Terra incognita
Redactionele inleiding
‘Na de oorlog verandert er iets aan de toon van veel kinderboeken (...) Er verschijnen boeken die veel beter geschreven zijn, virtuozer en een stuk scherper.’
Bovenstaand citaat komt uit De hele Bibelebontse berg, onze nationale jeugdliteratuurgeschiedenis. Het is niet alleen een aankondiging van een glorieuze toekomst, maar impliceert ook een veroordeling van het verleden. De oorlog als breekpunt, het is een populaire metafoor. De vraag is of in het geval van de jeugdliteraire geschiedenis deze beeldspraak ook adequaat is. Is alles van voor de oorlog magerder, miezeriger en minder? Een woestenij vergeleken bij de vruchtbare bodem van de naoorlogse jeugdliteratuur? Dat zal net zo min waar zijn als dat alle naoorlogse jeugdboeken beter, virtuozer en scherper zijn - iets wat overigens in gegeven citaat ook niet beweerd wordt.
In feite, zo stelden we in de redactie vast, weten we domweg de antwoorden op die vragen niet. Omdat we maar bar weinig weten over dat vooroorlogse jeugdboek. De periode 1900-1945 is bibliografisch noch literair-historisch goed in kaart gebracht. Meer dan van een woest land is vooral sprake van een onontgonnen land. We kennen enkele toppen - J.B. Schuil, C.Joh. Kieviet, Cissy van Marxveldt, Nienke van Hichtum - maar grote delen zijn terra incognita. Alleen onderzoek kan uitmaken of hier al dan niet wat te beleven valt.
Een eerste aanzet tot het opvullen van lacunes in de jeugdliteraire geschiedschrijving geschiedde tijdens het symposium Tot volle waschdom, in 1999. Ook de periode 1900-1945 kwam hier aan bod, onder meer met een artikel van Berry Dongelmans over de uitgeverijen Van Goor en Kluitman rond 1910 en een artikel van Margreet van Wijk-Sluyterman over illustraties in de periode 1880-1920. Met dit themanummer wil de redactie van Literatuur zonder leeftijd verder met de ontginning van het braakliggende terrein. Daarbij zoomen we in op de periode 1900-1945. We vroegen enkele auteurs een bepaald genre of thema onder de loep te nemen. Wat daarbij opviel, was de gretigheid waarmee mensen hun medewerking toezegden. En de spijt waarmee anderen wegens tijdgebrek weigerden, maar wel aangaven het initiatief van de redactie toe te juichen.
Na een inleidend artikel waarin drie redacteuren het gangbare beeld van deze periode in bestaande handboeken beschrijven, volgen artikelen die dit beeld aanvullen en corrigeren. Saskia de Bodt geeft meer kleur aan onze kennis van het vooroorlogse prentenboek. Janneke van der Veer verkende een totaal