaander Bow, een kunstenaar die tijdelijk in het caravanpark van de familie Willow verblijft, vergelijkt de kinderen met zombies die zonder iets te vragen of te klagen het werk doen. Ook is er een parallel met de meute honden die de familie erop nahoudt. De oorspronkelijke titel van het boek, Sleeping dogs, verwijst naar deze honden, die vastgeketend als collectief een instinctief en onbewust bestaan leiden, net als de familie zelf.
In Een jongen zijn ‘levenloze levenden’ een steeds terugkerend motief. Hoofdpersoon Adrian doet wat hij denkt dat anderen van hem verwachten in een voortdurende poging om onheil te vermijden. Zijn oom Rory, die bij Adrian en zijn andere oom in huis woont, sluit zich op in een donkere kamer en observeert het leven vanaf de zijlijn. Twee jaar later veroorzaakte hij een ongeluk waarbij het leven van zijn beste vriend werd gereduceerd tot dat van een plant. Sindsdien wil Rory niet meer echt leven.
Net zoals bij David zit er geen leven meer onder zijn huid. (...) Binnen in zijn borst zit een holte, en druipende slierten spier hangen van zijn ribben naar beneden als vlees aan de haak van de slager. Niemand heeft weet van dat slachthuis in zijn lijf - misschien zijn moeder. Niemand behalve Beattie misschien weet dat Rory niet anders kan dan de wereld van achter een raam bekijken omdat, als hij eenmaal een voet buiten de deur zet, het vlees dat aan zijn ribben hangt met de wind zal schommelen en treuren. (Een jongen, blz. 41-42)
Het motief van ‘levenloze levenden’ komt in Een jongen verder naar voren in de nieuwsberichten over drie spoorloos verdwenen kinderen. Als schimmen van zichzelf duiken de drie kinderen steeds weer op in de televisiebeelden. Voor Adrian is het verhaal een bevestiging van het onveilige wereldbeeld dat hij toch al had. De wanhopige ouders die de kijker smeken om hulp bij de opsporing doen Adrian denken aan de zieke vogel die hij pasgeleden in het park in zijn handen zag sterven.
Ze worden opgevreten door verdriet, ze leken wel van papier. Adrian denkt aan de stervende vogel, hoe onstoffelijk die was geweest. Als ze hun kinderen niet terugkrijgen, zijn de ouders net als die vogel gedoemd om te verdwijnen, dan blijft alleen hun lege huid over die loopt en praat en ademt, maar vanbinnen is die hol. (Een jongen, blz. 62)
| |
| |
Ook de ouders van Harper in Het Tunnelkind verliezen steeds meer de grip op hun bestaan. Na de zoveelste tegenslag geeft vader Court het min of meer op om te vechten voor het welzijn van zijn gezin, en moeder Thora verandert, net als moeder Willow in De valstrik, in een spookachtige verschijning.
Tin, het jongere broertje van Harper zoekt zijn veiligheid onder de grond. Waar hij in het begin nog genoegen neemt met een schuilplaats onder de veranda van de woonbarak, begint hij later tunnels te graven die een steeds groter gebied bestrijken en vertoont hij zich nauwelijks meer boven de grond. Hij verandert in een wilde: meer dier dan mens. Harper betreurt dat Tin zijn contact met het gezin verliest, maar gelooft dat hij doet wat hij moet doen. Bovendien omzeilt hij op deze manier de problemen boven de grond
Harpers vader beschouwt zijn zoon als een held. Hij slaagt erin om te doen wat hem als soldaat in de oorlog nooit is gelukt: graven in de modder tot je veilig bent. Harpers andere broer en zus treden het leven dapper, maar met weinig verwachtingen, tegemoet. Vlak voordat Devon het gezin verlaat om zijn eigen geld te gaan verdienen, geeft hij Harper het volgende levensadvies:
Je mag je niet laten bang maken, Harper. Mensen die bang zijn hebben al op voorhand verloren. Laf zijn heeft nog nooit iets opgelost. Het zijn de dapperen die ertoe doen. (Het tunnelkind, blz. 137)
Een andere lezing is, dat Tin gestorven is, iets wat Harper niet kan aanvaarden. Harper wordt dan bekeken als een onbetrouwbare verteller. Zij bedenkt het tunnelkind om de realiteit van nog een overleden broertje niet onder ogen te hoeven zien.
Angst is in de verhalen van Hartnett alom aanwezig. Het is deze angst die de personages belemmert om hun leven echt ten volle te leven. Adrian in Een jongen wordt zo in beslag genomen door zijn angstige fantasieën en bijgelovig gedrag dat hij niet in staat is om contact te leggen met anderen. Net als zijn oom Rory staat hij langs de zijlijn van het leven, te bang om daadwerkelijk aan het leven deel te nemen. De kinderen van de fami- | |
| |
lie Willow hebben niet het vermogen en lef om naar hun eigen gevoel te kijken. Hun onderdrukte angst komt ondermeer tot uiting in het feit dat ze nooit volledig tot rust komen:
(...) de hele familie Willow torst een ongeneeslijke, levenslange slapeloosheid. Twee of drie onder hen zijn altijd wakker, het maakt niet uit hoe laat het is, wachters die nergens over waken, die nergens op wachten. Het is alsof ze elk moment het commando van Griffin verwachten om in te pakken en te vertrekken. (Valstrik, blz. 28)
Deze beschrijving roept direct de associatie op met de honden van de familie Willow. Het verhaal opent met het beeld van de honden aan hun kettingen:
In werkelijkheid slapen de honden nooit. Soms sluiten ze hun ogen, vaak zelfs voor lange tijd, maar altijd blijven er een of twee waakzaam in het donker en zolang zij wakker blijven, is de meute niet ingedommeld. Ze liggen op hun zij en hun ribben gaan op en neer in de hitte, hun tongen steken uit en verzamelen het stof. Ze lopen rond en de kettingen slepen achter hen aan en klinken als vreemde muziek. (Valstrik, blz. 5)
De personages van Hartnett hebben vaak dierlijke trekken. Ze laten zich leiden door hun instinct, eerder dan door gezond verstand. Het meest letterlijk komt dat naar voren in het personage Tin die onder de grond langzaam verandert in een wild dier:
Hij was geen jongen maar een slim beest zonder eigenaar. Hij had klauwen en tanden en een territorium dat hij tot elke prijs moest verdedigen (...). (Het tunnelkind, blz. 157)
De grens tussen ‘normaal’ en gestoord gedrag is bij Hartnett niet duidelijk te trekken. Het gegraaf van Tin wordt bijvoorbeeld door Harper als betrekkelijk vanzelfsprekend gezien en zelfs ‘verstandig’ en zijn vader moedigt hem aanvankelijk vol bewondering aan. Ook andere personages leven hun leven buiten de normale wetten. De familie Willow leeft geïsoleerd van de buitenwereld en lijkt willoos overgeleverd aan vader Griffin die in alle domeinen van hun leven de spelregels bepaalt.
| |
| |
Als Griffin meer verbeelding had, had hij meer gewoontes en rituelen bedacht. Hij zou een geheime taal spreken die alleen de Willows kenden en dagen met een bijzondere betekenis invoeren. Generaties zouden deze tradities in de toekomst overdragen. Een toekomst die Griffin niet meer zou meemaken, maar waar zijn stempel onuitwisbaar op gedrukt staat. (Valstrik, blz. 115)
Pas als de kunstenaar Bow Fox het ‘territorium’ van de familie binnendringt, worden de kinderen zich pijnlijk bewust van de abnormaliteit waarin ze leven.
De jongen Adrian doet juist erg zijn best om normaal te zijn, te voldoen aan het beeld dat zijn oma van een fatsoenlijk en welopgevoed jongetje heeft. Elke ochtend kamt ze hardhandig en mopperend zijn stugge haar en is Adrian ‘bang dat hij nooit van zijn leven normaal zal zijn, dat dat onmogelijke haar van hem een teken is van de een of andere onontkoombare neiging tot mislukken.’ Op school wordt hij volledig geobsedeerd door een meisje dat ‘het Paard’ wordt genoemd en in een eigen fantasiewereldje leeft. Ze komt uit een tehuis waar kinderen zitten die uit huis zijn geplaatst. Zijn klasgenootje Clinton vertelt hem:
Zo'n kind wordt weggehaald en in een tehuis gestopt. Maar meestal is het dan te laat. Tegen die tijd zijn ze al helemaal over de rooie. Omdat er niet fatsoenlijk voor ze gezorgd werd. Net zo gek als hun moeder en vader zijn ze dan. (Een jongen, blz. 22)
Adrian hoopt vurig dat Clinton niet het verband legt met zijn eigen situatie: opgevoed door zijn oma omdat zijn moeder niet voor hem kan zorgen.
De thuissituatie van Clinton vertegenwoordigt voor Adrian het toppunt van een veilig en ‘normaal’ leven: ‘Hij is helemaal weg van het huis van Clinton, opgetuigd als een kerstboom en met de televisie en de verwarming altijd aan.’
Voor de hoofdpersonages van Hartnett is zo'n veilig en geborgen leven niet weggelegd. Steeds ligt het noodlot op de loer. De lezer is er getuige van hoe de personages langzaam maar zeker hun houvast verliezen en uiteindelijk op een dramatische manier ten onder gaan. Voor de familie Willow gebeurt dit als het geheim van de incestueuze relatie tussen broer en zus uitkomt. Vader Griffin schiet zijn zoon, toch al de zondebok van de familie, dood en vertrekt met de rest van zijn familie naar elders. De overlevende kinderen hebben niet de moed of de kracht om te vluchten en hun eigen leven op te bouwen. Alleen als collectief kunnen ze het leven aan.
Adrian ziet zijn angsten bewaarheid worden als zijn klasgenootje Clinton hem laat vallen en hij een gesprek opvangt waarin zijn oma opbiecht dat de zorg
| |
| |
voor Adrian haar eigenlijk te veel is. Hij klampt zich vast aan zijn buurmeisje Nicole, die net als hij geen veilige thuisbasis heeft en geneigd is tot waandenkbeelden. Adrian volgt haar als zij beweert te weten waar de verdwenen kinderen van de tv gebleven zijn en riskeert, tegen beter weten in, zijn leven om hun schuilplaats te vinden. Adrian en Nicole moeten hun daad met de dood bekopen en verdwijnen, net als de kinderen waarnaar ze zochten, in het niets. Spoorloos voor hun omgeving zijn ze nu onkwetsbaar, één geworden met het landschap:
Waar we nu zijn, kunnen we vogels horen. Waar we nu zijn, kunnen we de sterren zien. Waar ze nu zijn, slaat een kat haar klauwen in de aarde. Waar we nu zijn, horen we koorgezang. (...) Waar we nu zijn, veegt de ochtend ons schoon. / We horen Moeder onze namen uitspreken. // Wij zijn hier, hiér. // Waar we nu zijn, groeit wintergras. / Waar we nu zijn, voelen we de zon. (Een jongen, blz. 190-191)
Ook in Het tunnelkind stapelen de tegenslagen zich op: het huis van de familie stort in door de gangen die Tin eronder heeft gegraven, de jongste zoon Caffy valt in een put en sterft onder de grond, de koeien waar vader zijn laatste geld aan heeft gespendeerd worden gestolen en de oudste dochter Audrey wordt verkracht door haar werkgever. Alles lijkt onverwachts toch nog een ‘happy end’ te krijgen als Tin aan het eind van het verhaal opduikt met een klomp goud voor de familie, maar:
Terwijl Mam en Pa dansten en Audrey lachte met haar hoofd naar achter, vloog een zwarte vogel van ondankbaarheid uit me op, krakend met een stem die ik sindsdien niet meer heb gehoord. De vogel krijste dat hij was bedot, dat dit een laffe manier was om een verhaal te beëindigen. (Het tunnelkind, blz. 173)
Hiermee positioneert Harper zichzelf - zoals eerder is aangegeven - als onbetrouwbare verteller.
De klomp goud kan het gezin van Harper niet redden. Zij en Audrey grijpen weliswaar de kans het onvruchtbare land te verlaten en in een huisje aan de oceaan te gaan wonen, maar vader en moeder blijven achter omdat vader vastbesloten is om nog meer goud te vinden. Ook de relatie tussen Tin en zijn familie wordt niet hersteld. Hij blijft als een wild dier onder de grond wonen.
| |
| |
| |
Binnenwereld en buitenwereld
Op verschillende manieren creëert Hartnett afstand tot haar personages. Ten eerste voert ze personages op die de gebeurtenissen vanaf de zijlijn observeren en beschouwen: Harper in Het tunnelkind, Adrian in Een jongen en de kunstenaar Bow Fox in Valstrik. Daarnaast creëert ze in Valstrik, maar vooral in Een jongen afstand door een alwetend perspectief. Het gedrag en de denkwijze van haar personages worden geanalyseerd en verklaard of in een breder perspectief geplaatst. Als Clinton Adrian in de steek laat, staat er bijvoorbeeld:
Adrian had nooit het gevoel dat hem iets vreselijks was aangedaan - kinderen zien de wereld als een dierlijke samenleving met onbarmhartige wetten die ze zonder slag of stoot accepteren. (Een jongen, blz. 131)
In Valstrik wordt de afstand ook gecreëerd door snelle perspectiefwisselingen. Beurtelings laat Hartnett de lezer meekijken over de schouders van de verschillende kinderen Willow, waardoor de lezer zich niet identificeert met één van hen, maar een observerende buitenstaander blijft.
Het overstijgen van het persoonlijke niveau komt ook tot stand door het gebruik van beelden en symboliek. Vaak wordt de binnenwereld van de personages weerspiegeld door de buitenwereld. In Valstrik is het gedrag van de honden bijvoorbeeld een metafoor voor de vijandigheid van de familie ten opzichte van de buitenwereld en voor hun instinctieve en onbewuste manier van leven. Ook schijnbaar onbelangrijke details in het verhaal hebben een symbolische lading, zoals het boek Misdaad en straf dat de kinderen verplicht aan het lezen zijn en de kinderpyjama die Michelle vindt en fronsend in de hondenkennel gooit. In Een jongen wordt de levensangst van Adrian uitvergroot door het steeds terugkerende motief van de ‘levenloze levenden’.
| |
| |
Het verhaal van Adrian wordt voorafgegaan door een recapitulatie van de laatste ogenblikken van de spoorloos verdwenen kinderen die Adrian later regelmatig op televisie ziet. Deze proloog eindigt met een opsomming van belangrijke gebeurtenissen in het jaar 1977: het jaar waarin drie kinderen geen ijsje kochten en niet terugkeerden naar huis. Aan het eind van het verhaal blijkt het ook het jaar te zijn waarin Adrian en zijn buurmeisje Nicole spoorloos verdwijnen. Zowel deze proloog als het einde van het verhaal van Adrian waarin Nicole en hij na hun dood in een soort gedicht uitdrukking geven aan hun nieuwe manier van zijn, zorgen voor een vogelperspectief waarin het korte leven van Adrian heel nietig en onbetekenend lijkt. Tegelijkertijd wordt ook schoonheid van kleine dingen benadrukt: het ijsje als symbool voor kinderlijke onschuld, een banaal iets wat de dag van een kind wel kan kleuren.
In Het tunnelkind symboliseert Tin hoe een mens in zijn overlevingsdrang en verlangen naar veiligheid kan verworden tot een beest dat niet meer in staat is om contacten met anderen aan te gaan. Het beeld van Tin die zich alleen veilig en vrij voelt onder de grond, maakt pijnlijk duidelijk hoe onveilig en verstikkend het ‘gewone’ leven boven de grond kan voelen. Tin heeft ervoor gekozen zich te onttrekken aan de menselijke tragiek en - net als Adrian en Nicole na hun dood - één te worden met de natuur. Een keuze die in het perspectief van Harper en haar vader in een bepaald opzicht gewaardeerd wordt.
| |
Het elfenkind
In Het elfenkind laat Hartnett zich van een andere kant zien. Hoofdpersoon Matilda blikt als oude dame terug op haar leven; ze groeide in tegenstelling tot de personages uit de eerder genoemde verhalen op tot een vrouw die zich niet laat beheersen door angst en verdriet en blijft zoeken naar zin en betekenis. Ook de schrijfstijl en verteltechniek van Het elfenkind zijn anders. In tegenstelling tot het realisme van haar andere boeken en de nadruk op de donkere kant van het leven, lijkt Het elfenkind op een sprookje met de focus op idealen als hoop, schoonheid en liefde.
Matilda groeit op bij ouders die het voor het oog van de buitenwereld goed voor elkaar hebben. Maar schijn bedriegt. Haar vader is een gevangene van zijn werk en verplichtingen en haar moeder verliest zich in uiterlijkheden. De jonge Maddy laat zich niet in dat keurslijf vangen. Samen met haar vader, die ze gedurende de reis als een andere man leert kennen, gaat ze op zoek naar ‘het mooiste van de wereld’.
Het ‘mooiste’ vindt Maddy echter pas als ze weer thuis is. Aan het strand ziet ze een jongen met een witte pelikaan in zijn armen. Hij lijkt een dagdroom,
| |
| |
maar tot haar geruststelling ziet ze hem later meermaals terug. Er ontstaat een broze liefde - hoewel ze beseft dat hun werelden onverenigbaar zijn - en ze neemt haar ouders mee naar het strand om hem voor te stellen. Maddy en Feather, zoals ze de jongen noemt, betrekken samen een huisje in het bos. Maar hoezeer ze beiden ook hun best doen, in deze omgeving verliest hun liefde zijn glans. Feather kwijnt weg en Matilda voelt zich schuldig omdat ze hem om egoistische motieven heeft vastgeketend aan een burgerlijk bestaan. Als haar ongeboren kind dan ook nog sterft, wil Matilda zich verdrinken, maar Feather redt haar uit het water. In de dagen erna spreken ze hun gevoelens voor elkaar uit, met als droevige conclusie dat Feathers bestemming ergens anders ligt. Hij verlaat haar en Maddy blijft achter als een lege huls. Even staat alles stil, ‘als een rivier die gestopt is met stromen’, maar dan herpakt ze zich en gaat ze met een boot op zoek naar Feather om antwoord te krijgen op de vraag die haar bezighoudt:
Hoe kun je liefde leren kennen, en kwijtraken, en verder leven, zonder dat verlies voor altijd te blijven voelen? (Het elfenkind, blz. 98)
Na een avontuurlijke tocht over de oceaan waarbij ze praat met vissen en getuige is van zeemonsters die met elkaar vechten, vindt ze Feather met de hulp van Zephyrus, de westenwind, op ‘een eiland van Stilte’. Voor Feather is dit eiland de vervulling van zijn diepste wens, maar voor Maddy is het eiland doods en onaantrekkelijk:
Eeuwige vrede maakt je misschien vredig, Feather, maar dat is dan ook het enige. Je wordt nooit meer iets anders. (Het elfenkind, blz. 96)
Ze keert terug naar het vasteland in het besef dat ze haar eigen leven weer moet oppakken. Het antwoord van Feather op haar vraag draagt ze met zich mee: het verlies van een verloren liefde blijf je altijd voelen, ‘maar je bergt het op in een veilig hoekje in jezelf, en dan verandert een deel van je verdriet stukje bij beetje in vreugde’.
Matilda gaat dapper verder met haar leven. Ze wordt oogarts om mensen in staat te stellen schoonheid te zien en helpt hen hun verdriet te verwerken als dit niet meer mogelijk is. Ze heeft vrienden en ontmoet andere mannen, maar gaat geen vaste relatie meer aan. Ze blijft zoeken naar liefde. Zo wordt ze de oude dame waarmee de lezer aan het begin van het verhaal kennismaakt. Op een dag komt er onverwacht een onbekende jongen op bezoek ‘als een sterke brutale vogel’ - wat mogelijk een verwijzing is naar Feather. Met hem deelt ze
| |
| |
haar levensverhaal. Hoewel dit onuitgesproken blijft, wordt het voor de lezer geleidelijk aan duidelijk dat hij haar gestorven kind is, zo oud als ze zich hem meestal voorstelt. Hij blijkt bij haar op bezoek te zijn om haar te begeleiden naar de dood. Bij de deur vraagt ze hem ‘Is het daar vredig?’, waarop de jongen antwoordt: ‘alleen als jij dat wil’. Achter de deur ligt een smaragdgroene oceaan met een blauwe lucht erboven. Matilda stapt met de jongen en haar hond in een boot en zeilt weg.
Het Elfenkind is een symbolische vertelling met een duidelijke boodschap die recht indruist tegen het pessimisme in Hartnetts andere verhalen: blijf niet hangen in angst of verdriet, maar schep nieuwe mogelijkheden. Matilda is de verpersoonlijking van wijsheid en levensmoed.
Ze had de mooiste dingen van de wereld gezien en ze had zichzelf toegestaan om oud en onaantrekkelijk te worden. (...) Ze had liefgehad, en haar liefde losgelaten. Dus glimlachte ze. (Het elfenkind, blz. 116)
| |
Tot slot
De combinatie van realisme en psychologische diepgang enerzijds en symboliek en mythische verhaalaspecten anderzijds is kenmerkend voor het werk van Hartnett. Het maakt dat de verhalen van Hartnett niet op zichzelf staan, maar zich laten lezen als een metafoor voor een meedogenloze wereld. De lezer wordt gedwongen in de rol van observator die aanschouwt hoe de mens worstelt met de omstandigheden die het lot voor hem of haar heeft bepaald. De personages uit Het tunnelkind, Een jongen en Valstrik gaan hieraan machteloos ten onder, maar de hoofdpersoon uit Het elfenkind laat zien dat een sterk en moedig mens ondanks alles voldoening kan vinden in het zoeken naar persoonlijke betekenis.
| |
| |
Hartnett's books are permeated by an empathy with children and young people living under difficult circumstances. Her original, provocative and unpredictable writings take this subject matter into a new era. (Juryrapport ALMA)
| |
Literatuur
Valstrik. Vertaald door Ina Vandewijer. Amsterdam, Facet, 2007. (Oorspr.: Sleeping Dogs, 1995) |
Het tunnelkind. Vertaald door Tom Paulus. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2002. (Oorspr.: Thursday's child, 2000) |
Een jongen. Vertaald door Bea de Koster. Antwerpen/Amsterdam, Houtekiet, 2003. (Oorspr.: Of a boy, 2002) |
Het elfenkind. Vertaald door Karin Breuker. Hasselt/Amsterdam, Clavis, 2008. (Oorspr.: The ghost's child, 2007) |
| |
Websites
http://www.achuka.co.uk/ (Features) (Geraadpleegd op 26 april 2009) |
http://www.alma.se/templates/KR_Page.aspx?id=3823&epslanguage=EN (ALMA) (Geraadpleegd op 26 april 2009) |
|
|