Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 21
(2007)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
Romeo & Ravenhaar: liefde en vriendschap tussen twee culturen
| |
[pagina 93]
| |
liefde of een vorm van solidariteit tussen personages uit verschillende culturen, waarbij meestal het perspectief van het autochtone (westerse) personage wordt weergegeven. Ook in jeugdseries en films is de onmogelijke liefde een onuitputtelijk thema gebleken. Een mooi voorbeeld was de serie Najib en Julia, geregisseerd door Theo van Gogh en uitgezonden in 2003. In deze serie werd het oorspronkelijke liefdesdrama gesitueerd in Den Haag anno 2003, waar een Nederlands hockeymeisje verliefd wordt op een Marokkaanse pizzakoerier. In 2002 vertoonde de NPS op televisie de serie Dunya & Desi. ‘Over twee vriendinnen in de grote stad, een Marokkaanse en een Nederlandse, die gewone vriendinnendingen doen, thuis, op straat en op school. Daar doorheen gevlochten kwamen op een vanzelfsprekende, onnadrukkelijke manier hun cultuurverschillen en problemen aan de orde. Er moeten talloze van dit soort vriendschappen bestaan. Maar deze lichtvoetige toon ontbreekt tot nu toe in de boeken die voor de Dunya's en Desi's in Nederland verschijnen’ Dat constateerde Judith Eiselin (2002) vier jaar geleden in het NRC Handelsblad, in een pleidooi voor een luchtigere en minder stereotype benadering van allochtonen als personage in de kinderliteratuur. In de afgelopen jaren verschenen er steeds vaker boeken waarin allochtone personages een belangrijke rol krijgen toebedeeld, en veel van deze verhalen zijn als vanzelfsprekend gesitueerd in een multiculturele omgeving. Het allochtone personage kan beschouwd worden als iemand die van de ene culturele ruimte naar de andere migreert. Hij is dus een migrant, maar niet in de gewone zin van het woord, omdat de overgang tussen de culturen geen chronologische of topologische overgang is, maar plaatsvindt binnen het hier en nu. Voor de tweede generatie niet-westerse allochtonen heet het dat zij opgroeien in twee culturen: de thuiscultuur van hun ouders en de westerse samenleving waarin zij naar school gaan. Een migrantenpersonage maakt op verschillende vlakken een ontwikkeling door: ruimtelijk, in de tijd en existentieel (De Sterck, 1986). Hij moet zich aanpassen aan een samenleving met andere waarden en normen dan hij van huis uit heeft meegekregen. De verschillende visies op dit aanpassingsproces liggen ergens tussen de twee uitersten van volledige assimilatie versus separatisme met behoud van de eigen identiteit. In de media worden die visies weerspiegeld, en ook in de (jeugd)literatuur. De etniciteit van de migrant wordt weergegeven binnen een bepaald kader, ofwel ‘frame’. Frames houden verband met maatschappelijke ideeën over integratie. Joost de Bruijn (2005) onderscheidt in zijn dissertatie over multiculturele televisieseries vier van deze frames: assimilatie, exotisme, discriminatie en complexiteit. Het assimilatieframe gaat uit van de veronderstelling dat de multiculturele samenleving het meest gebaat is bij het afvlakken van culturele verschillen. Etnische minderheden worden in dit frame neergezet zonder enige verwijzing naar | |
[pagina 94]
| |
hun etnische achtergrond. Ze zijn niet zozeer gelijkwaardig als wel hetzelfde als de autochtone meerderheid. In Nederlandse televisieseries komen het vaakst Surinaamse en Indische Nederlanders in dit frame voor, wat het idee versterkt dat deze groepen het meest geïntegreerd zijn in de Nederlandse samenleving. De tegenhanger van het assimilatiedenken is het exotisme. In het exotische frame komen juist zo veel mogelijk etnische kenmerken voor, om te benadrukken dat de allochtone personages anders zijn. Er ligt veel nadruk op culturele gebruiken die afwijken van de dominante cultuur, op geloofsverschillen en soms ook taalverschillen. Multiculturele relaties staan onder druk van talige of culturele barrières en de verhaallijnen bevatten vooral ‘etnische’ thema's zoals uithuwelijking, strenge geloofsregels en de relatie met het herkomstland. Ook discriminatie kan onderwerp zijn van een verhaallijn. Als dit de hoofdlijn is, worden de relaties tussen personages bepaald door degene die gediscrimineerd wordt. De medespelers vallen uiteen in twee kampen: zij die discrimineren en zij die het allochtone personage bijstaan. In het complexe frame worden allochtone personages het meest genuanceerd verbeeld. In dit frame gaan personages van verschillende etnische groepen relaties met elkaar aan, waarmee zij de grenzen van hun eigen gemeenschap overschrijden en vaak ook overstijgen. Etniciteit speelt in dit frame een dubbelzinnige rol. De etnische afkomst van het allochtone personage wordt niet doodgezwegen zoals in het assimilatieframe, maar anderzijds wordt het personage ook niet enkel bepaald dóór zijn etniciteit, zoals in het exotische frame. Je zou kunnen zeggen dat het personage in een onderhandelingspositie verkeert waarin hij probeert zélf vorm te geven aan zijn etniciteit. In het navolgende zal ik ingaan op de verbeelding van multicultureel samenleven aan de hand van enkele recente titels waarin een multiculturele liefde of vriendschap centraal staat: Ravenhaar (Do van Ranst, 2005), Khalid (Karlijn Stoffels, 1998), Polleke (Guus Kuijer, 2003), en twee titels van Lydia Rood, Sammy of Samir? (2005) en Sabahs ware gezicht (2006) uit de jongerenserie 4ever. Soms wordt verwezen naar andere interculturele jeugdboeken: Amira, prinses van Marokko (Anton van der Kolk, 1996), Henna op je huid (Dirk Bracke, 2005) en Respect (Karin Hilterman, 2006). | |
Stereotypen en beeldvormingOok bij jeugdliteratuur is sprake van beeldvorming, en wel op twee manieren: het beeld dat in de jeugdboeken geschetst wordt van de multiculturaliteit en het beeld dat de lezers zich vormen van zichzelf en ‘de ander’, waarbij ‘de ander’ overigens ook de dominante meerderheid kan zijn (als een lezer zelf behoort tot een minderheid). Beeldvorming is een proces dat elke dag doorgaat, gevoed | |
[pagina 95]
| |
door alles wat we om ons heen zien en ervaren. Het helpt ons de werkelijkheid te ordenen. Ook teksten dragen bij aan beeldvorming in een wisselwerking tussen tekst en lezer. Beeldvorming kent echter ook negatieve kanten, zoals stereotypering, stigmatisering, generalisatie en het vervallen in wij-zij-denken (Attema, 2004). Een voorbeeld zijn dik aangezette tegenstellingen in rijkdom, wonen, eten, religie en uiterlijk, de altijd dichte gordijnen versus de openheid van de westerse cultuur. Bijvoorbeeld in Amira, prinses van Marokko van Anton van der Kolk (1996), wanneer Bram Amira 's avonds ontmoet nadat hij haar broertje gevonden heeft: Op de hoek van de Van Diemenstraat stapte hij van zijn fiets. Hier woonden veel Marokkaanse gezinnen. (...) Ramen waren behangen met doeken of dekens, met dikke vitrage of luxaflex. Wat zich binnen afspeelde, bleef onzichtbaar. Wat een verschil met de huizen van de Nederlanders, waar je tot 's avonds laat het hele interieur kon bezichtigen. (Van der Kolk, blz. 16) Een ander voorbeeld is het feit dat de allochtone personages vaker negatieve stereotypen toebedeeld krijgen, doordat ze in verband gebracht worden met bijvoorbeeld agressie, criminaliteit, drugs of prostitutie. Marita de Sterck (1986) heeft dit aangeduid als de criminaliteitsmythe. Allochtone personages zijn in jeugdboeken vaker gekoppeld aan een lagere klasse en de daarmee samenhangende problemen zoals armoede en agressie. Soms gaat het enkel om de suggestie van crimineel gedrag, soms om een onterechte beschuldiging. In Henna op je huid van Dirk Bracke (2005) gaat de hoofdpersoon Touria een relatie aan met de Marokkaanse Ilyas. Hij blijkt drugs te smokkelen. Bovendien heeft hij de homoseksuele broer van Touria in elkaar geslagen vanwege zijn seksuele geaardheid. Het is overigens nooit de hoofdpersoon die crimineel is, maar altijd minder belangrijke nevenpersonages. Ronduit crimineel gedrag komt nauwelijks voor onder de hoofdpersonages. Kennelijk hebben zij toch een voorbeeldfunctie. Het belangrijkste obstakel voor de liefde en de vriendschap in veel hedendaagse realistische jeugdboeken blijkt nog steeds het in haar vrijheid beknotte moslimmeisje te zijn. Veel boeken waarin een moslimmeisje de hoofdrol speelt, zetten de vrijheid van het westen af tegen de beperkingen van de thuiscultuur. Dat gebeurde eerst en vooral in de boeken van de Marokkaans-Nederlandse schrijfster Zohra Zarouali, die halverwege de jaren tachtig een van de eerste Marokkaans-Nederlandse schrijvers was die inzicht bood in de binnenwereld van | |
[pagina 96]
| |
een groep die voor het gros van de Nederlanders feitelijk onzichtbaar bleefGa naar voetnoot1.. De hoofdpersonen van Zarouali verzetten zich tegen de beperkingen die hun ouders en religie hen opleggen, maar blijven uiteindelijk binnen de grenzen van wat geoorloofd is binnen de eigen etnische groep. Ook in andere boeken over interculturele vriendschap of liefde wordt het niet-westerse meisje gelijkgesteld aan ‘problemen’; het beeld dat overheerst is dat van de onderdrukking van de vrouw (het meisje) en vaak een oudere broer die meent de hoeder van zijn zus te moeten zijn. Vaak draait het om een islamitisch meisje dat problemen krijgt zodra ze omgaat met westerse vriendjes. Ook de hoofddoekkwestie is een heikel punt dat in veel multiculturele jeugdboeken terugkomt. De problemen van het meisje krijgen gestalte in een autoritaire vader of een oudere broer die de eer van het meisje met geweld denkt te moeten verdedigen, zoals in Respect van Karin Hilterman (2006). | |
ExotismePositieve stereotypen bestaan ook en hebben te maken met exotisering van de ‘ander’: die kan goed dansen, is sensueel, houdt van swingende muziek en van veel en lekker eten. Dit beeld komt vooral naar voren in films, televisieseries en reclame, maar komt ook voor in de jeugdliteratuur. Veel auteurs benadrukken het exotische uiterlijk van de personages. Soms wordt zowel het allochtone als het autochtone personage stereotiep afgeschilderd. Amira ziet er in de ogen van Bram zó uit: Buiten stond het meisje. Ze was nog mooier, nu haar haren droog waren en duizelingwekkend golfden. (...) Amira met haar verlegen lach en donkerbruine ogen. (Van der Kolk, blz. 18) En Bram heeft volgens Amira: (...) zachte blonde haren (...) mooie blauwe ogen. (Van der Kolk, blz. 61) | |
[pagina 97]
| |
Dat je als auteur ook kunt spelen met die clichés bewijst Guus Kuijer met zijn boeken over de oerhollandse Polleke en haar Marokkaanse vriendje Mimoen (Polleke, 2003). Polleke heeft een exotisch beeld bij de ‘cultuur’ van Mimoen: Ik was teleurgesteld toen Mimoen vertelde dat hij nog nooit op een kameel had gezeten. ‘Nou zeg!’ riep ik, ‘wat ben jij nou voor een Arabier?’ De prins glimlachte naar me met zijn mooie witte tanden en ik werd wiebel. | |
Romeo & Julia in hedendaagse fictie voor de jeugdDe tragedie van Romeo en Julia staat vaak model voor multiculturele relaties (Smelik, 2002). In kinderboeken eindigen deze relaties minder tragisch dan in Shakespeares drama, maar het lukt de hoofdpersonen niet altijd om de cultureleverschillen te overwinnen. Hoe verloopt de interculturele ontmoeting in de boeken van Karlijn Stoffels, Do van Ranst, Guus Kuijer en Lydia Rood? In welke frames plaatsen deze auteurs hun ‘allochtone’ hoofdpersonen en kunnen we op basis van deze boeken stellen dat de liefde alles overwint? Khalid (Karlijn Stoffels, 1998) gaat over de vriendschap tussen Evelien en Khalid, die elkaar in de zomer leren kennen op het pleintje voor de flats waar Evelien kortgeleden is komen wonen. Ze sluiten vriendschap en besluiten samen een geheime ondergrondse hut te bouwen. De idylle wordt ruw verstoord door een buurtgenootje dat duidelijk sporen draagt van mishandeling door haar vader. Om haar te helpen, verstoppen de kinderen haar in hun geheime hut. Erg dankbaar is zij daar niet voor: ze verraadt haar schuilplaats en Khalid breekt noodgedwongen de hele hut weer af. De liefde van Evelien voor Khalid berust voornamelijk op bewondering (Khalid is enorm handig en heeft veel ‘boerenwijsheid’) met een vleugje exotisering: | |
[pagina 98]
| |
‘Dat komt door de manier waarop hij naar me kijkt, met grote zwarte ogen. Echt zwart zijn ze natuurlijk niet, maar donkerbruin, bijna dezelfde kleur als zijn huid en zijn haren. Wat een keurig gezicht is dat, je zou maar één kleur verf nodig hebben om hem te schilderen. Als mijn huid dezelfde kleur had als mijn ogen had ik blauwe wangen en Roos groene met gouden stippeltjes. En Eddie? Eddie zou fletse, bleekgrijze wangen hebben.’ (Stoffels, blz. 11). In het boek wordt een aantal keren vooruitgewezen naar de gedoemde mislukking van hun relatie, bijvoorbeeld wanneer Evelien liedjes zingt voor Hind, het zusje van Khalid op wie hij moet passen. Zo probeert zij het geluid te overstemmen van Khalid die met een boor bezig is aan de hut. Khalid maakt een opmerking over de liedjes: ‘Ik verstond er niks van’, zegt hij met een gefronst voorhoofd. ‘Wat voor taal was dat?’ De lezer leert Khalid kennen door de ogen van Evelien, wat deels een exotische framing tot gevolg heeft met accenten op uiterlijke en culturele verschillen. De grote broer van Khalid die rondhangt met minder frisse vriendjes en de angst van Khalid voor de politie worden gelieerd aan de criminaliteitsmythe, maar niet nadrukkelijk. Khalid wordt echter niet eenzijdig vanuit een exotisch kader neergezet. De relatie van Evelien en Khalid staat vooral onder druk van sociaal-culturele barrières die het meest op de voorgrond treden in de verschillende schoolloopbanen die zij volgen. Door de vriendschap met Evelien probeert Khalid de grenzen van zijn eigen gemeenschap te overschrijden. Khalid is zich pijnlijk bewust van het bestaan van die grenzen, in tegenstelling tot Evelien, die zich pas door Khalids gedrag realiseert dat het niet voor iedereen vanzelfsprekend is om bepaalde spullen te hebben, en het geld om dingen te kopen: ‘Ik heb een zaklamp. Ik heb trouwens ook geld.’ Khalid is onzeker maar blijft zoveel mogelijk zichzelf als hij keer op keer toenadering zoekt tot Evelien. Die wordt juist onzeker van Khalid en weert hem af | |
[pagina 99]
| |
omdat ze niet weet hoe ze moet reageren. Met het einde van de zomer in zicht komt er tevens een einde aan hun romantische avontuur: Khalid houdt de eer aan zichzelf en verzoekt Evelien niet meer naar hem toe te komen. Hij beseft dat ze in twee onverenigbare werelden leven: na de zomervakantie gaat Evelien naar het gymnasium, terwijl Khalid naar het speciaal onderwijs moet. In Ravenhaar (Do van Ranst, 2005) zien we een groepje van zes vrienden dat zich in de overgangsfase van kindertijd naar puberteit bevindt. Het einde van hun kindertijd krijgt reliëf door het Marokkaanse buurmeisje Fatima, die zij de eretitel Ravenhaar geven vanwege haar lange zwarte haren. Met haar komst doen verhalen uit de volwassen wereld hun intrede in de voorheen veilige omgeving van de kinderwereld, de schuur achter het huis van een van de vrienden. Al jaren komen de vrienden samen in de schuur waar ze alle mogelijke zelfbedachte avonturen hebben beleefd, maar nu worden ze te groot voor de spelletjes uit hun kindertijd. Ze willen nog één laatste rollenspel doen, dat beter en grootser moet zijn dan alle eerdere spelletjes. Ravenhaar komt met het voorstel om een bruiloft te spelen. Zij zal ‘trouwen’ met Bram, die heimelijk verliefd op haar is. Terwijl het voor alle anderen een spel is, lijkt voor Ravenhaar en Bram de grens tussen feit en fictie te vervagen. De Marokkaanse Fatima is een buitenbeentje tussen de kinderen die al vijf jaar een onafscheidelijke vriendenclub vormen. ‘Ook al vinden we haar heel gewoon, af en toe doet Ravenhaar ons inzien dat ze toch anders is dan wij.’ (Van Ranst, blz. 12) Fatima doet altijd haar schoenen uit als ze de schuur binnenkomt, tijdens de ramadan kan het haar niks schelen ‘dat wij dan chips en zuurtjes zaten te schransen’ (Van Ranst, blz. 13) en haar vader is erg streng. Dat ze anders is, vindt Bram wel interessant. ‘Die eerste dag ben ik heel dicht bij haar gaan staan om te ruiken hoe anders dan wij ze dan wel rook. Maar ik rook niks abnormaals. Wel haar haar dat voor een stuk onder haar hoofddoek uitkwam. Ik weet nog dat het zo lekker rook dat ik hoopte dat de geur voorgoed in mijn neus zou blijven hangen.’ (Van Ranst, blz. 14) Hoewel Do van Ranst het anders-zijn van Ravenhaar nadrukkelijk gebruikt om een boekje open te doen over culturele gebruiken zoals henna, hoofddoek, maagdelijkheid en uithuwelijking, heeft het verhaal veel meer te bieden dan dat. Het gaat ook over de overgang van kindertijd naar volwassenheid, een grens die Ravenhaar eerder lijkt te passeren dan haar Nederlandse vrienden. In het begin hadden de vrienden het wel moeilijk met de komst van Ravenhaar. ‘Het duurde een hele tijd voor we haar leuk vonden. Of liever: voor we dat wilden toegeven’ (Van Ranst, blz. 21). Het belang van bij de groep horen klinkt duidelijk in Brams woorden door: ‘Ik zat ook altijd te hopen dat een van ons iets tegen haar zou zeggen. Maar zelf deed ik het niet. Alsof ik anders de groep verloochende of zo. | |
[pagina 100]
| |
Ik denk dat iedereen dat dacht.’ (Van Ranst, blz. 21) Het is Ravenhaar die de stilte doorbreekt met haar voorstel om hennatatoeages te maken. Bij hun volgende spel, beautysalon, komt ineens Ravenhaars vader woedend de schuur in gelopen en neemt zijn dochter mee. Toch durft Ravenhaar weer terug te komen. Het gedwongen huwelijk dat Ravenhaar boven het hoofd hangt, brengt haar tot een poging haar lot te bezweren door voor deze keer haar eígen liefde tekíezen. Stel dat zij, net als haar oudere zussen, uitgehuwelijkt wordt: ‘Dan ben ik toch nog met jou getrouwd’, zegt ze. Ze trekt me bij mijn kraag dicht tegen zich aan en zegt: ‘Vooral met jou.’ (Van Ranst, blz. 84) Ravenhaar wordt in het exotische frame geplaatst: haar anders-zijn maakt haar voor Bram des te aantrekkelijker. Culturele barrières krijgen nadruk met het gedwongen huwelijk dat Ravenhaar boven het hoofd hangt en worden belichaamd door Ravenhaars autoritaire vader. Door zo lang mogelijk te verblijven in het grensgebied tussen werkelijkheid en verbeelding creëert Ravenhaar voor zichzelf de speelruimte die zij nodig heeft om haar eigen keuzes te kunnen maken. De realiteit zal zich onvermijdelijk aan haar opdringen, net zoals de volwassenheid door de jeugdvrienden niet langer een andere wereld is. Dat zowel Khalid als Ravenhaar op een exotische wijze worden vormgegeven heeft ook te maken met het gekozen perspectief: de lezer kan hen alleen maar waarnemen door de ogen van het westerse hoofdpersonage. Zowel Khalid als Ravenhaar bewegen zich echter buiten het exotische frame en proberen vrijheid te vinden in de verbeelding. Khalid met zijn geheime hut waar Evelien en hij een eigen speelwereld hebben en Ravenhaar met haar toneelspel om te kunnen trouwen met de partner van háár keuze. Ook in Polleke van Guus Kuijer (2003) zien we een Marokkaans personage door de ogen van een Nederlandse protagonist. Polleke is een zeer nuchter en ruimdenkend meisje. De ongecompliceerdheid van haar karakter staat in schril contrast met de complexe situaties die zij om zich heen ziet ontstaan. Haar vader is een drugsverslaafde zwerver, haar moeder hertrouwt met Pollekes meester en in Pollekes klas is het een mengelmoes van culturen. Dat Polleke verliefd is op de Marokkaanse Mimoen is nog wel het minst problematisch. Toch heeft hun prille liefde nog wel wat culturele obstakels te overwinnen. Meteen in | |
[pagina 101]
| |
het eerste deel wil Mimoen het uitmaken met Polleke, omdat zij dichter wil worden. Ze ‘gaan’ al twee jaar met elkaar. Op straat duwde Mimoen me een briefje in mijn hand. Sinds het ‘uit’ is, communiceren Polleke en Mimoen alleen nog via briefjes:
Ik wil niet eens gaan met zo'n papkind
dat precies doet wat zijn vader zegt.
Mijn opa en oma waren ook iets van hun geloof
wat niet mocht, maar toch.
Ik neem gewoon een Hindoestaan
want die gelooft in koeien.
De groeten.
Polleke. (Kuijer, blz. 42)
oplossing is dat ze nu níét met elkaar gaan en verder blijft alles bij het oude. Het lijkt of hij de onzekerheid die de liefde met Polleke met zich meebrengt probeert te bestrijden door terug te vallen op cultureel bepaalde verboden: in ‘zijn cultuur’ mogen vrouwen geen dichter zijn, en hij zal toch worden uitgehuwelijkt aan een Marokkaans meisje. Voor Polleke is het eenvoudiger dan voor Mimoen om met elkaar om te blijven gaan. Zij is ‘niks’ van haar geloof, ze heeft geen cultuur, en ze blijft onder alle omstandigheden zichzelf. Zoals wanneer Mimoen na de vakantie in Marokko voor Polleke een hoofddoekje meebrengt als souvenir. ‘En?’ vroeg ik. | |
[pagina 102]
| |
Voor Mimoen liggen de zaken anders en na zijn vakantie in Marokko lijkt dat besef nog sterker tot hem door te dringen. In Marokko is Mimoen gepest met het feit dat hij een Hollands vriendinnetje heeft en terug in Nederland weet hij zichzelf geen houding te geven en probeert afstand te nemen van Polleke door op te trekken met de grote jongens. Polleke geeft in een gedichtje een treffende verklaring voor Mimoens gedrag:
Hij is verdwaald
tussen daar en hier
maar als hij bij de jongens staat
denkt hij dat hij ergens is. (Kuijer, blz. 205)
Mimoen krijgt vooral vorm in het complexe frame omdat hij zich gemakkelijk beweegt van het ene naar het andere milieu, van de oerhollandse Polleke met haar kalf naar zijn Marokkaanse ouders en vrienden en terug. Nu eens is Mimoen helemaal overtuigd van zijn Nederlanderschap, dan weer lijkt hij meer naar zijn ouders te luisteren. Mimoen maakt thuis ruzie met zijn ouders omdat hij met Polleke wil gaan. Hij is het huis uitgerend om met Polleke naar haar kalf te gaan kijken. Hij verzet zich tegen het idee van zijn ouders dat hij zich moet aanpassen aan hun regels. ‘'t Is allemaal zo moeilijk,’ zuchtte hij. ‘Ik ben hier geboren, maar ik hoor veel meer bij hun dan bij jullie.’ (Kuijer, blz. 218) | |
Focalisatie en perspectiefWie globaal het aanbod van multiculturele jeugdliteratuur overziet, constateert dat westerse auteurs vrijwel nooit het niet-westerse personage kiezen als focalisator. De meeste multiculturele jeugdboeken zijn geschreven in een personaal perspectief. Daarmee scheppen de auteurs afstand tot hun personage. Verhalen vanuit een ikperspectief zijn meestal geschreven vanuit de westerse vriend(in) van een niet-westers personage. Het gekozen vertelperspectief bevestigt daarmee ongewild de norm van de dominante cultuur, waarop de minderheid een uitzondering vormt. Lydia Rood is een van de weinige westerse jeugdboekenschrijfsters die hoofdzakelijk een ‘allochtoon’ personage als focalisator kiestGa naar voetnoot2.. | |
[pagina 103]
| |
Zij doet dat in twee boeken die ze schreef voor de serie 4everGa naar voetnoot3., over leerlingen uit een VWO-klas van het fictieve Rheinvis Feithcollege: Sammy of Samir? (2005) en Sabahs ware gezicht (2006). Samir Saoudi is een onzekere Marokkaanse jongen van een jaar of vijftien die moeite heeft met zijn dubbele identiteit. In tegenstelling tot zijn Marokkaanse buurtgenootjes gaat hij naar het lyceum en heeft hij plezier in leren en literatuur. Op school is hij de Marokkaanse jongen die ‘desondanks’ goede cijfers haalt maar verder buiten de groep valt; daarbuiten is hij één van die Marokkaanse straatjongens met wie hij eigenlijk geen omgang wil. Dat was het probleem. De jongens waren vriend genoeg om ze niet te verraden. Maar niet vriend genoeg om voor hen in de bak te gaan zitten. (Rood, 2005, blz. 9) Thuis staat hij in de schaduw van zijn vader, die zich niet voor hem interesseert, zolang hij maar trots op hem kan zijn. ‘Ik begrijp je heel goed, moet je weten. Je voelt je een vreemdeling in dit land.’ Samir schrijft onder een pseudoniem gedichten voor de schoolkrant. Thuis en in zijn omgeving stuit hij steevast op onbegrip. Uit eenzaamheid onderneemt hij een zelfmoordpoging. Als zijn liefde voor Isis, een meisje met wie hij in de redactie van de schoolkrant zit, onbeantwoord blijft, begint hij half-en-half een relatie met een Turks meisje uit zijn klas, Sabah. Wie Sabahs verhaal leest ná dat van Samir, krijgt gedeeltelijk hetzelfde relaas, maar nu vanuit het perspectief van Sabah, een zeer zelfstandig Turks meisje dat probeert het imago van hoofddoektrutje kwijt te raken. Zij is vanaf het begin van het verhaal smoorverliefd op Samir, maar denkt dat het niets kan worden omdat hij Marokkaan is en zij Turkse. Bovendien ziet hij haar eerst nauwelijks staan. Daar komt langzaam verandering in doordat Sabah hem vraagt haar te helpen met huiswerk. Als Samir dan uiteindelijk haar liefde beantwoordt nadat hij afgewezen is door Isis, is Sabah zielsgelukkig. Maar als ze hoort dat hij praatjes rondstrooit dat hij haar ontmaagd zou hebben, vreest ze voor haar | |
[pagina 104]
| |
goede naam en neemt wraak door rond te laten bazuinen dat haar broers het op Samir voorzien hebben, wat Samir enkele benauwde uurtjes bezorgt. Maar Sabah is enig kind. Ook in deze boeken komen de geijkte elementen uit de ‘migrantencultuur’ komen ook in deze boeken naar voren. De strenge, niet-begrijpende vader, de sociale controle, de banden met het land van herkomst, hoofddoek, maagdelijkheid en gedwongen huwelijk, en het idee van eerwraak. Hoewel het personage Samir Saoudi vrijwel alle vooroordelen over Marokkanen weerspreekt, komt de criminaliteitsmythe via het nevenpersonage Achmed weer binnen. Samir wordt aangehouden met een gestolen scooter, omdat hij niet op tijd weg kon komen bij zijn ‘vrienden’: Twee agenten stapten uit, een man en een vrouw. De vrouw was Turks. | |
ConclusieJoost de Bruijn (2005) concludeert dat het complexe frame, ‘waarin personages onderhandelen tussen culturen en daarmee op zelfverzekerde wijze in de multiculturele samenleving staan’ nog maar weinig voorkomt in populair Nederlands televisiedrama. Op basis van de bescheiden zoektocht die in het bestek van dit artikel is ondernomen, lijkt het erop dat dit in de jeugdliteratuur eveneens het geval is. In multiculturele verhalen van westerse auteurs wint de drang om de lezer te voorzien van informatie het soms nog van de emotionele diepgang, vooral in boeken waaraan in literair opzicht minder te genieten valt. De besproken boeken van Kuijer, Stoffels, Rood en Van Ranst vormen een verfrissende uitzondering op die regel. Hun personages bewegen zich heen en | |
[pagina 105]
| |
weer tussen de verschillende culturele milieus en hebben daar soms moeite mee, maar worden niet vastgepind op hun etniciteit. Daardoor komen ze geloofwaardiger over dan de spreekbuispersonages die veel van de multiculturele jeugdboeken uit voorgaande jaren bevolkten. Betrokkenheid bij een verhaal komt tot stand via identificatie met verhaalpersonages. Pas wanneer het personage hem iets dóet, zal de lezer mogelijk ook gaan nadenken over zijn eigen leven en omgang met anderen. Op die manier kunnen de belevenissen van fictieve personages de lijnen uitzetten waarlangs de jonge lezer zich een zelfbeeld vormt. Wil de jeugdliteratuur werkelijk bijdragen aan het maatschappelijke debat, dan is zij gebaat bij een zekere variatie in de onderwerpen die in multiculturele jeugdboeken aan bod komen en niet bij een ongenuanceerde herhaling van zetten. | |
LiteratuurPrimaire literatuurDirk Bracke, Henna op je huid. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2005. Karin Hilterman, Respect. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2006. Anton van der Kolk, Amira, prinses van Marokko. Amsterdam, Van Goor, 1996. Guus Kuijer, Polleke. Amsterdam: Querido, 2003. Bevat: Voor altijd samen, amen; Het is fijn om er te zijn; Het geluk komt als de donder; Met de wind mee naar de zee; Ik ben Polleke hoor! Do van Ranst, Ravenhaar. Leuven, Davidsfonds/Infodok, 2005. Lydia Rood, Sammy of Samir? Amsterdam, Leopold, 2005. Lydia Rood, Sabahs ware gezicht. Amsterdam, Leopold, 2006. Karlijn Stoffels, Khalid. Amsterdam, Querido, 1998. | |
Secundaire literatuurAttema, Annemieke, Beeldvorming rond etniciteit in Najib & Julia. Een beeld- en receptie-analyse van de betekenisconstructie van zwarten en witten in multicultureel televisiedrama. Nijmegen, Radboud Universiteit, 2004 (doctoraalscriptie ACW) Bruin, Joost de, Multicultureel drama? Populair Nederlands televisiedrama, jeugd en etniciteit. Amsterdam, Otto Cramwinckel Uitgever, 2005. Eiselin, Judith, ‘Verliefd op een kaas, allochtone hoofdpersonen in kinderboeken’. In: NRC Handelsblad, 30 augustus 2002. Jensen, Stine, Waarom vrouwen van apen houden: een liefdesgeschiedenis in cultuur en wetenschap. Amsterdam, Bakker, 2002. Smelik, Anneke, ‘Want Venus glimlacht niet in 't huis der tranen’. Grensover- | |
[pagina 106]
| |
schrijdende liefdes in de Europese film. In: Nieuwste tijd. Kwartaalschrift voor eigentijdse geschiedenis, jaargang 1 (2002), nr. 4, blz. 15-26. Sterck, Marita de, In de spiegel. Beeld van de immigrant in kinderboeken. Leuven/Amersfoort, Acco, 1986. Vloeberghs, Katrien, ‘Verändernde Begegnungen. Der Multikulturalitätsdiskurs in der aktuellen Jugendliteratur’. In: Müller, Heidy (Hrsg.), Migration, Minderheiten und kulturelle Vielfalt in der europäischen Jugendliteratur. Migration, Minorities and Multiculturalism in European Youth Literature. Bern, Berlin, Bruxelles, Frankfurt/M., New York, Oxford, Wien, 2001. |
|