Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 21
(2007)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 180]
| |
Zelfs de anti-heldin deugt ergens voorHet Jaarboek voor de geschiedenis van opvoeding en onderwijs 2006 is gewijd aan leer- en leesboeken voor de Nederlandse en Vlaamse jeugd, boeken derhalve die het nuttige met het aangename verenigen. Het redactioneel maakt melding van twee thema's die de teneur van dit Jaarboek bepalen: de geschiedenis van de jeugdliteratuur en de geschiedenis van schoolboeken. Via schoolboeken kun je als het ware in de schoolklas kijken. Schoolboeken geven zicht op de mentale structuur van een samenleving en op pedagogische inzichten, aldus de redactie. Bij het bestuderen van de ontwikkeling van de jeugdliteratuur valt op, dat be-lering nog steeds óók aanwezig is. Die geschiedenis wordt voor Vlaanderen beschreven door Jan van Coillie. Hij lette vooral op de bedoelingen van Vlaamse kinderboeken van 1830 tot nu. Van Coillie, die zich baseert op opvattingen van S.J. Schmidt en H. Giehrl, onderscheidt vijf basisfuncties van kinderen jeugdboeken: de belerende, de informatieve, de emotieve, de creatieve en de ontspannende functie. Per functie is hij de ontwikkeling van het Vlaamse jeugdboek nagegaan. Zoals we van Van Coillie gewend zijn, presenteert hij vele sprekende voorbeelden. Helma van Lierop-Debrauwer voert het ontstaan en de ontwikkeling van meisjesboeken terug tot de pedagogische inzichten van de Filantropijnen. Ze laat zien dat de heldinnen van met name Top Naeff en Cissy van Marxveldt nog steeds instrumenteel zijn, dus in dienst staan van de nuttig geachte boodschap (meisjes trouwen toch). Niet alleen blijkt de veelal rebelse heldin identificatie-object, maar er is ook een tegenpool, een anti-heldin die volledig aan het maatschappelijk ideaal lijkt te beantwoorden. Maar dat is schijn. De anti-heldin valt door de mand en versterkt daarmee het intrumentele effect: ‘Zo deugt de anti-heldin toch nog ergens voor’(blz.47). Karen Ghonem-Woets bekeek leesmethoden en aardrijkskundeboeken van twee RK uitgeverijen, Zwijsen en Malmberg. Het ging haar vooral om de ontwikkeling die te zien is: van godsdienstige opvoeding voor 1900, via het ontwikkelen van eigen leesmethoden en het zich aansluiten bij vernieuwende pedagogische inzichten, naar uitgaven voor alle gezindten. Behalve verschillen per periode is er volgens haar ook een constante factor, namelijk de ‘kleur’ in de teksten: eerst uitsluitend Rooms Katholiek, nu vanuit een multicultureel perspectief. De historicus en theoloog Jan van Wiele ging na of en hoe Belgische en Amerikaanse schoolboeken voor | |
[pagina 181]
| |
apologetica niet-christelijke godsdiensten behandelen. Hilda Ansing, tenslotte, wijst er op dat de verschillen tussen geschiedenisboeken van de HBS en het gymnasium veel minder verschillen dan je zou kunnen verwachten als je de gepropageerde vormingsidealen bekijkt. Dat past mooi bij een pleidooi uit 1907 voor het literatuuronderwijs op de HBS, dat ik ooit typeerde als het pleiten voor gymnasiumcultuur op de HBS. (GdV)
Utile dulci. Leer- en leesboeken voor de Nederlandse en Vlaamse jeugd. Jaarboek voor de geschiedenis van opvoeding en onderwijs 2006. Eindred. Nelleke Bakker. BNVGOO, Van Gorcum, 2007. ISBN 978-90-232-4311-3; € 20,45. | |
Toppers van toenZe verschijnen regelmatig, prachtige platenboeken over jeugdboeken van vroeger. Zo verscheen in 1958 bij De Bezige Bij Bloempjes der Vreugd van Leonard de Vries (ondertitel: ‘het mooiste uit oude kinderboeken’). Van recenter datum zijn Het Kinderboek en Wonderland, beide in 2002 uitgegeven door Waanders ter gelegenheid van de Wonderland-tentoonstelling rondom de kinderboekencollectie van de Koninklijke Bibliotheek. En nu is er dan Van Arendsoog en Joop ter Heul van Boekenpost-hoofdredacteur en publiciste Janneke van der Veer. Net als de andere is ook dit boek primair gericht op nostalgie en het feest der herkenning. Daar windt de auteur ook geen doekjes om. ‘Kent u ze nog, de boeken die u in uw jeugd gelezen hebt?’ spreekt ze de lezer in haar voorwoord toe. Ze belooft dat ‘iedereen die voor 1965 geboren is’ in haar boek ‘zijn of haar lievelingsboeken van vroeger tegenkomt’. Rondom 65 thema's presenteert Van der Veer vervolgens ruim 450 titels uit de periode 1900-1970. We tellen vier auteurs (bijvoorbeeld Leonard Roggeveen en Sanne van Havelte), twee illustratoren (Hans Borrebach en Rie Cramer), één uitgever (Kluitman) en acht klassiekers (zoals Joop ter Heul en Dik Trom). De overige thema's zijn gewijd aan een genre of speciaal onderwerp. De grens daartussen is niet steeds helder te trekken. Zo passeren zowel historische verhalen, ridderverhalen en zeehelden, is er naast sprookjes een apart item over kabouters en krijgen De Vijf, Het Wilde Westen, avonturenverhalen en detectives elk een eigen item. Dat is geen probleem, het geeft alleen maar aan dat Van der Veer haar best gedaan heeft een veelzijdige en verfijnde ordening aan te brengen in de enorme stapel boeken, getuige ook originele items als Bleekneusjes, Avonturen op de fiets en Voor bezige handen. Die enorme stapel boeken waar de auteur uit putte, is de collectie van Stichting Het Oude Kinderboek (StOK) in | |
[pagina 182]
| |
Zutphen. Dit ‘kinderboekenleenmuseum’ heeft ruim 16.000 boeken, verkregen door schenkingen. Bij elk thema biedt Van der Veer korte informatie over auteur, titel dan wel onderwerp. Erg diep gaat dit niet, ze stipt vooral dingen aan. Doel is vooral om zoveel mogelijk titels en omslagen in beeld te brengen. Daarbij valt op dat het zwaartepunt op de vooroorlogse boeken ligt. Hoewel de StOK-collectie tot 1980 loopt en ook de auteur zegt zich te richten op de periode 1900-1970, ontbreken belangrijke boeken en auteurs uit de naoorlogse periode: geen Paul Biegel, Miep Diekmann, An Rutgers van der Loeff, Hans Andreus, zelfs weinig Annie M.G. Schmidt. Dat was wellicht toch een verantwoording waard geweest. Daar staat tegenover dat Van der Veer vele mindere goden toont. Nostalgie stoort zich immers niet aan de canon. (BR)
Janneke van der Veer, Van Arendsoog en Joop ter Heul: oude kinderboeken over bakvissen, Hollandse jongen, cowboys, kabouters en detectives. Arnhem, Terra, 2007. ISBN 978-90-5897-738-0, € 24,95. | |
Toch weer moraliseren?In de meeste bijdragen aan de Child and Book Conference 2005 is het begrip ideologie prominent aanwezig. Dat lijkt kenmerkend voor de ontwikkeling van de studie van kinder- en jeugdboeken. Dat moet het uitgangspunt zijn geweest bij deze conferentie geweest. De redactrices Vanessa Joosen en Katrien Vloeberghs wijzen er in hun inleiding dan ook terecht op dat het jeugdliteratuuronderzoek zich momenteel vooral richt op beeldvorming in de kinderboeken. Als benaderingswijze moeten we dus niet langer denken aan structuuranalyse, maar vooral aan ‘cultural analysis’ en ideologiekritiek. Als het al om de vormgeving van de jeugdliteraire teksten gaat, dan ligt de aandacht vooral op de werking van de tekstuele strategieën die auteurs (kunnen) inzetten. Die op zich interessante ontwikkeling roept echter ook de vraag op of het pedagogische of zelfs moraliserende aspect van de jeugdliteratuur(studie) weer (of: nog steeds?) de overhand krijgt. Je kunt daar tegenin brengen dat jeugdliteratuur óok literatuur is, zodat er mijns inziens vooral ook behoefte is aan een esthetische benadering van ‘het verschijnsel jeugdliteratuur’. Het is eigenlijk jammer dat we ons hier moeten beperken tot een aankondiging van Changing concepts of childhood and children's literature, want sommige bijdragen zouden een aparte bespreking verdienen. Er zijn vijf hoofdstukken, die gaan van theoretische uitgangspunten tot en met voorbeelden over de | |
[pagina 183]
| |
behandeling van de oorlog in kinderboeken en teksten over vertaalkwesties. De YA-fiction (= young adult fiction) krijgt veel aandacht. In de eerste afdeling bijvoorbeeld onderzoekt Roberta Seelinger Trites de invloed van Alcott en Twain op jeugdboeken in de 20ste eeuw. Het ‘be the hero of your own life’-aspect, de invloed van Jo March en Huckelberry Finn, zijn aanwijsbaar aanwezig in de modernere jeugdliteratuur, met als boodschap dat sociale verandering mogelijk is. Naast die ‘novels of social hope’ zijn er echter ook ‘novels of despair’ (zoals: The Chocolate War van Richard Cormier). Maria Nikolajewa richtte zich op het nieuwe ‘man-beeld’ in de Zweedse jeugdliteratuur. Zij ziet de veranderingen wel degelijk ook in de literaire vormgeving: geen auctoriale verteller, maar een ‘confused voice’- wat op zijn minst tot dubbelzinnigheid leidt. Aardig is ook dat Nikolajeva enkele Zweedse adolescentenromans zeer kritisch bespreekt én dat Jo March ook bij haar aan bod komt. In een bijdrage van Anastasia Economidou wordt onder meer gepleit voor de rol die jeugdliteratuur kan vervullen als correctie op het door de massamedia bepaalde beeld van ‘mannelijkheid’. Maar: in de bekendste sprookjes verschilt de groei naar volwassenheid voor meisjes en jongens danig. Ook bij Economidou is er een boodschap, en die sluit aan bij de romantische opvattingen over het kind zijn: het kind kan de wereld redden! Bij het lezen van kinderboeken moeten we er ook aan denken dat het kind zelf eigenlijk ontbreekt, dat we steeds te maken hebben met de onvermijdelijke aanwezigheid van volwassenen. Schrijvers van kinderboeken richten zich bijvoorbeeld tot een impliciete lezer die ontstaat vanuit het beeld dat ze zich vormden van hun eigen jeugd. Dan komen er uitgevers etc. aan te pas, ook al weer met hun opvattingen over wat geschikt is voor kinderen... Waar blijft het kind zelf? Dat is in feite de vraag die Sebastien Chapleau stelt. Belangwekkend zijn ook de bijdragen over het lezen van serieboeken (gebaseerd op de theorie van Gilles Deleuze dat herhaling positief gewaardeerd moet worden), over bewerkingen van middeleeuwse verhalen voor de schoolklas, en over de invloed van William Blake op de prentenboeken van Maurice Sendak. In de afdeling over het behandelen van de (Tweede Wereld)oorlog in kinderboeken valt onder meer op dat Engelse kinderen vooral geïnformeerd werden over de Blitzkrieg (Londen in gevaar, evacuaties), maar dat er nauwelijks werd verteld over wat er in de rest van Europa gebeurde. In Duitsland daarentegen streefden kinderboekenschrijvers in de jaren zestig rehabilitatie na voor hún volk. De laatste afdeling van deze belangrijke publicatie bevat teksten over het vertalen van jeugdliteratuur. De bijdragen geven een goed beeld van welke problemen zich voordoen bij het vertalen van kinderboeken en maken tevens duidelijk dat de politiek-maatschappelijke situatie bepalend is voor wat er vertaald wordt. In Polen mocht Peter Rabbit pas zijn opwachting maken nadat de Russi- | |
[pagina 184]
| |
sche invloed was verdwenen. De polysysteemopvatting van Even-Zohar blijkt geschikt om dit soort kwesties te beschrijven. Een waardevolle bundel met veel informatie om over na te denken. De nadruk op beeldvorming maakt de jeugdliteratuurstudie evenwel meer maatschappijgericht, het opvoedkundige is terug, en dat zou ten koste kunnen gaan van de esthetische benadering, waarbij het vooral om de literaire vormgeving gaat. (GdV)
Changing concepts of childhood and children's literature. Red. Vanessa Joosen en Katrien Vloeberghs. Newcastle: Cambridge Scholars Press, 2006. ISBN 9781904303794; £34.99. | |
Moeizame adolescentie is van alle tijdenIn Volwassen worden laten een aantal Neerlandici extra muros hun gedachten gaan over de ontwikkeling van kindertijd naar volwassenheid, en vooral over de uitbeelding van dit motief in de literatuur en over volwassen worden als cultuurverschijnsel. Het boek gaat dus niet over adolescentenliteratuur, maar over boeken waarin kinderen zich de volwassenheid eigen maken. En dat is net als in het gewone leven in de literatuur meestal niet een gemakkelijk proces. Het mag niet verwonderen dat het genre Bildungsroman vaak ter sprake komt. In verschillende bijdragen wordt die (Goethiaanse) Bildungsroman als uitgangspunt genomen om na te gaan hoe de contouren daarvan te traceren zijn, bijvoorbeeld in het werk van Nederlandstalige auteurs als Mulisch (De ontdekking van de hemel), Hertmans (Naar Merelbeke), Mutsaers (Rachels rokje). Ook het werk van Carry van Bruggen en Wessel te Gussinklo komt ter sprake. Elke volwassenwording, zowel van vrouwelijke als mannelijke personages, blijkt een moeizaam verlopend proces. Voor ons tijdschrift is natuurlijk vooral van belang of er ook over jeugdliteratuur is geschreven door de Neerlandici die aan buitenlandse universiteiten zeer goed werk doen voor de Neerlandistiek. In een bijdrage van Agnes Sneller over ‘leesdagboeken’ van Virginia Woolf en Anne Frank wordt gememoreerd dat Anne Frank enthousiast was over de meisjesboeken van Cissy van Marxveldt. Zowel Anne als Virginia Woolf waren ook verzot op historische verhalen, maar eigenlijk zijn ze dan al bezig met literatuur voor volwassenen. Pawel Zajas ging na hoe de Boerenoorlog in Zuid Afrika behandeld is in kinderboeken. Uiteraard kwam hij dus Louwrens Penning tegen, die in de zog. Wessels serie geromantiseerde oorlogsverhalen schreef om de jeugd te inspireren met onafhankelijkheids- | |
[pagina 185]
| |
idealen en nationale trots. Pennings titels spreken voor zich: De Leeuw van Modderspruit, De verkenner van Christiaan de Wet, De overwinnaar van Nooitgedacht. Interessant is dat er ook in Polen over die Boerenoorlog is geschreven en dat er in die kinderboeken een heel ander beeld van Zuid Afrika wordt gegeven (voor Poolse emigranten een trek naar onafhankelijk zijn). Voor lezers van Literatuur zonder Leeftijd is de tekst van Irena Barbara Kalla het meest relevant. Het is zonder meer een welkome bijdrage aan wat er over poëzie voor kinderen/adolescenten is gepubliceerd. Kalla bespreekt het verschijnsel overbruggingspoëzie als een ruimte waar kind en volwassene elkaar (kunnen) ontmoeten. Het kind raakt er aan de wereld van de wereld van de volwassene, maar (om met Annie M.G. Schmidt te spreken) ‘wees maar niet bang, je hoeft er nog niet in’. In die ‘hybride ruimte’ (een term die ontleend is aan opvattingen over postkoloniale literatuur) is de lezer als het ware gedwongen zich steeds opnieuw te oriënteren. Volgens Kalla, die dat met voorbeelden overtuigend demonstreert, toont de overbruggingspoëzie een besef van (postmoderne) diversiteit en van ‘heelheid’, waar vroeger de wereld van kind en volwassene strikt (hiërarchisch) gescheiden waren. De overbruggingspoëzie toont een wereld waarin het niet om uniformiteit gaat, maar om diversiteit, niet om eenduidigheid, maar om ambivalentie, en niet om tegenstellingen, maar om relativering. Het ‘geheim van de derde ruimte van het lezen’ (J.F. Vogelaar) ontstaat volgens Kalla bij dichters als Johanna Kruit, Leendert Witvliet, Eva Gerlach en Ted van Lieshout door het dubbele perspectief (kind/volwassene), de omgekeerde wereld (éven andere machtsverhoudingen), het omgekeerde tijdsperspectief (toen en nu vermengd) en intertekstualiteit (lees ‘Dag en nacht’ van Leendert Witvliet naast ‘Melopee’ van Paul van Ostaijen!). En dan is er in deze interessante bundel nog, als een soort toegift, op speciaal gekleurd papier, een bijdrage van Anne Provoost. Zij spreekt als moeder en als schrijfster en legt ons het probleem voor: als we onze kinderen troosten, zijn we ze dan niet aan het betuttelen? Waarom durven we ze niet te confronteren met een problematische (dus: niet goede) afloop? (GdV)
Volwassen worden. Cultuurverschijnsel en literair motief. Onder redactie van Irena Barbara Kalla en Bozena Czarnecka. Wroclaw, ATUT / Dresden, Neisse Verlag, 2007. ISBN 978-83-7432-202-7 en 978-3-934038-96-7. Het boek is te bestellen bij de uitgeverij ATUT, ul. Kościuszki 51a, 50-011 Wrocław (zie http://www.atut.ig.pl/) en bij de uitgeverij Neisse Verlag, Neustädter Markt 10, D 01097 Dresden (zie http://www.neisseverlag.de/). | |
[pagina 186]
| |
Inventarisatie onderzoek lezen en leesbevorderingOnder de titel Lezen we nog? publiceerde Stichting Lezen een inventarisatie van het belangrijkste onderzoek op het gebied van lezen en leesbevordering van de afgelopen 10 jaar. Nienke de Vries, die de inventarisatie maakte, constateert dat in vergelijking met 10 jaar geleden een aantal hiaten gedeeltelijk is opgevuld. Zo is er veel meer aandacht voor onderzoek onder vmbo-leerlingen. Zij laat ook zien dat op menig terrein nog onvoldoende kennis beschikbaar is. Er is bijvoorbeeld nog maar weinig bekend over de relatie tussen nieuwe media en lezen en leesgedrag, en ook ontbreekt een landelijk onderzoek naar het leesklimaat in scholen en gezinnen. In haar overzicht onderscheidt De Vries allereerst algemeen onderzoek zoals het periodieke onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar tijdsbesteding en leesgewoonten. Daarnaast is er aandacht voor onderzoek dat ingaat op de determinanten van leesgedrag, de betekenis van socialiserende instanties en het gebruikte materiaal. Bij determinanten van leesgedrag gaat het om de vraag in hoeverre factoren als leeftijd en sekse, maar ook tekstkenmerken van invloed zijn op leesgedrag. De socialiserende instanties zijn gezin, school en bibliotheek die afzonderlijk en in samenhang een belangrijke rol spelen bij leesgedrag. Bij het gebruikte materiaal gaat de aandacht uit naar de adolescentenroman en naar de betekenis van multimedia. De inventarisatie bevat een korte samenvatting van de onderzoeken, inclusief de daaruit volgende aanbevelingen. Bij Stichting Lezen verscheen eveneens Lezen in de lengte en lezen in de breedte een bundel met de belangrijkste bijdragen aan het congres dat Stichting Lezen i.s.m. de faculteit Letteren van de universiteit van Utrecht en de VU (Amsterdam) organiseerde. Lezen in de lengte staat daarbij voor het longitudinale perspectief: hoe raken kinderen vertrouwd met lezen en hoe kun je dit bevorderen? Sluit de situatie thuis aan op de kinderopvang en de basisschool? En hoe verloopt de overgang naar het voortgezet onderwijs? Lezen in de breedte verwijst naar de relatie tussen lezen en andere vormen van vrijetijdsgedrag. (WvdP)
Lezen we nog? is via de website van Stichting Lezen te downloaden (http://www.lezen.nl/index.html?spsearch=&age_group_id=o&menu_item_id=2001&sp1=49). Lezen in de lengte en lezen in de breedte / red. Dick Schram en Anne-Mariken Raukema. Stichting Lezen Reeks 7. ISBN 978-90-5972-135-7; € 29,50. | |
[pagina 187]
| |
Dick Bruna 80 jaarOp 23 augustus jl. vierde Dick Bruna - in kleine kring - zijn tachtigste verjaardag. Toch ging die dag niet ongemerkt voorbij: zo'n vijftig winkeliers uit zijn geboortestad en woonplaats Utrecht verrasten Bruna met aandacht voor deze feestelijke dag in hun etalages. Winkels rond het Stadhuis hingen een poster op met een eigen felicitatie of ze richten een speciale Bruna-etalage in. De collectie in het Dick Bruna Huis, waar in augustus tal van activiteiten werden georganiseerd, werd verrijkt met achttien creaties van illustratoren van het Algemeen Dagblad. De werken zijn door de illustratoren gemaakt als ode aan Bruna. In de Rotterdamse Bibliotheek was tot 16 september een tentoonstelling te zien van boekomslagen die hij voor uitgeverij A.W. Bruna heeft ontworpen. De meest bekende hiervan zijn Maigret (‘de pijp’), Havank en de Saint uit de Zwarte Beertjes-pocketreeks. Bruna heeft voor de uitgeverij ruim 2.000 boekomslagen ontworpen. Op de website van de Koninklijke Bibliotheek is een dossier toegevoegd over Dick Bruna. Naast informatie over de auteur en zijn werk, bevat dit dossier een bibliografisch overzicht en links naar enkele relevante websites (http://www.kb.nl/dossiers/bruna/index.html). Ter gelegenheid van Bruna's verjaardag verscheen bij Mercis Publishing een feestelijke cassette met de 24 lievelingsboekjes van Bruna op klein formaat. Naast verhalen als De appel en Wij hebben een orkest bevat de cassette veel Nijntje verhalen, maar ook andere bekende Bruna-figuren ontbreken niet. De Nederlandse Boekenbon BV gaf voor de gelegenheid een speciale nijntjeBoekenbon uit, ontworpen door de jubilaris zelf. (WvdP)
Dick Bruna 80 jaar: een selectie. Amsterdam, Mercis Publishing, 2007. ISBN 978-90-5647-029-6, € 77,50. | |
A little somethingOp 27 juni 2007 opende in Amsterdam het eerste centrum voor kinderboekillustraties, de stichting A Little Something, haar deuren. Dit gebeurde met de tentoonstelling ‘Kleine Kangoeroe’, gewijd aan het werk van Guido van Genechten, winnaar van de CPNB Prijs voor het Prentenboek 2007. Naast exposities zal het centrum workshops organiseren voor illustratoren en kinderen en boekpublicaties verzorgen. Tevens wil het centrum als vraagbaak fungeren voor iedereen die geïnteresseerd is in geïllustreerde kinderboeken. In samenwerking met Clavis Uitgeverij zal A Little Something eens per twee | |
[pagina 188]
| |
jaar De Prijs van Amsterdam organiseren, een internationale competitie voor illustratoren van kinderboeken. Dit in navolging van De Prijs van de Stad Hasselt, die al enkele jaren door Clavis Uitgeverij wordt georganiseerd. De ingezonden werken zullen in een tentoonstelling worden gepresenteerd. De winnende illustrator ontvangt een geldprijs en zijn of haar inzending zal door Clavis Uitgeverij in boekvorm worden uitgegeven. Het eerste boek zal in 2008 worden gepubliceerd. A Little Something richt zich primair in de eerste plaats op illustratoren, kunstenaars, kunstverzamelaars, ouders, kinderen en scholen. Tot de doelstellingen behoren het onderstrepen van het belang van illustraties als kunstvorm en het benadrukken van hun narratieve eigenschappen. De stichting wil dit onder meer realiseren door workshops voor illustratoren en kunstenaars te organiseren. Hierin wordt aandacht besteed aan de functie en het gebruik van illustraties, de geschiedenis van kinderboeken en kinderboekillustraties, en het gebruik van materialen en kleuren. Ook aan bod komen de vertaling naar druktechnieken, het maken van boeken en de activiteiten van uitgevers, inclusief een kennismaking met de commerciële aspecten van het vak. Daarnaast stelt de stichting zich ten doel om met ingang van 2008 jaarlijks een wedstrijd onder kinderen te organiseren voor de beste illustraties en de boeiendste verhalen. Kinderen worden uitgenodigd hun verhalen en tekeningen te publiceren op de website van A Little Something. Ook wil de stichting kinderen meer bewust maken van de intrinsieke waarde van illustraties en van hun eigen creatieve mogelijkheden. A Little Something wil hun belangstelling stimuleren voor tekenen, verhalen schrijven en boeken in het algemeen. (WvdP)
A Little Something. De Lairessestraat 108, 1071 PK Amsterdam. Tel. (0)20 662 35 66; fax (0)20 662 59 51. De website was bij het ter perse gaan van deze aflevering van Literatuur zonder leeftijd nog onder constructie (zie: http://www.alittlesomething.nl/). | |
Kort nieuwsGa naar voetnoot1.Aan de Universiteit van Växjö in Zweden wordt in het kader van het Astrid Lindgren-jaar - de herdenking van het honderdste geboortejaar van Astrid Lindgren (1907-2002) - een gasthoogleraar aangesteld. Astrid Surmatz zal deze leerstoel gaan bekleden. Surmatz is van Duits-Zweedse afkomst en werkt | |
[pagina 189]
| |
momenteel aan de Universiteit van Amsterdam. Zij deed onderzoek naar de achtergronden van de Scandinavische literatuur. Ze promoveerde in 1997 aan de universiteit van Göttingen op haar onderzoek naar de receptie van het werk van Astrid Lindgren in verschillende taalgebieden.
In Kasteel Groeneveld in Baarn is tot en met 30 juni 2008 de tentoonstelling Pluk! redt de natuur te zien, gebaseerd op de beroemde Pluk van Annie M.G. Schmidt. Pluk! redt de natuur is een familietentoonstelling waarin alles draait om Pluk en zijn plannen om de Torteltuin en de Krullevaar te helpen. Er zijn onder meer originele Pluk-tekeningen van Fiep Westendorp uit het boek Pluk van de petteflet te zien. Op Kasteel Groeneveld zijn regelmatig tentoonstellingen te zien rond kinderboeken.
Tot en met 13 januari 2008 presenteert ‘De Verdieping van Nederland’ de tentoonstelling In het geheugen geprent - prentenboeken uit de 19de en 20ste eeuw. De tentoonstelling is thematisch ingedeeld: werkelijkheid (zoete en stoute kinderen), fantasie, het dagelijks leven in Nederland en in exotische orden zijn enkele van die thema's. Daarnaast is er aandacht voor geïllustreerde bakerrijmen en prenten bij jeugdpoëzie. De prentenboeken zijn voor een groot deel afkomstig uit de collectie Landwehr-Vogels. De Verdieping van Nederland is iedere dag geopend. De toegang is gratis (http://www.deverdiepingvannederland.nl/).
Maandag 4 juni jl. zijn de winnaars van de Departementale Prijzen van de Universiteit van Leiden (Pedagogische Wetenschappen) bekendgemaakt. De winnaar van de Prijs Maatschappelijke Dienstverlening is Toin Duijx. Uit het juryrapport: Toin Duijx is werkzaam op de afdeling Algemene en Gezinspedagogiek & Datatheorie. Al meer dan 20 jaar is Toin Duijx een hartstochtelijk pleitbezorger van de Jeugdliteratuur. Naast zijn wetenschappelijke werk op dit gebied verdient vooral zijn actieve bijdrage aan maatschappelijke initiatieven rond dit thema bijzondere aandacht. Sinds 2002 is hij lid van de adviescommissie Digitale Bibliotheek Nederland met de jeugdliteratuur als speciaal aandachtsgebied. Ook is hij secretaris van de International Board on Books for Young People (IBBY), een internationale nonprofit organisatie die zich inzet voor het samenkomen van boeken en kinderen. Daarnaast heeft hij in de afgelopen 10 jaar zitting genomen in verschillende nationale en internationale jury's voor jeugdliteratuurprijzen, waaronder de Griffeljury en de Hans Christian Andersen Jury. De maatschappelijke verdiensten van Toin Duijx op het gebied van de Jeugdliteratuur zijn niet onopgemerkt gebleven. Hij is sinds 1996 buitengewoon lector aan de International Youth Library in München en | |
[pagina 190]
| |
in 2001 ontving hij de Hieronymus van Alphenprijs. In 2006 werd hij bij Koninklijk Besluit benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Zijn onvermoeibare en enthousiaste inzet voor maatschappelijke initiatieven rond de Jeugdliteratuur, maken Toin Duijx een uitstekende kandidaat voor de departementale prijs Maatschappelijke Dienstverlening.
Aan de Universiteit van Amsterdam wordt een bijzonder hoogleraar illustratie benoemd. De leerstoel is een initiatief van de Fiep Westendorp Foundation. Westendorp (1916-2004) wilde meer aandacht voor illustraties. De illustratrice werd vooral bekend als de tekenares van Jip en Janneke. Ook illustreerde ze Pluk van de Petteflet, een klassieker onder de kinderboeken. Bovendien komt er in het najaar de Fiep Westendorp Stimulerings Prijs. ledere twee jaar kunnen maximaal drie jonge illustratoren elk een stimuleringsprijs winnen van € 20.000,-.
Bij het ter perse gaan van deze aflevering van Literatuur zonder leeftijd was hij nog niet verschenen, De Nederlandse kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten. Gerrit Komrij, die eerder een bloemlezing samenstelde uit de poëzie voor volwassenen, heeft een bloemlezing uit de kinderpoëzie van de twaalfde tot en met de eenentwintigste eeuw samengesteld. Hij maakte een selectie van ‘1000 en enige kindergedichten’ uit de collectie van de Koninklijke Bibliotheek. Twee weken lang werkte hij in de Koninklijke Bibliotheek aan een bloemlezing uit vijf eeuwen kinderpoëzie en deed daarvan verslag op de weblog van de KB (zie: http://www.kb.nl/dichters/keuzekomrij/kinderpoezie.html). Over de bundel later meer. (WvdP) | |
In memoriamFrater Caesarius Mommers, grondlegger van de leesmethode ‘Veilig Leren Lezen’, is op 18 februari op 81-jarige leeftijd overleden. Martinus J.C. Mommers (Tilburg, 24 oktober 1925) was vanaf 1946 werkzaam in het onderwijs. In 1956 verliet Frater Caesarius de lagere school en ging hij lessen pedagogiek verzorgen aan de kweekschool St. Stanislaus, waarvan hij later adjunct-directeur was. In de periode 1964-1980 was hij parttime docent aan de MO-B opleiding Pedagogiek van de Katholieke Leergangen in Tilburg. Van 1966-1990 was hij wetenschappelijk medewerker en universitair hoofddocent aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Vanaf 1960 was hij onder andere hoofdredacteur van de methode ‘Veilig leren lezen’ van uitgeverij Zwijsen, een leesmethode die nog steeds op veel basisscholen wordt gebruikt. In 2004 werd Frater Mommers onderscheiden door het uitgeef- en boekenvak met de D.A. Thiemeprijs. | |
[pagina 191]
| |
Op 14 maart is kinderboekillustratrice Babs van Wely overleden. Jarenlang is zij gezichtsbepalend geweest voor het kinderboekenfonds van uitgeverij Holland. Zij illustreerde onder meer de Meester Pompelmoes-boeken van Hans Andreus, Het Sleutelkruid van Paul Biegel, Sinterklaas en de Struikrovers van Harriet Laurey en Kinderverhalen van Mies Bouhuys. In 2004 kwam het debuut van Paul Biegel De Gouden Gitaar opnieuw uit, met de oorspronkelijke tekeningen van Babs van Wely uit 1962. Van Wely is 82 jaar oud geworden. De Zweedse schrijfster Maria Gripe is op 5 maart op 83-jarige leeftijd overleden. Gripe (Vaxholm, 25 juli 1923) schreef aanvankelijk sprookjesachtige verhalen voor kinderen, maar legde zich later toe op realistische verhalen voor lezers tussen 8 en 10 jaar. Bekend in Nederland werd zij in de jaren zeventig van de vorige eeuw, door onder meer Nachtpapa (1974) dat werd herdrukt als Julia en haar nachtpapa en door de drie verhalen over het eenzelvige meisje Josefien. Twintigers zullen zich Agnes Cecilia (1983) nog herinneren, dat werd verfilmd en een aantal keren als serie op tv is uitgezonden. Maria Gripe is bekroond met de Niels Holgersson- en de Astrid Lindgrenprijs. Voor haar oeuvre ontving ze in 1974 de Hans Christian Andersenprijs. Op 17 mei is de Amerikaanse auteur Lloyd Alexander overleden. Hij is 83 jaar geworden. Van de ruim veertig boeken van Lloyd Alexander zijn er zo'n twintig in het Nederlands vertaald. Twee van zijn boeken zijn hier bekroond: De straatkatten (Vlag en Wimpel 1980) en De eerste twee levens van Lukas-Kasha (Zilveren Griffel 1981). Grote bekendheid kreeg hij met de serie over Taran, die gebaseerd is op legendes uit Wales. De eerste twee delen van de serie zijn verfilmd: Taran en de toverketel. Vanwege zijn verdiensten voor de kinderliteratuur werd Lloyd Alexander door de Catholic Library Association geëerd met hun oeuvreprijs, de Reginald Award. Op donderdag 6 september overleed op 88-jarige leeftijd de Amerikaanse auteur Madeleine L'Engle. L'Engle heeft een uitgebreid oeuvre op haar naam staan. Ze schreef voor kinderen en volwassenen. Met haar boek A wrinkle in time won zij in 1963 de Newbery Medal. Dit boek is drie keer in het Nederlands vertaald: in 1971 als Flits in de ruimte, in 1993 als Een rimpel in de tijd en in 2005 in de serie ‘Tijdkwartet’ als Een plooi in de tijd. Ook twee andere delen van de serie waarvan dit boek deel uitmaakt, verschenen in een Nederlandse vertaling: Een scheur in de ruimte (1994) en Machten van de duisternis (1994). De nieuwe hond is een prentenboek, dat in 2001 verscheen bij uitgeverij Westeinde. (WvdP) |
|