makkelijker dingen bereiken. Zo wil ik graag verkennen wat de mogelijkheden zijn om via NWO een onderzoeksprogramma gerealiseerd te krijgen.’ Om meer erkenning te krijgen is de aanval de beste verdediging, stelt Van Lierop. ‘Het enige wat je kunt doen is goed onderzoek doen, goed onderwijs geven en goede artikelen schrijven. Daar ontbreekt het nog wel eens aan.’
Verder is het goed, aldus Van Lierop, om uit het eigen kringetje te treden. ‘We moeten proberen nieuwe geluiden binnen te krijgen, door ook mensen uit de literatuur voor volwassenen te benaderen en proberen over de streep te trekken.’ Vaak hoort ze dan terug: ‘ik weet niets van jeugdliteratuur’. ‘Dat is heel merkwaardig: wij moeten steeds kennis hebben van literatuur voor volwassenen, en omgekeerd kunnen hoogleraren Moderne Letterkunde zeggen geen verstand van jeugdliteratuur te hebben zonder dat ze zich daarvoor hoeven te schamen. Terwijl als ik zeg dat ik de nieuwste Komrij niet heb gelezen, dan blijf ik toch beslist achter.’
Blijven proberen en volharden, is daarom Van Lierops motto. ‘Er zijn natuurlijk ook nog niet zo gek veel pogingen ondernomen. Incidenteel verschijnt er eens iets in een tijdschrift. Goed, het is moeilijk om daarin te komen, maar of er al heel veel serieuze pogingen zijn gedaan, dat durf ik te betwijfelen.’ Zelf publiceert ze binnenkort een artikel over dubbelpublieksauteurs in Spiegel der Letteren. Ze lacht. ‘Weer een klein doorbraakje.’
Toch is de kloof tussen beide literatuurwetenschappen minder groot dan ze lijkt, denkt Van Lierop. ‘Als je maar een theoretisch kader kiest dat ze kennen, kun je met voorbeelden aankomen die ze niet kennen. Dan valt het toch op zijn plaats en laat je zien dat je “hun” gebied beheerst ook al kies je je voorbeelden uit een andere vorm van literatuur. En als je bovendien kunt laten zien dat een aantal jeugdboeken ook refereert aan de literatuur voor volwassenen, wordt het voor hen nog interessanter. Zo'n boek als Anderland van Paul Biegel, dat heeft Jaap Goedegebuure toch maar besproken.’
Het theoretisch kader en de fundamenten, daar blijft Van Lierop op terugkomen. In dat opzicht is ze wel eens afgunstig op buitenlands onderzoek naar jeugdliteratuur. ‘Kijk naar een Peter Hunt, Maria Nikolajeva, R. McGillis met het door de IRSCL bekroonde boek The nimble reader, Jerry Griswold in Amerika. Dat is onderzoek waar wij in Nederland nog niet aan kunnen tippen. Bij ons wordt maar mondjesmaat het theoretisch kader ontleend aan de literatuurwetenschap, bij hen is dat