Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 12
(1998)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
Ontvoogding, ontheffing, vrijmaking?
| |
[pagina 287]
| |
duiden dat volwassenen tussen de 18 en 35 jaar gek zijn op kinderboeken, kinderboeken kopen en publiekelijk in de trein durven lezen! Een tweede waarneming die vanaf een afstand gedaan kan worden betreft de ontwikkelingen op poëticaal gebied.Ga naar voetnoot3 Moest het kinderboek in de jaren vijftig in de eerste plaats ‘fris’ zijn en ‘goede opbouwende gedachten’ uitdragen,Ga naar voetnoot4 in de jaren zeventig moeten boeken voor kinderen het juiste sociaal geëngageerde en emancipatorische gedachtegoed bevatten,Ga naar voetnoot5 terwijl eind jaren tachtig, begin negentig de literaire kwaliteit doorslaggevend wordt geacht.Ga naar voetnoot6 Dat laatste heeft tot gevolg dat vooral die kinderboeken geprezen en bekroond worden die net zo gelaagd en poëtisch zijn als de boeken van Nooteboom, net zo episch als het oeuvre van Haasse of tenminste teruggrijpen op de grote klassieke meesterwerken. Een derde waarneming die pas echt zuiver wordt als alle uitgevers en bibliotheken hun boekhoudboekje opendoen, is een cijfermatige. Maar ook zonder die cijfers durf ik te stellen dat er de laatste jaren meer kinderboeken gedrukt, verkocht, uitgeleend en misschien zelfs gelezen zijn dan in de jaren vijftig en zestig.Ga naar voetnoot7 De inbreng en de inzet van de kinderboekwinkels hebben, mede door de daar aanwezige kennis, onmiskenbaar effect gehad op de verkoop en de aanwezigheid van het kinderboek thuis en op school. Zegt dat alles iets over de positie van het kinderboek in vergelijking tot de literatuur voor volwassenen? Op welke manieren kun je die emancipatie eigenlijk meten, zien en beoordelen? Op het punt van prijzen en bekroningen? Het aantal bekroningen op het gebied van de kinder- en jeugdlitera- | |
[pagina 288]
| |
tuur is inmiddels misschien wel gelijk aan dat voor de literatuur voor volwassenen, maar in de uit te keren bedragen is met uitzondering van de Theo Thijssenprijs nog geen gelijkwaardigheid bereikt, terwijl kinderboeken reglementair uitgesloten zijn van mededinging aan de Libris- of de Generale Bankprijs. Omgekeerd blijven boeken voor volwassenen, op een enkele uitzondering na, buiten de kandidatuur voor de Woutertje Pieterse Prijs, de Griffels, de Zoenen en de Leeuwen.Ga naar voetnoot8 Valt die emancipatie aan te tonen in sociologische of academische zin? Ja en nee. Volgens de polysysteemtheorie zoals onder andere Maaike Meijer die verdedigt, bevindt de kinderliteratuur zich nog altijd in een vergelijkbare positie met de Friese, de joodse en de vrouwenliteratuur. Dat wil zeggen aan de rand van het literaire systeem waarvandaan bewegingen in opwaartse (upward mobile) en benedenwaartse richting (downward mobile) mogelijk zijn.Ga naar voetnoot9 Maar juist op dat punt lijken de omstandigheden gunstig, omdat in die periferie dingen gebeuren die ‘de literatuur’Ga naar voetnoot10 interessant vindt. Zo zijn kinderboeken de laatste jaren onderdeel gaan uitmaken van een steeds sterkere kindercultuur met excellente films (dikwijls gebaseerd op kinderboeken), goed en interessant jeugdtheater (vaak met bijdragen van jeugdboekenauteurs), met kindermusea en kindercatalogi, met eigen kinderkookcafés, rubrieken, tijdschriften, kranten, radio- en televisie-programma's. Terwijl de boeken zelf zich los beginnen te maken van wat in de literatuur voor volwassenen en vogue is en hun eigen kwaliteiten durven ontwikkelen. Drie van die kwaliteiten zal ik met voorbeelden adstrueren. | |
Tekst-beeldVisueel bieden kinderboeken een totaal andere, en wat mij betreft levendiger aanblik dan boeken voor volwassenen. Wie foto's van privébibliotheken naast elkaar legt, haalt die waarin kinderboeken domineren er meteen uit. Kasten met kinderboeken ogen zonniger, feestelijker, avontuurlijker en minder grauw dan de kasten met Sartre, Voskuil of Reve. Die positieve uitstraling gaat verder dan het omslag en betreft vaak ook het binnenwerk. | |
[pagina 289]
| |
Dankzij een groot aantal dubbeltalenten (Jean Dulieu, Diet Huber, Dick Bruna, Max Velthuijs, Tonke Dragt, Wim Hofman, Ingrid en Dieter Schubert, Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Margriet en Annemie Heymans, Harrie Geelen, Annemarie van Haeringen, Marit Törnqvist, Vera de Backer, Katrien Holland, André Sollie, Marianne Smits) en enkele excellente, bijna ‘natuurlijke’ combinaties (Annie M.G. Schmidt - Fiep Westendorp, Els Pelgrom - The Tjong Khing, Toon Tellegen - Mance Post/Geerten Ten Bosch, Imme Dros - Harrie Geelen, Peter van Gestel - Peter van Straaten, Hans en Monique Hagen - Marit Törnqvist, Rita Verschuur - Marit Törnqvist, Sjoerd Kuyper/ Wouter Klootwijk - Philip Hopman) staat het beeldmateriaal in kinderboeken de laatste jaren, ook internationaal bezien, op grote hoogte. In tegenstelling tot wat er in boeken voor volwassenen gebeurt, investeren kinderboekenuitgevers in illustraties die uitdagend en vernieuwend zijn en de verbeelding prikkelen. Ook qua bindwijze, - hopelijk houden uitgevers het nog een tijdje vol kinderboeken te voorzienMance Post-Toon Tellegen: excellente combinatie
van een harde kaft - bladspiegel en lettertype ogen kinderboeken vaak prettiger. Alsof de ruimte tussen regels en in de kantlijn en de variaties in bladspiegel geheimen veronderstellen die in de meer gecondenseerde en vaak goedkoop geproduceerde boeken voor volwassenen ontbreken. Dat die betere verzorging niet altijd terug te zien is in de uitslag van ‘De Honderd Best Verzorgde Boeken’ laat zich verklaren uit het feit dat de jury's van deze selectie doorgaans meer gespitst zijn op bijzondere (grafisch-experimentele) uitgaven dan op het gewone leesboek. | |
[pagina 290]
| |
PostmodernOver het gebruik, hertalen en bewerken van oude teksten is in Literatuur zonder leeftijd al heel wat geschreven. Zowel over het intertekstuele verkeer (het bewust gebruik maken van en verwijzen naar eerdere teksten) als over het schrijven van nieuwe verhalen op basis van oude.Ga naar voetnoot11 Voor dat laatste hebben Paul Biegel met Reinaart de Vos en Anderland en Imme Dros met De reizen van de slimme man een aantal mogelijkheden beproefd. Beiden gebruikten de thematiek en het materiaal van oude verhalen voor een verhaal dat los van het oerverhaal gelezen kan worden en overtuigt. Biegel, met in zijn voetsporen Willem Wilmink, Peter van Gestel, Wim Hofman, Hans Hagen, Anne Provoost en Imme Dros in Odysseus, een man van verhalen, hield vast aan een al dan niet vage historische situering, terwijl Annemie en Margriet Heymans, Imme Dros, Sjoerd Kuyper of Els Pelgrom het oude materiaal in Lieveling boterbloem, De prinses van de moestuin, De reizen van de slimme man, In het holst van de nacht, De rode zwaan en Kleine Sofie en Lange Wapper verwerkten tot een eigentijds dan wel tijdloos verhaal. Die laatste variant - het verwerken van oude stof tot nieuwe verhalen of het becommentariërend verwerken - komt in de literatuur voor volwassenen relatief veel voor. Willem Brakman, Hella Haasse en Nelleke Noordervliet bieden daar excellente voorbeelden van, omdat zij, ieder op hun eigen wijze, oude en bestaande verhalen gebruiken voor het scheppen van nieuwe. Een verschijnsel dat wel ‘postmodern’ genoemd wordt, omdat de auteurs van zulke verhalen niet reageren op de werkelijkheid, maar op reeds bestaande literatuur (genres, conventies of verhalen)Ga naar voetnoot12 en aldus duidelijk maken dat de werkelijkheid slechts uit verhalen bestaat. Deze opvatting over postmodernismeGa naar voetnoot13 lijkt bij oppervlakkige beschouwing strijdig met die welke Jean-François Lyotard in La condition postmoderne (1979) voor de wetenschap heeft beschreven. | |
[pagina 291]
| |
Namelijk dat de moderne wetenschapper, op zoek naar nieuwe spelregels, geen geloof meer hecht aan de grote ‘meta-verhalen’, maar vervallen is in een wirwar van ‘kleine verhalen’ die niet langer door een alomvattend meta-verhaal in toom worden gehouden. Met behulp van die kleine verhalen zou het moderne wetenschapsbedrijf een zelfregulerend systeem hebben weten te ontwikkelen waarin grote ontdekkingen en nieuwe vondsten langs associatieve weg, via een sprong van de verbeelding dus, tot stand komen.Ga naar voetnoot14 En daarmee is elke tegenstelling tussen postmoderne poëtica en wetenschap weer opgeheven want die mogelijkheid tot zelfregulering - het niet langer vasthouden aan de traditionele ordeningsprincipes - heeft kunst en literatuur uitgedaagd tot het zoeken en vinden van eigen, nieuwe, onconventionele of experimentele omgangsvormen met de realiteit, erkent ook Lyotard. Soms uit zich dat in een sterk fragmentarische stijl, een vermenging van genres of - in het verwerken van oude verhalen - in een onconventionele omgang met oude genres (het bijbelverhaal, de ridderroman). Juist op het punt van de onconventionele omgang met oude genres hebben jeugdliteraire auteurs zich de laatste jaren nogal geprofileerd. Waar het praktijk was de oude, klassieke verhalen voor de jeugd domweg te verkorten of te hertalen, in de zin van simpeler maken, zien we nu veel ingrijpender en vooral persoonlijker reacties op de traditie. In Zwart als inkt bijvoorbeeld verwerkt Hofman op een hoogst individuele (postmodernistische) wijze psychologische, autobiografische, historische, visuele, structuralistische, intertekstuele en hermeneutischeGa naar voetnoot15 aspecten van het oorspronkelijke Sneeuwwitje-verhaal tot een roman die zich op veel niveaus tegelijk laat lezen en bekijken. Dat geldt ook voor de manier waarop Sjoerd Kuyper of Margriet Heymans legendarische of bijbelse bronnen wisten te combineren met eigen ervaringen en literaire thema's als die van de geheime tuin. Astrid Lindgren was hen daarin al voorgegaan, bijvoorbeeld in Ronja de roversdochter, waarin zij een tijdloze en universele thematiek - liefde die bergen kan verzetten - combineerde met traditionele sprookjeselementen en de sfeer van de Zweedse bossen. In die zin lenen zelfs Abeltje of Pluk van de Petteflet zich voor een postmodernistische beschouwing. Tenminste als we ons concentreren op het feit dat Schmidt de wetten van het sprookje feil- | |
[pagina 292]
| |
loos in de eigentijdse context wist te
Ook Pluk van de Petteflet leent zich voor postmodernistische beschouwing
gebruiken. In Abeltje waren dat de jaren vijftig, toen bijna heel Nederland bewonderend opkeek naar alles wat van de andere kant van de oceaan kwam; in Pluk van de Petteflet de jaren zeventig met haar links geëngageerde en milieubewuste bewegingen. Een dergelijke nogal vrijmoedige interpretatie van het begrip ‘postmodern’ toont aan dat ‘de literatuurbeschouwing met de literatuur van vorm verandert.’Ga naar voetnoot16 In de tijd dat Abeltje (1953) geschreven en besproken werd, was het begrip immers amper bekendGa naar voetnoot17 en werd er, zeker in het kinderliteraire circuit, niet in dergelijke termen over kinderboeken gesproken. | |
KinderblikEen derde, specifieke kwaliteit van de kinderliteratuur die een eigen ontwikkeling doormaakt, betreft het perspectief van waaruit de boeken geschreven worden. Vanuit dat van de onderwijzer of de ouder die het kind met grote welwillendheid iets voor wil houden of vanuit de kinderblik zoals die vijftien jaar geleden door Tom Baudoin zo excellent is onderzocht en beschreven. ‘Uitgangspunt bij de kinderblik in teksten voor kinderen is,’ zo stelde hij, ‘dat een auteur niet schrijft over kinderen maar in communicatie met kinderen. Het mag in kinderteksten niet gaan om een planmatige pedagogische beïnvloeding van het socialisatieproces van de kinderlijke lezer’, het socialisatieproces als zodanig is de inzet. De kinderblik (het oog hebben voor het gevoel, de ervaringen en bewustzijnsmogelijkheden van kinderen) biedt kinderen de mogelijkheid hun plaats in de maatschappij en ten opzichte van volwassen te veroveren. ‘In de kinderblik wordt een visie op kinderen en kind-zijn gedemonstreerd die niet wordt gekenmerkt door beperking, onvermo- | |
[pagina 293]
| |
gen of een vooruitlopen op “volwassenheid” als verdringen van het kinderlijke, maar [juist] door erkenning van het kinderlijke als iets kwalitatiefs, waardevols. [...] Het kinderlijke is niet alleen iets van kinderen. In wezen gaat het om de ontwikkeling van algemeen menselijke eigenschappen die in een bepaalde historische periode geconcretiseerd kunnen worden ofwel verhinderd of gereserveerd voor de kindertijd waaruit men ze zich nog kan herinneren.’Ga naar voetnoot18 De ware meesteres van die kinderblik was en is Annie M.G. Schmidt natuurlijk. Als geen ander heeft zij de dromen, verlangens en ideeën van kinderen vorm weten te geven op een manier die niets betuttelends heeft en volwassenen ook nog prikkelt. Maar zij was niet de enige. Tijdgenoten als Han G. Hoekstra, Diet Huber of Hans Andreus kenden eenzelfde ruimhartige visie op kinderen die later door Guus Kuijer, Joke van Leeuwen, Ted van Lieshout, Sjoerd Kuyper, Koos Meinderts, Klaas van Assen en soms ook Lydia Rood met verve is uitgedragen. In die zin kent de ontwikkeling van de kinderblik ook een contextueel aspect en is zij niet los te zien van het feit dat kinderen en volwassenen elkaar in de jaren na de oorlog op allerlei fronten - omgangsvormen, respect, kleding, gedrag - genaderd zijn. De groeiende maatschappelijke ruimte en waardering voor het kinderlijke verklaart misschien waarom steeds meer auteurs voor volwassenen zich uitgedaagd voelen dat kindperspectief bij zichzelf te onderzoeken en vorm te geven in verhalen voor kinderen (Jacq Vogelaar, Willem van Toorn, Toon Tellegen, Cyrille Offermans, Alfred Kossmann, Mensje van Keulen, Chris Bos, Pamela Koevoets). Alsof die kinderblik de mogelijkheden verschaft de kindertijd waaraan men ontgroeid is met nieuwe ogen te bezien en te beleven. Veel van deze auteurs ervaren het schrijven voor kinderen dan ook als een moeilijke, soms pijn-lijke maar altijd echte verrijking. Met name in poëzie voor kinderen zien we de laatste jaren een gelukkig verlies aan hurkerigheid. De gedichten van Ted van Lieshout, Edward van de Vendel, Leendert Witvliet, Willem Wilmink of André Sollie zijn uitmuntende voorbeelden van dat in stand houden en waarderen van de kinderlijke waarnemingen. Samen met de relativerende humor en de frisse poëtische toon is de kinderblik een van de sterkste kanten van de huidige poëzie voor kinderen geworden. | |
[pagina 294]
| |
Het voordeel van de lange afstandswaarneming is dat men minder gauw verstrikt raakt in triviaal en klagerig gekizzebis over de al dan niet gelijkwaardigheid van de kinderliteratuur aan de literatuur voor volwassenen. En misschien geeft zich in dit opzicht ook de ware emancipatie van de kinderliteratuur vrij, dat zij zich niet altijd meer hoeft af te meten aan haar grote broer of zus maar haar eigenheid kan ontwikkelen vanuit een gevoel van zelfbewustzijn. |
|