Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 17
(2003)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Wolfsroedel van Floortje Zwigtman
| |
[pagina 41]
| |
Een oude discussieHenselmans heeft inmiddels haar functie als jeugdliterair recensent van de Volkskrant neergelegd. Zij vroeg Pjotr van Lenteren, afkomstig van het Algemeen Dagblad, haar op te volgen hetgeen per 1 januari 2003 gebeurde. Henselmans was geen literair, maar pedagogisch recensent. Ze rakelde een discussie op over het beschermen van de tere kinderziel, die al vele malen gevoerd was, vooral in het vorige decennium ten tijde van de griezelboekenhausse. Wie pedagogisch consequent is, mag dan ook geen Klein Duimpje voorlezen, want daarin eet de reus aan het eind zijn eigen zeven kinderen op. Je mag dan geen Anansi-verhalen vertellen, want Anansi eet, als het hem uitkomt, zonder gewetenswroeging zijn eigen vrienden op. En vertel dan vooral geen bijbelverhalen uit het Oude Testament! Want als er érgens op los gemarteld en gemoord wordt, is het daar wel: neem Simson, die bij een zelfmoordactie honderden Filistijnen de dood in jaagt; neem de profeet Elia die vierhonderdvijftig priesters laat ‘slachten’ (zo staat het letterlijk in de Nieuwe Vertaling (I Kon. 18: 40) omdat ze volgens hem de verkeerde God (Baäl) dienen; of neem koning David, die zijn hele leven oorlog voerde vanuit de gedachte: ‘God wil het!’ | |
Het verhaalWolfsroedel is een complexe roman en dus lastig samen te vatten, maar voor een weloverwogen oordeel is een samenvatting geen overbodige luxe. Het iseen raamvertelling met een smal raamwerk waarin een Roemeense zoon vertelt over de verhalen over vroeger die zijn vader, Ion Brebu, hem bij het haardvuur vertelde. Dat begin is simpel, maar al gauw verdringt het adembenemende verhaal van de vader over de roversbende waartoe hij in zijn jeugd samen met twee vrienden heeft behoord, dat smalle raamwerk naar de achtergrond, en gaat de lezer op in een wereld die angstwekkend reëel én surrealistisch is. Het verhaal van vader Ion bestrijkt de tijd dat hij als jongen van een jaar of veertien met zijn vrienden Alexandru en Vulpe geen zin meer had in het harde boerenbestaan en er tussenuit kneep om zich aan te sluiten bij de bende van Vulpes broer Lupu, die de Wolfsroedel wordt genoemd. Ze worden op harde wijze ingewijd in het roversbestaan. Geleidelijk aan echter glijdt ‘hard’ af naar | |
[pagina 42]
| |
‘immoreel’ en zelfs naar ‘crimineel’. Zo schenden ze, op zoek naar een schat, een oud graf in het klooster Snagov op een eilandje in een meer, waar ze zich hebben gevestigd. Het is het graf van de wrede prins Vlad Tepes, die in 1462 de Osmanen uit ons land joeg, aldus Alexandru, en later in de Roemeense volksverhalen bekend werd als prins Dracula. Het meest waardevolle in het graf is het zwaard van Tepes. Lupu eigent zich als leider van de bende het zwaard toe, maar zijn broer wil het ook hebben. Die strijd om het zwaard is het begin van de verwikkelingen, die dramatisch uit de hand lopen. Vulpe, jaloers op zijn broer, scheidt zich met Ion, Alexandru en een paar handlangers van de groep af om een eigen bende te vormen, die minder crimineel zou moeten zijn. Maar ook zij rollen van de ene misdaad in de andere, waarbij de gewetensbezwaren van Ion en Alexandru niet sterk genoeg zijn om zich aan het groeiende kwaad te onttrekken. Deze primaire verhaallijn onderbreekt Zwigtman geregeld met intermezzo's uit vroeger tijden, de Kronieken van Snagov. Hierin komt prins Vlad Tepes tot leven, waardoor de lezer ook het leven van hem en zijn broer Radu, in de vijftiende eeuw, leert kennen, compleet met alle strubbelingen met de islamitische Osmanen. Langzamerhand merkt de lezer dat Tepes zich tot notoire slechterik ontwikkelt - hij spietst zijn tegenstanders levend op palen, die hij als een luguber bos in de tuin rond zijn kasteel zet - en zijn broer Radu tot, laten we maar zeggen, minder slecht. De aandachtige lezer begint overeenkomsten te ontwaren tussen de koninklijke broers uit de vijftiende eeuw en de boeren-broers uit de negentiende eeuw. Ten derde introduceert Zwigtman als intermezzo's in de primaire verhaallijn over de roversbendes een briefwisseling tussen twee mysterieuze bewoners van klooster Snagov die er al woonden voordat de roversbende er verscheen: de kluizenaar en de schaapherder. Ze blijken een weddenschap te hebben afgesloten, maar het duurt enige tijd voordat de lezer begrijpt hoe die weddenschap luidt, zoals Zwigtman élk raadsel in de roman tergend langzaam onthult: Jij bent overtuigd van de natuurlijke slechtheid van de mens, ik van de natuurlijke goedheid, schrijft de kluizenaar aan de schaapherder. Dat is de kern van hun weddenschap, en beiden misbruiken de twaalf jongens om hun gelijk te halen. Wat een spel lijkt, is een meedogenloze machtsstrijd die ze uitvechten met inzet van, en over de hoofden van de jongens. Zwigtman suggereert hiermee dat de jongens geen of weinig eigen keus hadden om uit de bende te stappen: ze waren marionetten in het machtsspel van de schaapherder en de kluizenaar. Dat machtsspel wordt met steeds wredere middelen uitgevochten en vergt vele slachtoffers, waaronder Lupu en Vulpe, maar blijft uiteindelijk onbeslist. lons verhaal over het lot van de roversbenden van de broers eindigt met een helse apocalyps, waarin de hele Roemeense mythologie lijkt samengebald. | |
[pagina 43]
| |
Daarna komt alles tot rust in filosofische bespiegelingen achteraf tussen Ion en Alexandru, waarin de relatie tussen werkelijkheid en fantasie dit keer expliciet aan de orde komt: Een verhaal heeft meerdere stemmen, zegt Alexandru, en je moet ze allemaal aan het woord laten komen. (...) En kies er je eigen einde voor. Want jij bent de verteller, lon, en jij weet hoe het eindigen moet. Maar het laatste woord is, na 470 pagina's, aan de zoon van Ion, want hij was het immers die ons de verhalen van zijn vader overbrengt. Hij begint dan nuchter met de woorden: Mijn vader was een fantast, waarmee hij al het voorgaande in één klap relativeert. Maar ook hij ontkomt niet aan de magie van de verhalen van zijn vader, als hij die op verzoek van een archeoloog aan het papier toevertrouwt. | |
Evenwicht in de discussieIk reageerde op de discussie in de Volkskrant omdat ik vond dat Henselmans de roman onrecht deed door zich te fixeren op een aspect ervan: het geweld, ook al wordt dat inderdaad erg realistisch beschreven. Ik wilde de discussie over het boek in evenwicht brengen en laten zien dat deze complexe jeugdroman uitstekend geschreven is, actueel, origineel van opzet en buitengewoon rijk aan ideeën. En het gebeurt binnen de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur niet dagelijks dat er een nieuw jong schrijverstalent van een dergelijke kwaliteit opstaat. Natuurlijk is wreedheid in kinderboeken niet verantwoord. Zelf had ik als kinderboekenrecensent van Trouw indertijd bijvoorbeeld grote moeite met het prentenboek van Wolf Erlbruch & Valérie Dayre Ik ruik kindervlees (Querido 1996), waarin de moeder haar eigen kind opeet, ook al is dat nog zo'n rijk en fascinerend boek. En ik gaf als literair recensent soms een stevig moreel oordeel, op het gevaar af voor moralist te worden uitgemaakt (wat eind vorige eeuw een lelijk scheldwoord was voor een literair recensent); zo vond ik veel griezelboeken ronduit onsmakelijk, maar dan had de bloederigheid vooral te maken met een gebrek aan schrijftalent. | |
Wolfsroedel is geen kinderboekMet Wolfsroedel ligt dat anders, ook al heeft het boek raakpunten met de griezelliteratuur en komt er veel geweld en sadisme in voor. Belangrijk is hier dat het geen kinderboek is, maar een jeugdroman voor 14-plussers. Henselmans schoot haar pijlen dus af op het verkeerde doel. De jonge kinderen die zij wilde beschermen tegen het geweld zullen niet ver komen in het boek: niet zozeer omdat ze niet tegen het beschreven geweld kunnen, maar vooral vanwege de complexiteit van de roman. Dit is overigens geen nodeloos ingewikkelde constructie zoals Henselmans schrijft - evenals trouwens ook Max Verbeek in Lees- | |
[pagina 44]
| |
goed 6/2002 - maar een noodzakelijk ingewikkelde constructie, omdat hele boek draait om de relaties tussen de broers Lupu en Vulpe uit de negentiende eeuw - Wolf en Vos dus - en de Wallachijse koninklijke broers Vlad Tepes en Radu cel Frumos uit de vijftiende eeuw, relaties die bij Zwigtman niet alleen historisch zijn, maar ook magisch en mythisch. Tegen de tijd dat de auteur via de zogenoemde Kronieken van Snagov de primaire verhaallijn, die van Ion Brebu en de roversbenden, tijdelijk loslaat, om terug te gaan naar Vlad Tepes en zijn broer, zullen jonge kinderen waarschijnlijk afhaken. Want dan is het even doorzetten en doordenken om erachter te komen wat die koninklijke broers te maken hebben met die broers uit een Roemeens boerendorp van ruim vierhonderd jaar later - een verband dat geleidelijk aan steeds duidelijker wordt. Dan is er leeservaring en algemene ontwikkeling nodig om het belang te kunnen zien van vroege confrontaties tussen christendom en islam, en om de overeenkomst tussen beide tweetallen te zien: het Kaïn-en-Abelmotief van elkaar bestrijdende broers die min of meer voor goed en kwaad staan. Dat is een klassiek motief waaraan bijvoorbeeld ook de Mahabharata met haar broederstrijd tussen de Pandava's en de Kaurava's haar tragische grootsheid ontleent. Naast de complexiteit van de verbanden tussen de verhaallijnen uit de vijftiende en de negentiende eeuw is er ook nog de briefwisseling tussen de schaapherder en de kluizenaar, waar jonge kinderen weinig van zullen begrijpen. Die twee mysterieuze personages, in het bezit van magische krachten, krijgen de jongens via verhalen en adviezen in hun greep. Beetje bij beetje onthult Zwigtman wie zij écht zijn: een verbijsterende, maar geniale vondst van de auteur, waarbij ze door haar beeldende schrijfstijl het mythische als onontkoombaar realistisch laat verschijnen. De weddenschap tussen de schaapherder en de kluizenaar komt erop neer, dat de eerste wil bewijzen dat de mens tot alle kwaad geneigd is, terwijl de tweede juist wil bewijzen dat de mens van nature goed is. Hun bewijsmateriaal bestaat uit de twaalf jongens van de twee roversbenden, waarmee ze die jongens tot pionnen in hun machtsspel reduceren, nauwelijks nog in staat tot het maken van autonome keuzes. Henselmans heeft het dus mis waar ze beweert dat de jongens genoeg keuzemomenten hadden om uit de roversbende te stappen. Ze konden die keuzes nog wel overdenken, maar de groepsdruk was te sterk om die keuzes ook daadwerkelijk uit te voeren. Daarmee stelt de auteur de vrije wil van de mens ter discussie: hoe vrij is de mens, ingebed als hij is in een sociale omgeving waar een bepaalde dwang vanuit gaat, om zijn geweten te volgen? | |
Goed en kwaad uit dezelfde bron?De eeuwige strijd tussen goed en kwaad krijgt nog meer diepgang. Zwigtman speelt openlijk met de dualistische gedachte dat goed en kwaad, God en de | |
[pagina 45]
| |
Duivel, uit dezelfde bron komen. Deze filosofie ontstond medio tiende eeuw bij de Bogomielen, de volgelingen van een Bulgaarse dorpspriester die Bogomiel heette. Ze kreeg niet alleen een brede verspreiding in Oost-Europa, maar ook in West-Europa waar ze de Katharen beïnvloedde. Het is dus vol betekenis dat Vlad en Radu uit dezelfde moeder kwamen, en later Lupu en Vulpe, evenals in de bijbelse mythologie Kaïn en Abel. Dat dualisme is ook een reden temeer waarom de constructie van Wolfsroedel niet simpeler kan dan hij is: goed en kwaad zijn niet gemakkelijk uit elkaar te houden: ze veronderstellen elkaar: geen goed zonder kwaad en geen kwaad zonder goed. En in haar motto uit de Prediker, Hetgeen er geweest is, hetzelfde zal het zijn zinspeelt Zwigtman al op de gedachte dat die complexe strijd tussen goed en kwaad een eeuwigdurende is. Daarmee is het boek ook ronduit actueel. Het is verbazingwekkend dat een boek, dat vóór 11 september 2001 geschreven is, zo minutieus kan laten zien hoe een El Qaida-achtige mentaliteit en retoriek kan ontstaan, ook al gaat het in dit boek dan om zo'n mentaliteit en retoriek aan christelijke zijde - of wat er in de vijftiende eeuw voor christelijk doorging: Want het kwaad in deze wereld heeft te lang kunnen voortwoekeren om nog met zachte handen verwijderd te kunnen worden. Nee, het moet weggesneden, weggebrand worden, als een gezwel. Je denkt dat je de woorden van Bin Laden hoort over het verderfelijke christelijke Westen, maar nee, hier is zijn vijftiende-eeuwse collega in het kwaad Vlad Tepes aan het woord, en bij hem is het gezwel de islam. Een andere kwaliteit van de roman is, dat die op een vanzelfsprekende manier doordrenkt is van Roemeense volkscultuur. De hele roman is één lang verhaal bij het haardvuur, doorspekt met Roemeense volksverhalen, mythologie en raadsels, slechts onderbroken door de kronieken van Snagov die over Vlad en Radu gaan, de vijftiende-eeuwse koninklijke broers. Op de wrede Vlad Tepes is de figuur van Dracula gebaseerd (Dracul betekent ‘duivel’ in het Roemeens), en er duiken dan ook vampiers op in het boek. Zo speelt Zwigtman met de grenzen tussen werkelijkheid en fantasie. Roemeense volksballaden worden harmonisch verweven in het verhaal, evenals de Sint-Andreasnacht, waarin vampiers en andere nachtwezens elkaar bevochten. En door het uiterst beeldende taalgebruik van Zwigtman komen deze bovennatuurlijke verschijnselen angstig realistisch over. Bagatelliseer ik nu het geweld in de roman? Nee. Het knappe is, dat Zwigtman laat zien hoe dat geweld kan ontstaan onder invloed van groepsdruk. Ook mensen die in wezen goed zijn kunnen in de ban raken van de smaak van bloed: | |
[pagina 46]
| |
Het moorden maakte je vrij van alle wetten en geboden. Je deed het voor jezelf; omdat je rood een mooie kleur vond, of er graag naar keek hoe het bloed uit een wond gepompt werd, of omdat de kreten van je slachtoffers je een vreemd gevoel gaven op een onnoembare plaats in je lichaam.... Dat is ronduit schokkend, omdat het refereert aan het dierlijke in de mens. Maar het is tegelijkertijd een waarschuwing om je niet te laten meeslepen door groepsdruk, door hetzes. En daarmee is het ook een oproep tot autonoom denken en handelen. | |
Wolfsroedel in de persVan de elf recensies over Wolfsroedel die mij onder ogen kwamen, is die van Henselmans de enige waarin meer woorden gewijd worden aan het geweld in de roman dan aan de literaire kwaliteit ervan. John Louws schrijft daarover in zijn door de Volkskrant geweigerde reactie: Henselmans heeft haar eigen beeld van ‘de jonge lezer’ voor ogen: het kind met de ‘tere kinderziel’. Na lezing loopt het grote kans verdrietig of juist buitengewoon agressief te worden. Ze trekt een parallel met de invloed van ‘porno en snuffmovies’ en met gewelddadige films in de VS ‘vaker dan eens geïmiteerd door tieners, die gewoon eens wilden voelen hoe het is om te doden.’ Overigens zijn literatuur en porno- en snuffmovies (en vergeet daarbij de gewelddadige computerspelletjes niet!) slecht vergelijkbaar wat betreft de aansporing om zelf crimineel te worden. Bewegend beeld is dwingender dan tekst, het laat niets aan de verbeelding over, en met de gewelddadige interactieve computerspelletjes kun je zelfs ‘oefenen’ in het moorden, totdat je het razendsnel kunt. De drempel om naar dit soort gewelddadig vermaak te kijken is veel lager dan om een boek als Wolfsroedel te lezen. Bovendien lijkt mij dat de lezer door het lezen van Wolfsroedel alleen maar afkeer van het geweld krijgt, juist door het inzicht in hoe het kan ontstaan, ook bij jezelf. De meeste andere recensenten signaleren het geweld in de roman, maar gaan | |
[pagina 47]
| |
er niet dieper op in. Pjotr van Lenteren (AD, 16-8-2002) nog het meest, maar zijn bewondering voor de schrijfkunst van Zwigtman overheerst en hij geeft het boek 5 sterren, de hoogste score bij de kinderboekrecensies van het AD: Wolfsroedel, het tweede boek van Floortje Zwigtman die vorig jaar met Spelregels opvallend debuteerde, is een verhaal van ongekende wreedheid en gewelddadigheid. Het gebeurt niet vaak, dat voor de ogen van jeugdige lezers de wortels van het menselijk kwaad met zoveel genadeloze precisie uit de grond worden getrokken en tot in hun fijnste vezels ontleed. (...) Het fascinerende aan Wolfsroedel is de grenzeloze intensiteit waarmee het boek van de eerste letter tot de laatste punt geschreven is. Nergens verslapt Zwigtmans aandacht, in geen enkele alinea sluipt verzachtende ironie of geruststellende warmte tussen de regels door. Niet één gedachte is voor kinderen tot hapklaar formaat verkleind. Wie dit boek uitleest, krijgt een kras op zijn ziel en wordt onherroepelijk een paar jaar ouder. (...) Dat zou niet erg zijn, als Floortje Zwigtman het niet zo overtuigend deed. Wie dit aan kinderen te lezen geeft, moet voorbereid zijn op de even onvermijdelijke als onbeantwoorde vragen over het hoe en waarom van de minst kinderachtige kant van het aardse bestaan. Maar dat is één van die mooie dingen, die een goed boek bereiken kan. Judith Eiselin (NRC, 21-6-2002) noemt wel de verbeten machtsstrijd tussen de broers - die uit de vijftiende en die uit de negentiende eeuw - maar is vooral onder de indruk van het geheel: Wat een boek is Wolfsroedel. Floortje Zwigtman (...) schreef dit keer zo'n boek dat nooit meer overgaat. Het vuistdikke Wolfsroedel is zo veelzijdig en veelomvattend, dat het mij altijd zal bijblijven. Het gaat over (...) het wezen van de mens. Het heeft de benauwenis van Goldings Lord of the Flies, het mysterieuze van Preusslers Meester van de Zwarte Molen of Eco's De naam van de roos, en de souplesse van Lindgrens Ronja de Roversdochter. Max Verbeek en Peter van den Hoven schrijven niet in dagbladen maar in tijdschriften en reageren daarom wat later, waardoor ze op de discussie kunnen ingaan. Verbeek (Leesgoed 6/2002) signaleert het geweld ook, maar even uitvoerig wordt weergegeven hoe de rovers bang worden van de wolf in henzelf. Hij vindt het een prachtboek, dat ik mijn 13-, 14- en 15-jarige leerlingen zeker zal aanraden. En de polemiek tussen schrijfster en recensente vindt hij een | |
[pagina 48]
| |
goede Tweede Fase-opdracht. Van de Hoven (Vernieuwing december 2002) windt zich het meest op over Henselmans: De recensent als frik, die niet alleen de (jeugdige) lezer niet serieus wenst te nemen, maar ook boek en auteur onrecht doet. (...) Wolfsroedel is een boek over een bloedserieus onderwerp dat van alle tijden is en juist nu gelezen moet worden. Maar het is ook een ode aan het tijdloze vertellen, aan taal en verbeelding. (...) Het is een pijnlijk eerlijk, veelomvattend en vooral ook goed geschreven en gecomponeerd boek, waarin misschien hier en daar geschrapt had kunnen worden, maar dat in ieder geval met kop en schouders uitsteekt boven de grijze middelmaat aan vigerende jeugdliteratuur. Het is ook discutabel, bijtend, verontrustend, meeslepend en het resultaat van een groot verteltalent. | |
Misleidend omslagTenslotte: is het zo erg dat de roman lezers van havo- en vwo-niveau veronderstelt? Het is net zo erg als dat Wim Hofman, winnaar van de Staatsprijs voor jeugdliteratuur, een klein lezerspubliek heeft. Het is net zo erg als dat De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch een hoogopgeleid lezerspubliek vergt. Nee, het enige wat Wolfsroedel te verwijten valt, is het omslag. De prent van Annemie Heymans toont drie sluipende jongens met wolfsmaskers op, tegen de achtergrond van een wit kasteel. Het ziet er speels en onschuldig uit, alsof het om een spannend avonturenboek voor kinderen vanaf een jaar of negen gaat. Misschien heeft Henselmans zich daardoor op het verkeerde been laten zetten. Maar afgezien van dat omslag is Wolfsroedel een magistrale historische jeugdroman, een serieuze kandidaat voor de Woutertje Pieterse Prijs, Gouden Uil of Gouden Zoen.Ga naar voetnoot1. |