Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 19
(2005)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |||||||
Vakliteratuur en meer
| |||||||
[pagina 136]
| |||||||
er kinderboekbesprekingen waren en vraagt hij zich af of de toenmalige recensenten inderdaad, zoals wordt aangenomen, vooral ethische criteria hanteerden en nauwelijks esthetische. Hij stelt vast dat de opkomst van de kinderboekenbespreking in het toonaangevende tijdschrift Vaderlandsche Letteroefeningen parallel loopt met het ontstaan van de literatuurkritiek in het algemeen, iets wat goed past bij de verlichtingsideologie van dat blad. De bijzondere aandacht voor bepaalde genres (zoals zedenkundige, godsdienstige, historische en natuurhistorische werken) was vooral ideologisch gemotiveerd. En níet: commercieel, ook al hadden de uitgevers veel invloed. De besprekingen behandelden vooral (uitvoerig) de inhoud van de besproken werken. Het verstrekken van informatie stond duidelijk voorop. Verder waren ze gematigd van toon en streefden ze naar neutraliteit. ‘Uitgesproken kritisch waren de recensies zelden (...). Dat wil echter niet zeggen dat de achttiende-eeuwse besprekingen niet analytisch of opiniërend waren’ (blz. 57). Het oordeel van de recensent blijkt niet alleen pedagogisch, maar wel degelijk ook esthetisch, althans als je bij dat begrip aan de beleving van de jeugdige lezer denkt. ‘Begrijpelijkheid en toegankelijkheid (“vatbaarheid”), aangepast aan de leeftijd van het kind, kregen zeker zoveel aandacht als de morele boodschap en het nut’ (blz. 58). Ten slotte nog dit: terecht wijst inleider G. Johannes er op dat er in beide teksten zijdelings ter sprake komt, dat ouders van toen niet alleen de lectuurkeuze bepaalden, maar ook zelf mee lazen en de lectuur van hun kinderen hebben begeleid. (GdV)
Arjen Florijn, Josien Lalleman en Hans Maureau, De Regels van het Nederlands: grammatica voor anderstaligen, derde herziene druk, Wolters-Noordhoff, 2004.
De regels van het Nederlands is een grammatica voor anderstaligen, die voor het eerst verscheen in 1994. Zo'n boek heeft weinig met jeugdliteratuur te maken, zou je denken. Maar de regels en regelmatigheden van een taal kunnen het best geïllustreerd worden met goed geformuleerde authentieke zinnen en teksten. En wie schrijven mooier dan (jeugd)auteurs? In de herziene versie van dit boek, dat in augustus 2004 is verschenen, worden daarom talrijke literaire teksten gepresenteerd, ook jeugdliteraire teksten. Het betreft vooral (delen van) gedichten (van onder meer Ed Franck, Ida Gerhardt, Bart Moeyaert, Martinus Nijhoff, Annie M.G. Schmidt en Willem Wilmink), omdat die relatief kort zijn, maar er worden ook fragmenten uit prozawerk (van o.a. Peter van Gestel, Wim Hofman, Chaja Polak en Karel van het Reve) gebruikt. Een paar voorbeelden. Het betrekkelijk voornaamwoord dat verwijst naar een | |||||||
[pagina 137]
| |||||||
persoon is die of (aan/voor/ met etc.) wie. Die regel leeft echter nauwelijks meer in informeel Nederlands, wat geïllustreerd wordt met twee regels uit Willem Wilminks Mijn vriendje David: 'k Heb in de vakantie een vriend gehad/daar ging ik haast elke dag mee op pad... In het hoofdstuk over de betekenis van modale hulpwerkwoorden wordt gevraagd naar de betekenis van ‘zouden’ in het volgende fragment uit Winterijs van Peter van Gestel: Ik zuchtte. De samenstellers hopen dat anderstaligen op deze manier onze taal machtig worden, maar ook dat ze benieuwd raken naar de Nederlandstalige (jeugd)literatuur. (J.L.)
The Norton Anthology of Children's Literature. Samenst. Jack Zipes, Lissa Paul, Lynne Vallone, Peter Hunt, Gillian Avery. W.W. Norton & Company, 2005.
In deze bloemlezing van Engelstalige klassiekers wordt een overzicht gegeven van 170 Engelstalige auteurs en illustratoren en ruim 350 jaar Engelstalige geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur (inclusief vertaald werk). Ult het voorwoord: ‘Our first encounters with literature take place in childhood, an age saturated with narratives that range from lullabies and hymns, fairy tales and bedtime stories, alphabets and how-to books, jokes and comic strips, beginning readers and school stories, to novels of fantasy, science fiction, and adventure. As children we listen to many different stories, become acquainted with their rhythms, learn to read narratives and create our own. As adults, we continue this literary tradition through our customs, deep-rooted and beloved, of nurturing, educating, and entertaining children. These customs, and the practices they engender, have profoundly influenced social structures and cultural mores throughout the ages. Indeed, the literature of childhood both | |||||||
[pagina 138]
| |||||||
establishes the foundations of literacy and interacts with literary history in general.’ Er is gekozen voor een indeling naar genre; daarbinnen is er chronologische geordend. Er zijn korte en langere teksten, waaronder zo'n veertig integraal opgenomen boeken, van Robert Louis Stevensons A Child's Garden of Verses tot David Macaulay's picture book BAAA. De inhoudsopgave van het boek kan bekeken worden op de website [http://www.wwnorton.com/college/titles/english/nacl/], waar ook uitvoerige informatie te vinden is. (WvdP) | |||||||
Voorlezen in de kinderopvang 2004In januari 2005 vonden voor de tweede keer de Nationale Voorleesdagen plaats. Deze landelijk campagne wordt georganiseerd door Stichting CPNB op initiatief van Stichting Lezen. In het kader daarvan is in opdracht van Stichting Lezen onderzoek gedaan naar het voorleesklimaat bij beroepsvoorlezers in de kinderopvang. Het onderzoek is uitgevoerd door TNS NIPO. Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen maken steeds meer werk van voorlezen aan peuters, dreumesen en baby's. In nagenoeg alle (99%) kinderdagverblijven wordt voorgelezen. In 2000 lazen maar twee van de drie leidsters dagelijks voor. Verder blijkt dat kindercentra vaker ouders en bibliotheken inschakelen bij voorleesactiviteiten. Ouders krijgen boeken mee naar huis en bibliotheken leveren wisselcollecties en advies. Hiermee scheppen de centra een klimaat dat voorlezen bevordert. Niet alleen wordt er meer voorgelezen in opvanginstellingen, ook worden beduidend meer activiteiten rondom boeken georganiseerd. Voorlezen maakt inmiddels bij tweederde van de kinderopvangcentra en driekwart van de peuterspeelzalen deel uit van het pedagogisch beleidsplan. In het onderzoek is expliciet aandacht besteed aan het voorleesklimaat. Hoe vaak wordt voorgelezen en hoe vaak aan kleine groepen of individuele kinderen? Hoeveel boeken zijn beschikbaar? Kijkt men naar boekenprogramma's, zoals de Dribbel en Nijntje animaties op tv? Maakt men gebruik van de vele mogelijkheden van de bibliotheek? Ook andere bevorderende factoren, zoals de (bij)scholing van de leidsters in voorlezen en taalstimulering zijn van belang. Gebleken is dat het voorleesklimaat in de VVE-peuterspeelzalen (peuterspeelzalen met speciale aandacht voor voor- en vroegschoolse educatie) het best te zijn. De gewone peuterspeelzalen doen het goed; de kinderdagverblijven redelijk. De taakstelling van de instellingen speelt hierbij een rol. Peuterspeelzalen zijn van oudsher meer gericht op educatie en kinderdagverblijven meer op verzorging. | |||||||
[pagina 139]
| |||||||
Het verschil tussen de drie typen opvanginstellingen is ook zichtbaar in de scholing van de leidsters: in de VVE-peuterspeelzalen heeft 62% van de leidsters voorlees- en taalscholing gevolgd; in de gewone peuterspeelzalen is dat iets meer dan een kwart en in de kinderdagverblijven 7%. Uit het TNS NIPO onderzoek komt een positief beeld naar voren van de ontwikkelingen van de afgelopen jaren en het huidige voorleesklimaat in de kinderopvanginstellingen. Dit neemt niet weg dat kinderdagverblijven een inhaalslag ten opzichte van de peuterspeelzalen zullen moeten maken. Een samenvatting van het TNS NIPO rapport ‘Voorlezen in de kinderopvang 2004’ is op te vragen bij Stichting Lezen, 020 623 05 66. Voor meer informatie: Stichting Lezen, Desirée van der Zander of Agnes van Montfoort. (Gebaseerd op persinformatie, WvdP) | |||||||
Tentoonstelling Ot en SienIn 1904/05 verscheen de leesserie Nog bij moeder, waarin Jan Ligthart de twee ondernemende kleuters Ot en Sien beschrijft die in en om het huis het nodige kattenkwaad uithalen. Het zijn echter vooral de tekeningen van Cornelis Jetses waardoor deze kleuters nationale bekendheid verwierven. Nog steeds sieren zijn tekeningen menig servies en kalender. Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van Ot en Sien is er in het Nationaal Onderwijsmuseum een tentoonstelling met driehonderd originele prenten van Jetses (eerder al te zien in het Stedelijk Museum Zwolle en Het Fraeylemaborg in Slochteren). Daarnaast biedt het Onderwijsmuseum informatie over de tijd waarin Ot en Sien leefden, rond de vorige eeuwwisseling. De werkelijkheid van toen was een stuk minder idyllisch dan de verhaalwereld waarin Ot en Sien leefden. Speciaal voor ouderen en voor bewoners van verzorgings- en bejaardenhuizen stelde het museum twee nostalgische arrangementen samen. In het museum is een tentoonstellingsbrochure te koop voor € 7,-. Bovendien verscheen een herdruk van het boek De wereld van Cornelis Jetses van Jan A. Niemeijer (€ 22,50).
Honderd jaar Ot en Sien. Het Nationaal Onderwijsmuseum Rotterdam, tot en met 8 mei 2005. Tentoonstellingswebsite: www.honderdjaarotensien.nl. (BR)Ga naar voetnoot1. | |||||||
[pagina 140]
| |||||||
Prijs Knokke-Heist Beste Jeugdboek 2006Het cultuurcentrum Knokke-Heist en uitgeverij Davidsfonds/Infodok hebben de Prijs Knokke-Heist Beste Jeugdboek editie 2006 uitgeschreven. Deze tweejaarlijkse manuscriptenprijs is bedoeld voor een oorspronkelijk Nederlandstalig manuscript van een jeugdboek voor lezers vanaf 12 jaar. De winnaar ontvangt een geldbedrag (€ 12.000,-) en het winnende manuscript wordt gepubliceerd bij Davidsfonds/Infodok. De jurering van de manuscripten gebeurt anoniem, wat een grote mate van objectiviteit garandeert en met name ook debutanten kansen biedt. De jury van deze editie is samengesteld uit een gemengd Vlaams-Nederlands gezelschap en bestaat uit Bregje Boonstra (recensente), Dimitri Leue (auteur en theatermaker), John Schrijnemakers (kinderboekwinkel Speelboek, Amersfoort), Jan Staes (recensent) en Marita Vermeulen (recensent en hoofdredacteur Leeswelp). In 2004 werd de prijs gewonnen door Do Van Ranst vanwege Mijn vader zegt dat wij levens redden. Andere winnaars zijn: Ina Vandewijer (Wiite pijn), Karel Verleyen (Prins van de leegte) en Gerda van Erkel (Zes maal één is zeven). De prijs is ingesteld in 1970 en in totaal zestien keer uitgereikt. En hoewel de inschrijving nadrukkelijk ook openstaat voor Nederlandse auteurs, is het aantal winnaars van Nederlandse komaf dat de prijs won tot nu toe nihil. Deelnemers kunnen hun manuscript insturen voor 15 september 2005. Een reglement kan worden aangevraagd bij het secretariaat: Rebecca van Rechem, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven. Tel. (0032) (0) 16 310 600, e-mail uitgeverij@davidsfonds.be. (WvdP) | |||||||
Varia
| |||||||
[pagina 141]
| |||||||
|
|