| |
| |
| |
De leeftijdsloze literatuur van Biegel
Quirin van Os
Van een auteur als Biegel die boeken schrijft voor lezers van o tot 100 is te verwachten dat hij met enige regelmaat besproken zou moeten zijn in Literatuur zonder leeftijd. En dat klopt ook. Niet alleen is er over Biegel geschreven, Biegel heeft zelf ook enkele bijdragen geleverd. Voor wie niet genoeg heeft aan de bijdragen in dit speciale Biegelnummer laat Quirin van Os alle bijdragen van en over Biegel uit het archief van Literatuur zonder leeftijd (en zijn voorloper het Documentatieblad) de revue passeren.
| |
Over Anderland
• ‘Libris Woutertje Pieterse Prijs 1991, voor Paul Biegels Anderland’. In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur 5 (1991), afl. 18, blz. 15-19.
In de voorloper van Literatuur zonder leeftijd, Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur, verscheen in 1991 het juryrapport van de Libris Woutertje Pieterse Prijs. De prijs was dat jaar toegekend aan Paul Biegels Anderland. Volgens de jury ‘waren er verschillende overwegingen die uiteindelijk de doorslag gaven. Het zwaarst woog het feit, voor zover een subjectief oordeel een feit genoemd mag worden, dat we hier te maken hebben met een superieur verteld, qua compositie uitgebalanceerd verhaal, dat bovendien wat opzet en thematiek betreft van moed getuigt en over echt belangrijke zaken gaat zonder dat het verhaal met goede bedoelingen wordt belast.’
Omdat ‘er vaak discussie is over de bekroning van deze prijs’ vroeg de toenmalige redactie aan Jaap Goedegebuure en Jan van de Vegt het winnende boek kritisch te bekijken.
• Jaap Goedegebuure, ‘Aanschouwelijk onderricht in de mythologie’. In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur 5 (1991), afl. 18, blz. 20-21.
Goedegebuure schetst heel kort de literair-historische context die de achtergrond vormt waartegen Biegels Anderland is gesitueerd; heimwee naar het andere land en de mondelinge verteltraditie van de Kelten die ook bij bijvoorbeeld Roland Holst, Yeats, Marsman te horen is. Het bijzondere aan Anderland
| |
| |
vindt Goedegebuure dat de verklaring van het ontstaan van verhalen ‘niet bij wijze van verteltechnisch commentaar wordt gegeven, maar in en met het verhaal is verweven.’ Volgens Goedegebuure ‘is Biegel er in geslaagd een boek te schrijven dat boeiend is voor specialisten en voor jonge en oude liefhebbers van de vertelkunst.’
• Jan van de Vegt, ‘Bran(daan) in Anderland’. In: Documentatieblad Kinder- en Jeugdliteratuur 5 (1991), afl. 18, blz. 22-24.
Jan van de Vegt is in zijn bespreking van mening dat Biegel er voortreffelijk in is geslaagd zijn verhaal van de onvermijdelijke bronnen los te schrijven. Hij wijst echter wel op het feit dat Biegel historisch nog wel eens vergissingen begaat: ‘Maar is dit Anderland nu ook zoals de ondertitel ons nadrukkelijk wil wijsmaken, een Brandaan-mythe? Natuurlijk is het geen mythe, dat is een veel te pretentieuze aanduiding, en met Brandaan zelf heeft het maar heel weinig te maken. Die ondertitel is nonsens. (...) Helaas heeft hij niet alleen een goed verhaal verteld, maar moest hij er ook een inleiding bij schrijven.’
• Quirin van Os, ‘De bronnen van Biegel: “Anderland” vergeleken met lerse reisverhalen’. In: Literatuur zonder leeftijd 10 (1996), afl. 39, blz. 309-334.
Quirin van Os bespreekt Anderland naar aanleiding van haar scriptieonderzoek naar bewerkingen voor de jeugd. Tegen de theoretische achtergrond over bewerkingen, onderzoekt ze in hoeverre er bij Biegel sprake is van een bewerking, welke bronnen Biegel heeft gebruikt voor Anderland en hoe hij ze heeft gebruikt. Haar conclusie is dat Biegel ‘een aantal elementen en episodes van de grondverhalen gebruikt en gecompleteerd met elementen uit andere bronnen. Dit, aangevuld met zeer veel eigen fantasie, heeft geleid tot een op zichzelf staand verhaal met een geheel eigen invalshoek.’ Biegel heeft een bewerking gemaakt op basis van een genre, niet van een grondverhaal en daarom zou je het een ‘generische literaire bewerking’ kunnen noemen.
| |
Over Nachtverhaal
In 1993 ontving Paul Biegel de Gouden Griffel voor Nachtverhaal. Net als de bekroning van Anderland, kreeg ook deze prestatie de nodige aandacht in Literatuur zonder leeftijd.
• Lieke van Duin, ‘De doolhof maakt het verhaal, of Een opera als excuus om aria's te schrijven’. In: Literatuur zonder leeftijd 7 (1993), afl. 28, blz. 84-90.
| |
| |
Lieke van Duin interviewde de toen 68-jarige auteur en ontlokte uitspraken als ‘Ik doe niets anders dan met veel inspanning het plezier bereiken van het achter elkaar zetten van woorden, zó dat de beelden die zich in mijn hoofd afspelen zo goed mogelijk overkomen. That's it.’ En meer specifiek over Nachtverhaal, een verhaal waarmee hij meer heeft geworsteld dan met enig ander boek: ‘Ik heb er nog hele stukken van boven liggen, vooral andere beginnen, stukken van 50, 60 pagina's. Ik heb zo geknoeid, het verwaterde steeds, echt een rommelzooi. (...) Nachtverhaal gaat eigenlijk over de essentie van het leven: wat is een mens. Niet dat ik van tevoren de bedoeling heb om dat te laten zien, achteraf merk ik dat het daarover gaat.’ En over al het getover in het boek zegt hij: ‘Ja, daar geniet ik van. Een operakenner schreef eens: elke opera is eigenlijk alleen maar een excuus om aria's te schrijven. Dat vind ik prachtig! Dit is ook zo'n aria.’
• Peter van den Hoven, ‘Over het Grote Ruisen van Paul Biegel’. In: Literatuur zonder leeftijd 7 (1993), afl. 28, blz. 91-100.
Peter van den Hoven analyseerde het bekroonde boek zeer uitgebreid. ‘“Nachtverhaal is een prachtverhaal”, schreef Lieke van Duin in haar recensie en ze verwoordde daarmee kort en krachtig de mening van de meeste recensenten over dit typische Biegeliaanse boek. Belangrijkste reden voor dit oordeel is de consistentie tussen thema, structuur en stijl: een hecht gecomponeerde eenheid die dit sprookjesverhaal tot een heerlijk (voor)leesboek maakt, waarin het verteltalent van de schrijver voluit wordt gedemonstreerd.’ En vervolgens bespreekt Van den Hoven het thema, de personages, de stijl en de structuur. En hij plaatst het geheel in een breder kader: ‘De beste boeken van Paul Biegel tonen een harmonieus evenwicht tussen inspiratie en transpiratie, tussen een creatieve associatieve ideeënstroom en een grote beheersing van de ambachtelijke technieken van het schrijversvak. Het is door die delicate balansvoering dat zijn werk een beeldenrijkdom bezit waardoor veel lezers steeds weer worden gefascineerd. Nachtverhaal is daarvan een overtuigende illustratie.’
| |
Over De soldatenmaker
• Lieke van Duin, ‘Bibliofiel van het zuiverste water’. In: Literatuur zonder leeftijd 7 (1993), afl. 28, blz. 101-106.
Lieke van Duin interviewde kunstenaar en bibliofiel Fiel van de Veen over de (omslag)illustraties voor het toen nog te verschijnen boek De soldatenmaker.
| |
| |
‘Biegel heeft een gigantisch ambachtelijk vermogen. Zijn teksten zijn sterk en dat maakt het voor mij zo aantrekkelijk om ze te illustreren. De tekst geeft bij hem veel momenten aan die je in beeld kunt brengen: hij timmert de boel niet dicht. Hij bepaalt wel wát er te zien is, maar niet hóe. (...) Ik ga uit van het boek als organisch geheel van inhoud (tekst en beeld), materiaal en vormgeving. Het gaat om één verhaal, dat over een aantal pagina's is verdeeld, en dus zie ik de illustratie van dat verhaal in principe ook als één geheel, dat zich over die pagina's uitstrekt.’
| |
Over Laatste verhalen van de eeuw
Wilma van der Pennen, ‘“Als je niet kunt
tekenen, kun je het ook niet op de computer”, Fiel van der Veen over digitaal tekenen’. In: Literatuur zonder leeftijd 14 (2000), afl. 51, blz. 44-50.
Fiel van der Veen is een van de weinige illustratoren van kinder- en jeugdboeken die veel gebruik maakt van de computer. Een apparaat dat bij de critici ten onrechte een slecht imago heeft, zegt hij in het interview dat Wilma van der Pennen met hem had. De computer stimuleert juist tot veelvuldig uitproberen en experimenteren. Voor De Zwerftochten van Aneas, naverteld door Paul Biegel, maakte hij gebruik van een speciaal palet om de archeologische vondsten (scherven en aardewerk) vorm te geven. Van de laatste verhalen van de eeuw nam Van der Veen de hele opmaak voor zijn rekening. ‘Aan Biegel vraag ik wel eens een zin of alinea aan te passen, omdat het anders typografisch niet mooi uitkomt. Je bent dan echt met z'n tweeën bezig een boek te maken. Een ideale manier van samenwerken.’
• Woutertje Pieterseprijs 2000, juryrapport, voor Laatste verhalen van de eeuw van Paul Biegel. In: Literatuur zonder leeftijd 14 (2000), afl. 52, blz. 301-303.
In 2000 ontvangt Paul Biegel wederom de Woutertje Pieterse Prijs. Ditmaal voor Laatste verhalen van de eeuw. Volgens de jury is het een boek ‘waarin niet de
| |
| |
Paul Biegel met kleindochter Laura op schoot, net als haar opa mét hoedje. Bron: archief Leonie Biegel.
maatschappelijke thematiek, de psychologische waarschijnlijkheid van de personages of de herkenning zegevieren, maar het plezier en de macht van het vertellen. (...) Dit zijn verhalen in de oeroude betekenis van het woord: verzinsels die het moeten hebben van krachtige beelden, verrassing en een flinke scheut humor, die her en daar een scherp randje behoudt en een vleugje dreiging oproept.’
• Bregje Boonstra, ‘De biegeliaanse kabouter: portret van een Woutertje Pieterse-prijswinnaar’. In: Literatuur zonder leeftijd 14 (2000), afl. 52, blz. 304-307.
Bij de uitreiking van de Woutertje Pieterse Prijs gaf Bregje Boonstra een portret van de winnaar. Als metafoor voor de grootsheid van zijn universum koos ze de kabouter. Deze bijdrage is in zijn geheel opgenomen in dit speciale Biegelnummer.
• Daniëlle Stals, ‘Het spiegelpaleis van koning Biegel. Veelvormig vertellen in de kring’. In: Literatuur zonder leeftijd 16 (2002), afl. 59, blz. 478-481.
Als een rode draad door het oeuvre van Paul Biegel loopt de raamvertelling. De kunst van het vertellen vormt de sleutel van zijn werk. Zijn het in Het sleutelkruid de dieren die verhalen vertellen, in Laatste verhalen van de eeuw komt een veelheid aan sprookjesachtige figuren als dwergen en heksen aan het woord: Biegels ‘Bonte Parade’ als metafoor voor het leven. ‘In dit boek bundelt Biegel alle thema's en motieven uit zijn eerdere werk tot zijn definitieve sprookjeswereld.’
| |
Diversen
• Els Hazenbos, ‘Literatuur op de planken, Een pleister op de wonde of een aanvulling’. In: Literatuur zonder leeftijd 8 (1994), afl. 29, blz. 95-107.
| |
| |
Een bijdrage naar aanleiding van de studiedag die tijdens het Festival Stuklezen werd gehouden. Als illustratie voor die dag werden critici, auteurs en boekverkopers gevraagd op een A4-tje hun fascinatie voor een bepaald boek (dat geschikt zou zijn voor toneelbewerking) onder woorden te brengen. Deze bijdragen werden gepubliceerd in Literatuur zonder leeftijd met een korte inleiding van Els Hazenbos. Peter van de Hoven pleitte voor een theaterbewerking van Anderland. Want ‘dat moet kunnen leiden tot authentiek vertellerstoneel’. Op deze studiedag was Biegel aanwezig. Els Hazenbos: ‘Paul Biegel bijvoorbeeld bleek een absolute tegenstander van geschreven literatuur op de planken: “Dat is als een beeldhouwwerk maken van de Nachtwacht”. Als er behoefte was aan theaterteksten voor de jeugd, dan moesten de (volwassen)theaterschrijvers zich daar maar op toe gaan leggen.’
• Peter van den Hoven, ‘Plaatjes vullen geen gaatjes: bij het Schrijversprentenboek over Paul Biegel’. In: Literatuur zonder leeftijd 11 (1997), afl. 41, blz. 121-129.
Het verschijnen van het Schrijversprentenboek 39 over Paul Biegel, Meesterverteller met een rovershart, is voor Peter van den Hoven aanleiding om enkele opmerkingen in de marge te maken. Over de afwezigheid van de biografie in de jeugdliteratuur, lacunes in de jeugdliteraire kritiek, een dijk van een gemiste kans en de verhouding tussen plaatjes en praatjes. Het Schrijversprentenboek ‘mag als catalogus bij de expositie enige waarde hebben (gehad), als bijdrage aan een toekomstige biografie van Biegel, en zo mag je deze uitgave toch óók op z'n minst beschouwen, is het een jammerlijke mislukking. De samenstellers - Aad Meinderts, Denise Mooyman en Muriël Steegstra - hebben het zich uiterst gemakkelijk gemaakt en het resultaat is er dan ook naar. Het belangrijkste punt van kritiek vormt het pijnlijke gemis van enige vorm van reflectie over en naar aanleiding van het zo langzamerhand indrukwekkende en veelzijdige oeuvre van Paul Biegel.’
• Aad Meinderts, ‘Pap, dit is Hans’. In: Literatuur zonder leeftijd 11 (1997), afl. 43, blz. 501-503.
De adjunct-directeur van het Letterkundig Museum en samensteller van het Schrijversprentenboek kan de kritiek van Peter van den Hoven (uiteraard) niet onbeantwoord laten. ‘Ik denk dat Van den Hoven bij het schrijven van zijn kritiek, een boek voor zich had liggen dat maar niet wilde lijken op het “ideaalboek” dat hij in zijn hoofd had. Het is de teleurstelling van de vader die altijd
| |
| |
hoopte dat zijn zoon hem een lieve, fraaie schoondochter zou opleveren, maar die op een dag thuiskomt en zegt: “Pap, dit is Hans”.’
| |
Biegels bijdragen
Een aantal jaargangen lang nodigde Literatuur zonder leeftijd jeugdauteurs uit om een jaar lang columnist te zijn. Niet alleen Paul Biegel werkte mee, ook Peter van Gestel, Bart Moeyaert, Henri van Daele, Ted van Lieshout en Paul van Loon vertrouwden hun columnistische bespiegelingen aan het papier toe.
• Paul Biegel, ‘Leugens’. In: Literatuur zonder leeftijd 10 (1996), afl. 37, blz. 66-70.
In zijn eerste column filosofeert Biegel over de magisch kracht van woorden. Wat is werkelijkheid, wat fictie? ‘Arme schrijvers! Met klankloze, dode woorden pogen ze personen op papier tot leven te brengen, handelingen te laten verrichten, te laten denken en voelen. Wonder boven wonder lukt het wel eens.’
• Paul Biegel, ‘Bezoek’. In: Literatuur zonder leeftijd 10 (1996), afl. 38, blz. 205-209.
In een gesprek met een buitenaards wezen uit Paul Biegel zijn kritiek op het Nederlandse onderwijssysteem. De ik-persoon probeert uit te leggen hoe wij onze jeugd opleiden waarop het ruimtewezen zegt: ‘Op het gebied van inzicht is jullie ontwikkeling nul. En dat komt, begrijp ik nu, door jullie onderwijs. Als je dertig opvolgertjes bij elkaar pakt in een hok en ze allemaal tegelijk impregneert met kennis in plaats van inzicht, en nog wel kennis van één soort, dan krijg je dat.’
• Paul Biegel, ‘Het verhaal verteld’. In: Literatuur zonder leeftijd 10 (1996), afl. 39, blz. 369-372.
Paul Biegel mijmert over de kracht van vertellen en over het ‘gevaar’ van als maar minder lezende kinderen. ‘Is de televisie de reageerbuis, dan is het geschrift de spermabank en alleen het vertellen de echte copulatie. Een verrukking die wij alleen nog maar kennen uit onze kindertijd toen wij verhalen verteld kregen. Daarna worden we volwassen en maken televisie en vliegtuigen en atoombommen en videospelletjes.’
• Paul Biegel, ‘De nieuwe kleren van de keizer’. In: Literatuur zonder leeftijd 10 (1996), afl. 40, blz. 473-474.
| |
| |
Paul Biegel neem schoolboekenuitgeverijen, toneelbewerkers en iedereen die zijn teksten voor een habbekrats ‘lenen’ op de hak. Hij nodigt ze allen uit aan zijn dis: ‘Wel, tast toe van deze rijke Overname Ten Behoeve Van Het Onderwijs - dat ontroerend mooie verhaal dat voor een paar piek in duizenden schoolboeken is overgenomen en dat zo grif verkoopt met al die namen van auteurs die bij andere uitgevers naam hebben gemaakt.’
• Paul Biegel, ‘In memoriam Jaap ter Haar’. In: Literatuur zonder leeftijd 12 (1998), afl. 46, blz. 203-205.
Vanwege het overlijden van Jaap ter Haar in 1998 schreef Paul Biegel een stukje over hem. ‘Wat zou hij gelachen hebben, van achter zijn ouderwetse hoge schrijfmachine, als iemand hem verteld had dat een literair blad bij zijn dood om een herdenkingsstukje zou vragen. “Nou, Jaap”, zo schrijf ik, gehoor gevend aan dit verzoek, “als er iets is wat ik in je heb gewaardeerd, is het je wars zijn van literaire aspiraties. Wat hebben we vaak plezier gehad in onze gesprekken en veel in elkaar herkend wat betreft onze opvattingen over het vak en de uitoefening daarvan”.’
• Paul Biegel, ‘Hoe vertellen we het onze kinderen’. In: Literatuur zonder leeftijd 19 (2005), afl. 68, blz. 126-136.
Op 25 mei 2005 hield Paul Biegel in Leiden de Annie M.G. Schmidtlezing. Deze lezing werd, net alle andere jaren, gepubliceerd in Literatuur zonder leeftijd. ‘Het hele onderwijs zou anders moeten. Maar hoe?’ Biegel filosofeert in zijn lezing over het ‘hoe’, maar ook over het ‘wie’. Hij pleit voor het vak ‘zelfinzicht’ en voor de rol die verhalen kunnen spelen in het onderwijs. Niet alleen ouders en onderwijzers hebben daarin een rol maar ook: ‘Kinderboekenschrijvers, niet gebonden aan de leerplichtwet, niet aan lesprogramma's, niet opgeleid tot pedagoog of psycholoog, maar in hun kwaliteit van verteller.’ Hij houdt een pleidooi: ‘Kinderboekenschrijvers, wees niet pedagogisch. (...). Gewoon vertellen of schrijven wat je op dat moment bezig houdt, waar je lust in hebt om te vertellen aan wie het wil horen, en niet aan wie het moet horen.’ Want ‘alleen daarin ligt de kans dat kinderen eruit halen waar het niet over gaat.’ |
|