Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 22
(2008)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||
Plaatjes vertellen een verhaal
| ||||||||||||||||||||||||||
Interactie tussen tekst en beeld in kinderboekenHet is natuurlijk zo dat illustratie en tekst elkaar niet kunnen vervangen, maar ze kunnen elkaar wel interpreteren, en bovendien kunnen ze met elkaar in dialoog gaan.Ga naar voetnoot1. Tekst en beeld zijn twee verschillende tekensystemen die in de vorm van een geïllustreerd kinderboek of prentenboek bij elkaar komen en invloed op elkaar uitoefenen. De ontmoeting tussen deze twee tekensystemen geeft het prentenboek en het geïllustreerde kinderboek een extra dimensie die bepalend is voor de beleving van het verhaal door de lezer. Jeugdliteratuuronderzoekster Kristin Hallberg introduceerde in 1982 de term ‘ikonotext’ voor de uiteindelijke ‘tekst’ die ontstaat door interactie tussen woord en beeld in kinderboeken. Dit begrip is sindsdien overgenomen door een groot aantal onderzoekers in Zweden en in de rest van Scandinavië. Hallberg omschrijft de term als volgt: De eigenlijke tekst van een prentenboek is de interactie tussen haar twee tekensystemen. Dat wil zeggen, pas in de lezerssituatie wordt de geïmpliceerde interactie tussen beeld en tekst realiteit. Deze tekst noem ik (...) ikonotextGa naar voetnoot2. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||
Hallberg vindt het voordeel van het begrip ikonotext dat het niet uitgaat van een belangrijkere positie van tekst of beeld, maar van het samenspel. Over de definitie van Hallberg bestaat wel enige discussie. Omdat daarin heel nadrukkelijk verwezen wordt naar ‘de lezerssituatie’ rijst de vraag of een prentenboek of geïllustreerd verhaal uiteindelijk meer dan één ikonotext kan hebben.Ga naar voetnoot3. In mijn onderzoek ga ik ervan uit dat elke uitgave van een verhaal een eigen ikonotext heeft. Ik heb verschillende uitgaven van één verhaal geanalyseerd om de verschillende ikonotexten vast te stellen. Ik wil op deze manier laten zien dat een verhaal op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden en dat naast de tekst ook de illustraties daar een belangrijke rol in spelen. | ||||||||||||||||||||||||||
Complementair of in tegenspraak met elkaar?Illustraties kunnen nooit precies dezelfde boodschap overbrengen als de tekst van een verhaal. De eigenschappen van de tekensystemen tekst en beeld stemmen niet met elkaar overeen en het medium beeld dwingt de illustrator ertoe om bepaalde zaken uit te beelden die de schrijver in de tekst niet hoeft te noemen. Over wat dat betekent voor de lezer verschillen de meningen. Er zijn mensen die van mening zijn dat het invullen van bepaalde gaten in de tekst door de illustrator de fantasie van de lezer belemmert. Daartegenover staat de opvatting dat illustraties het voorstellingsvermogen van de lezer juist kunnen stimuleren. Dat is met name het geval als illustraties zich verwijderen van of weerstand bieden aan de tekst. Volgens Joseph H. Schwarcz komen tegenstellingen tussen tekst en beeld het vaakst voor als schrijver en illustrator dezelfde persoon zijn.Ga naar voetnoot4. Die tegenstellingen zouden er volgens Schwarcz toe kunnen leiden dat de lezer een verbond sluit met de illustrator, omdat de lezer dankzij de illustraties meer ‘weet’ dan de schrijver van de tekst. Ook de Vlaamse onderzoeker Katrien Vloeberghs beschrijft dit ‘verbond’Ga naar voetnoot5.. Ze is van mening dat tegenstellingen in tekst en illustratie de lezer uitdagen de tekst kritisch te bekijken en betekenis te geven. | ||||||||||||||||||||||||||
Pippi Langkous in verschillende uitgavenDoor verschillende uitgaven van één verhaal met elkaar te vergelijken, is te zien op welke manieren dat verhaal geïnterpreteerd kan worden en dat een verhaal in de verschillende uitgaven steeds een andere ikonotext kan krijgen. In het verleden zijn vaker analyses gemaakt van één tekst met verschillende illustraties. Dit waren in veel gevallen sprookjes, aangezien, aldus de Zweedse onderzoek- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||
ster Maria Nikolajeva,Ga naar voetnoot6. deze tijdloos zijn en een inspiratie vormen voor vele illustratoren. Zelf analyseerde ze ook sprookjes aan de hand van een eigen analysemodel. Dit zeer bruikbare analysemodel heb ik ook benut in mijn onderzoek naar verschillende Zweedse en Nederlandse uitgaven van Pippi Langkous van Astrid Lindgren. De geanalyseerde uitgaven verschillen niet veel van elkaar qua tekst; misschien dat er door de vertaling een iets andere tekst ontstaat, maar dit heb ik in mijn analyse buiten beschouwing gelaten. Ze verschillen vooral wat betreft de illustraties. Bij de analyse heb ik mij beperkt tot de mogelijke werking van tekst en beeld. De voorkeur en smaak van reële lezers heb ik daarbij niet betrokken. Dat is een interessant onderwerp voor vervolgonderzoek. Pippi Langkous is een uitdaging geweest voor vele illustratoren. Pippi is door de jaren heen een fenomeen geworden. Het verhaal heeft heel wat stof doen opwaaien toen het werd geïntroduceerd en het is nog steeds beroemd onder kinderen van nu. Pippi speelt in het verhaal diverse rollen die zich op heel verschillende manieren laten verbeelden. De tijd waarin het verhaal ontstond - vlak na de Tweede Wereldoorlog - en de opschudding die het veroorzaakte over de hele wereld, maken dit verhaal interessant om te bestuderen, vooral ook op het gebied van de ikonotext, omdat de tegenstellingen tussen de uiteenlopende illustraties en hun samenspel met de tekst goed laten zien dat de tekst op allerlei manieren kan worden opgevat en geïnterpreteerd. Het boek was vernieuwend en het leek mij interessant om met behulp van de illustraties te bekijken of alle uitgaven even rebels overkomen bij de lezer. De kinderen die tijdens de beginperiode Pippi Langkous lazen, waren gewend aan het ideale kind dat in de meeste kinderboeken van die tijd de hoofdrol speelde. Ze konden zich met deze voorbeeldige kinderen identificeren en daarom is het aannemelijk dat de Zweedse kinderen die tijdens de eerste periode (tot 1952) Pippi-boeken lazen, zich meer identificeerden met Tommy en Annika dan met Pippi. In de daaropvolgende periodes konden de kinderen zich steeds meer in Pippi inleven en waren Tommy en Annika als overbruggers tussen het veilige en bekende en het subversieve dat Pippi uitstraalt niet meer zo nodig. Dit is terug te zien in de illustraties. De Nederlandse illustratiegeschiedenis van de Pippi Langkous-boeken is interessant. Pippi arriveerde in 1952 in Nederland en dat was relatief laat. In onder meer Noorwegen (1946) en Duitsland (1949) gebeurde dat al eerder. In 1952 werd het eerste boek van de trilogie, Pippi Langkous, uitgegeven door Uitgeverij Born in Assen. Dit boek, en de vervolgen daarop, gingen aanvankelijk van | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||
uitgever naar uitgever en daarom kregen veel verschillende illustratoren de kans om het boek te illustreren. In 1958 nam Uitgeverij Van der Peet uit Amsterdam het boek over en daarna, in 1964, Ploegsma, die het boek nog steeds uitgeeft. De eerste illustrator die Pippi Langkous in Nederland van illustraties voorzag, was Jan Huizinga. Op de website over Arendsoog, waarvoor Huizinga een aantal omslagen en illustraties maakte, is een korte biografie over hem te vindenGa naar voetnoot7.. | ||||||||||||||||||||||||||
Analyse van de ikonotext
In de tabel hierboven is te zien welke uitgaven van het boek Pippi Langkous (oorspronkelijke druk: 1945) van Astrid Lindgren ik gebruik in mijn analyse. Het zijn niet de alleroudste en niet de allernieuwste uitgaven. Er is zowel in de Zweedse als de Nederlandse vrijwel geen verschil tussen de oudste uitgaven uit 1945 (Zweden) en 1952 (Nederlandse) en de iets nieuwere uit 1947 en 1958. Het grootste verschil is het omslag van de Nederlandse versie: het omslag van de allereerste Nederlandse uitgave van Pippi Langkous is gemaakt door J. Huizinga, terwijl het omslag van de uitgave uit 1958 gemaakt is door Tientje Louw. Er zijn de afgelopen jaren veel nieuwe uitgaven van het boek uitgekomen, zowel in Zweden als in Nederland. Bij het bekijken van twee Zweedse en twee Nederlandse versies uit verschillende periodes heb ik geconstateerd dat de oudere Zweedse (1947) en Nederlandse (1958) uitgaven een aantal overeenkomsten hebben. Beide uitgaven bevatten weinig illustraties, zijn klein en ook de omslagen lijken op elkaar. Een illustratie van de hoofdpersoon en het woord Pippi staan groot op de voorkant. Het verschil zit hem in hoe Pippi op het omslag is afgebeeld. Op de Zweedse uitgave, geïllustreerd door de Deense illustratrice Ingrid Vang-Nyman, komt Pippi speels om het hoekje kijken, haar haar half los en in gezelschap van haar aapje. Op de Nederlandse versie staat Pippi er wat stijfjes bij. Timide, met x-benen en haar vlechtjes hangen naar beneden. Dit omslag geeft goed weer wat ook aan de binnenkant te zien is: brave, traditionele illustraties. In deze oude Nederlandse en Zweedse versies komen niet heel veel illustraties voor, respectievelijk tien en acht. Het is interessant om te bekijken welke | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||
momenten de illustratoren hebben gekozen om te verbeelden en deze keuzes met elkaar te vergelijken. Vijf van de tien afbeeldingen uit het Nederlandse boek komen overeen met de Zweedse plaatjes van Vang-Nyman. De overige illustraties zijn nieuw. De plaatjes die J. Huizinga aan deze eerste Nederlandse uitgave uit 1952 heeft toegevoegd, zijn bijna allemaal fantasieën of de verbeelding van sterke verhalen van Pippi. Het eerste plaatje in het Nederlandse boek is daar een voorbeeld van. Dit plaatje geeft Pippi's verhaal weer over de verblijfplaats en het ‘beroep’ (negerkoning) van haar vader. Illustratie J. Huizinga (1952).
Tegenwoordig zou de illustratie discriminerend gevonden worden vanwege de voorstelling van een negerkoning. De eerste illustratie in het Zweedse boek staat ook in de Nederlandse uitgave. In dit hoofdstuk speelt Pippi tikkertje met de politie. Aan deze plaatjes is goed te zien hoe twee illustraties met vergelijkbare elementen toch een ander gevoel kunnen oproepen bij de lezer. ‘Pippi speelt tikkertje met de politie’. Links: illustratie I. Vang-Nyman. (1947); rechts: illustratie Carl Hollander (1958).
Het Zweedse plaatje van Vang-Nyman is speels en vol humor. De poltiemannen staan haast als dieren op het dak en het hele beeld lijkt in beweging. Het Nederlandse plaatje interpreteert de tekst heel anders. Pippi zit plotseling in de boom, terwijl dat in de tekst niet zo beschreven staat. Het ziet er veiliger uit. Het plaatje is realistischer en het huis lijkt meer op een Nederlands huis. De wat ouderwetse manier waarop Huizinga het verhaal afbeeldt, kan te maken hebben met de traditie in de illustratiewereld zoals die bestond toen het boek uitkwam, een traditie van bravere afbeeldingen. De illustraties zijn behoudend en ouderwets en ze hebben de tijd niet over- | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||
leefd. De illustraties van Vang-Nyman zijn ouder dan die van Huizinga en toch ogen ze modern en tijdloos. Het lijkt alsof Vang-Nyman haar tijd vooruit was: als je nu de plaatjes voor het eerst zou zien, zou je geloven dat het nieuwe plaatjes zijn. Carl Hollander illustreerde vanaf 1965 alle Nederlandse uitgaven van Pippi Langkous. Hollander maakt meer gebruikt van vignetten, plaatjes die voornamelijk decoratief zijn en niet direct een gebeurtenis in de tekst afbeelden. De illustraties van Hollander zijn orgineel: dat wat is afgebeeld, komt niet of nauwelijks overeen met de illustraties van Huizinga of Vang-Nyman. Hij kiest er vaak voor speelmomenten en interacties tussen Pippi en Tommy en Annika af te beelden. Opvallend vind ik dat geen van de illustratoren de ‘negatieve’ momenten in het verhaal benadrukt. Bijvoorbeeld momenten waarop Pippi haar moeder mist, wanneer ze kwaad is op pestkoppen, of wanneer ze moet huilen om een dood vogeltje. | ||||||||||||||||||||||||||
PrentenboekIn mijn onderzoek heb ik ook gekeken naar het prentenboek Pippi viert haar verjaardag dat Annet Schaap in 2005 heeft gemaakt. Het is het laatste hoofdstuk uit het boek Pippi Langkous (1945) van Astrid Lindgren. Een vergelijking tussen het prentenboek en de illustraties bij eerdere Nederlandse uitgaven van ditzelfde hoofdstuk laat zien hoe groot de verschillen in illustraties kunnen zijn. Het plaatje van Carl Hollander staat dichter bij het verhaal en bij het ‘hier en nu’. De plaatjes zijn allebei spannend, maar ik vind het plaatje van HollanderLinks: illustratie J. Huizinga (1958); rechts: illustratie Carl Hollander (2006).
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||
fantasievoller dan dat van Huizinga. De bange Tommy en Annika contrasteren met de stoere Pippi, die er komisch uitziet in haar enorme nachtjapon. De krullerige, detaillistische, losse en humorischtische stijl van Hollander vormt ook een groot contrast met de stijvere, traditionele illustratie van Huizinga. Een groot verschil tussen het prentenboek met tekeningen van Annet Schaap en de eerder verschenen geïllustreerde uitgaven is dat het prentenboek voor een groter deel uit beeld bestaat. Het hoofdstuk in de eerdere uitgaven en het prentenboek bevatten (bijna exact) dezelfde tekst. In de geïllustreerde uitgaven is de verjaardag van Pippi het afsluitende hoofdstuk. In het prentenboek heeft het hoofdstuk een apart omslag en bevat het veel meer illustraties, die ook nog eens in kleur zijn. Het feestelijke, kleurrijke, chaotische en slordige omslag en de illustraties binnenin zorgen ervoor dat het prentenboek van Annet Schaap een andere, gezelliger, uitstraling heeft dan de geïllustreerde uitgaven. Elke bladzijde heeft een nieuwe overheersende kleur, wat een bepaalde sfeer aan het geheel geeft. Nieuwe verhaalelementen bevat het prentenboek niet. Wel is het leuk om alle kleine details op de plaatjes te bekijken. Een verschil tussen de geïllustreerde uitgaven en het prentenboek is dat het prentenboek geen directe context heeft, in de vorm van de rest van het verhaal. Aan de andere kant is er natuurlijk wel een Pippi-beeld, omdat vrijwel iedereen de verhalen van Pippi Langkous kent. Een laatste afbeelding van een uitgave is belangrijk. Annet Schaap heeft me verteld dat ze een tijd na heeft gedacht over hoe ze dit einde zou afbeelden. Wanneer Tommy en Annika 's avonds na een spannende verjaardag door hun vader worden opgehaald, roept Pippi hen na: ‘Ik word zeerover, als ik groot ben, en jullie?’ Pippi staat in de deuropening en ziet er, zo beschrijft de tekst, wonderlijk, haast mysterieus uit. Er zijn verschillende manieren om dat uit te beelden. Schaap heeft ervoor gekozen om Tommy en Annika af te beelden die achterom naar Pippi kijken. Misschien dat de kinderen van tegenwoordig toch nog naar Pippi kijken door de ogen van Tommy en Annika?Ga naar voetnoot8. | ||||||||||||||||||||||||||
ConclusieFactoren als trends, technische mogelijkheden en individuele stijl en interpretatie van de illustrator hebben invloed op het uiterlijk van een kinderboek. In geïllustreerde verhalen en in prentenboeken geven twee verschillende tekensystemen, beeld en tekst, samen betekenis aan een verhaal. Het is dan ook noodzakelijk om bij de bespreking ervan aan beide aandacht te besteden. Bij het analyseren van een kinderboek waarbij de tekst in de verschillende | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||
uitgaven hetzelfde is, maar de vormgeving en illustraties verschillen, wordt de invloed van illustraties en vormgeving op de betekenis en beleving van een boek duidelijk. Verschillende keuzes van illustratoren kunnen soms toch tot een vergelijkbare ikonotext leiden. Dat geldt mijns inziens voor de Pippi-uitgaven met illustraties van Hollander en Vang-Nyman. Kleine verschillen tussen de afbeeldingen daarentegen kunnen zorgen voor een heel andere ikonotext, zoals het geval is in de Pippi-uitgaven met de illustraties van J. Huizinga en Carl Hollander. Gevallen waarbij de illustrator iets compleet anders afbeeldt dan omschreven wordt in de tekst, ben ik in mijn analyse niet tegengekomen. Wel is de ene illustratie tijdlozer en fantasievoller dan de ander. De tekst van Pippi Langkous van Astrid Lindgren is naar mijn mening zo sterk, dat het veel illustratoren uitnodigt om rebelse plaatjes te maken. Een rebelse tekst als deze nodigt uit tot een heleboel interessante, rebelse interpretaties van de tekst in vorm van rebelse plaatjes, al zijn er ook spaarzame brave plaatjes te vinden. Eén en hetzelfde verhaal kan op die manier in verschillende landen, maar ook soms binnen een land, uiteenlopende, interessante ikonotexten hebben. | ||||||||||||||||||||||||||
LiteratuurPrimaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||
Secundaire literatuur
|
|