| |
| |
| |
Over belangrijke kinder- en jeugdboeken
|
Baudoin, Tom |
315. |
De waarheid van het wonderlijke. Over Els Pelgrom's ‘De straat waar niets gebeurt’. |
|
1993 (27) 13-25 |
|
|
Baudoin noemt Els Pelgrom's verhaal - dat een rijkdom aan interpretatiemogelijkheden biedt - een demonstratie van de opvatting van literatuur waarin ‘verwondering’ doorslaggevend is, of het nu realiteit of verbeelding betreft. |
|
316. |
Illusies en desillusies. Hoop en wanhoop. Over Wim Hofmans Sneeuwwitje. |
|
1997 (43) 377-394 |
|
|
Bespreking van Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen, een bewerking die volgens Tom Baudoin helemaal op zichzelf staat. Het is een vertelling die weliswaar zijn wortels in het vroegere sprookje heeft, maar Hofman heeft het ‘bewerkt tot een nieuw stuk, voor een andere bezetting’. Baudoin vindt dat Hofman met deze bewerking maar weer eens bewijst dat hij thuis hoort in de ere-galerij van de grote Nederlandse jeugdboekenauteurs. |
|
317. |
Kafka voor kinderen? Over Wijd weg van Joke van Leeuwen. |
|
1995 (36) 507-518 |
|
|
Baudoin analyseert het boek Wijd weg van Joke van Leeuwen. Hij gaat verder in op de toegankelijkheid van het boek, zowel voor jeugdige als volwassen lezers, omdat enkele recensenten het boek enerzijds prezen om de fraaie en uitdagende compositie, maar anderzijds vonden dat het verhaal onsamenhangend en onbegrijpelijk is. |
|
|
Bekkering, Harry |
318. |
Annetje Lie in het holst van de nacht: een droom van een boek. |
|
1991 (18) 25-34 |
| |
| |
|
Bekkering laat zien dat Annetje Lie in het holst van de nacht van Imme Dros een magistrale verbeelding van het grensgebied van fantasie en werkelijkheid is. |
|
|
Bont, Martijn de & Henk Peters |
319. |
Haas & Kip waren er niet eerder. Over de intertekstualiteit in de boeken van Sofie Mileau. |
|
1996 (38) 145-164 |
|
|
Martijn de Bont en Henk Peters gaan allereerst in op het begrip intertekstualiteit. Aan de hand van een analyse van twee boeken van Sofie Mileau (Anne en Haas & Kip) proberen zij antwoord te geven op de vragen of de boeken van Mileau echo's van andere jeugdliteraire werken bevatten en van welke aard die echo's dan zouden zijn. |
|
|
Boonstra, Bregje |
320. |
Cynthia Voigts Tillerman serie |
|
1990 (15) 55-60 |
|
|
Beschouwing over het werk van Cynthia Voigt, in het bijzonder de succesvolle Tillerman serie. ‘In wezen is Cynthia Voigt de fotograaf van dit niet bestaande en niet bestaanbare groepsportret. Zij is degene die beschikt over het unieke negatief, waarvan ze in de loop van haar achtdelige serie steeds stukjes in de ontwikkelaar legt.’ |
|
321. |
Een dier denkt wat af. |
|
1993 (28) 23-28 |
|
|
Beschouwing over de dierenverhalen van Toon Tellegen, waarvan ‘het avontuur en de opwinding in de taal zelf zitten, en in de grillige, binnen de Nederlandse jeugdliteratuur zelden gedachte gedachten’. |
|
|
Bouckaert-Ghesquiere, Rita |
322. |
Duizend sterren en een vermoeden van het mysterie. Het werk van jeugdauteur Jaak Dreesen. |
|
1995 (36) 529-552 |
|
|
Uitvoerige bespreking van het werk van de Vlaamse schrijver Jaak Dreesen. Hij schreef onder meer Het jongensbed, De vlieger van |
| |
| |
|
Opa en Sporen in de sneeuw. Bijna altijd is de dood een belangrijk thema in het werk van Dreesen. ‘Hij behoort tot die auteurs die zich niet schamen omdat ze een boodschap hebben. Hij schrijft vanuit een overtuiging maar weet een evenwicht te vinden tussen vorm en visie en naar de jonge lezers toe, tussen literariteit en leesbaarheid.’ |
|
|
Chambers, Aidan |
323. |
In en uit de Zeppelin. |
|
1996 (37) 5-22 |
|
|
Chambers analyseert Zeppelin van de Noorse jeugdboekenschrijver Tormod Haugen, dat hij voor het Engels taalgebied toegankelijk heeft proberen te maken. ‘De grootheid, de betekenis van het geschrevene schuilt immers net zoveel in het gebruik van de taal als in het vertelde.’ In het tweede deel van het artikel gaat Chambers uitgebreid in op de receptie van het boek door jeugdliteraire critici en jonge lezers. |
|
|
Douwes, Jolan |
324. |
De Bookerprize voor een jeugdboek? |
|
1994 (30) 29-32 |
|
|
Het met de Engelse Bookerprize onderscheiden boek Paddy Clarke Ha Ha Ha van Roddy Doyle is geschreven voor volwassenen. Jolan Douwes maakt duidelijk waarom dit bijzondere boek, over de door de hoofdpersoon zelf vertelde belevenissen van een vrolijk, vechtlustig en veranderlijk kind, ook kinderen van 13 jaar aanspreekt. |
|
|
Dros, Imme |
325. |
Griekse mythen voor kinderen. |
|
1996 (40) 457-459 |
|
|
Dros uit haar vreugde over het schrijven van het kinderboekenweekgeschenk De huiveringwekkende mythe van Perseus waarmee zij kinderen wil inleiden in de mythologie. ‘Ik hoop dat kinderen en hun ouders samen plezier zullen beleven aan het avontuur van Perseus en aan de zwartwit-schilderijtjes van Harrie Geelen en dat dit geschenk voor veel van hen het begin zal zijn van eigen avonturen in de mythologie.’ |
| |
| |
|
Duin, Lieke van |
326. |
Aangespoeld, warmgeknuffeld en opgebloeid. |
|
1995 (36) 487-489 |
|
|
Bespreking van het door Imme Dros bewerkte literaire prentenboekje Mauwtje. ‘Een klein bescheiden boekje met een grote zeggenschap’. ‘Een literair prentenboek, maar ook een - zeer toegankelijk - boekje om te koesteren.’ |
|
327. |
Aidan Chambers over Nu weet ik het. ‘Moderne fysica en mystiek raken elkaar’. |
|
1990 (15) 36-41 |
|
|
Bespreking van Chambers' Nu weet ik het, aangevuld met uitspraken uit een interview met de auteur. Chambers experimenteert met verschillende tekstsoorten: brieven, gedichten, dialogen, dagboeknotities etc. Twee jongeren proberen hun mystieke ervaringen onder woorden te brengen. Nu weet ik het is een uitwisseling van gedachten. Van Duin vindt het geen eenvoudig boek en herkende veel van het zoeken naar haar zelf, de wereld- en levensbeschouwing in haar puberjaren in het boek. Voor haar ligt hierin het belang van het boek. |
|
|
Eeden, Ed van |
328. |
Het stuklezen van Ruth Thomas |
|
1991 (18) 35-37 |
|
|
Moet je als ‘volwassenen-recensent’ andere maatstaven aanleggen bij het lezen van jeugdboeken is de vraag die Ed Van Eeden zich stelt. Hij vindt van niet en velt vervolgens een vernietigend oordeel over het boek De weglopers van Ruth Thomas dat in Groot-Brittannië bekroond werd met de Guardian Award 1988 en in Nederland een Vlag en Wimpel kreeg. |
|
|
Eisma, Henk |
329. |
Het ontbrekende boek: Josje's Droom. |
|
1993 (27) 37-41 |
|
|
Eén van de ontbrekende boeken op de Griffel- en Vlag en Wimpellijsten is Josje's Droom van Sjoerd Kuyper. Ten onrechte, meent |
| |
| |
|
Henk Eisma, die in dit ‘sprookje over dood en wedergeboorte’ verschillende lagen aanboort en proza ziet verdichten tot poëzie. |
|
|
Goedegebuure, Jaap |
330. |
Aanschouwelijk onderricht in de mythologie. |
|
1991 (18) 20-21 |
|
|
Goedegebuure bespreekt Paul Biegels' Anderland, een Brandaan mythe (Libris Woutertje Pieterse Prijs, 1991). Biegel verdient de prijs omdat hij bevorderd heeft ‘dat er meer van zulke mythen en verhalen voor jongere lezers toegankelijk worden gemaakt, op een manier die aan de oorspronkelijke literatuur geen afbreuk doet en het jeugdig publiek serieus neemt.’ |
|
|
Hoven, Peter van den |
331. |
Een kwestie van goede smaak? Het geheim van Thea Beckman. |
|
1992 (22) 19-29 |
|
|
Naar aanleiding van een recensie van Max Verbeek die een boek van Thea Beckman stilistisch triviaal noemde, verzamelde Peter van de Hoven een reeks citaten. Ze zouden als kapstok kunnen dienen bij een beschouwing over kitsch en stereotypen in literatuur. Van den Hoven wil de lezer confronteren en hen zo aanzetten tot eigen stellingname. |
|
332. |
Een Vlaamse reus. Over de levensverhalen van Henri van Daele. |
|
1996 (39) 335-356 |
|
|
Van den Hoven bespreekt Een tuin om in te spelen, verschenen naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van Henri van Daele, binnen het kader van diens gehele oeuvre. Hij bespreekt de verhouding tussen feit en fictie, de opbouw van de bundel en de structuur. ‘Het is een prachtig cadeau voor de auteur, maar ook voor alle lezers. Zij die gelezen hebben en nog moeten lezen. Jong en oud.’ |
|
333. |
Het Grote Ruisen van Paul Biegel. |
|
1993 (28) 91-100 |
|
|
Bespreking van het met een Gouden Griffel bekroonde boek Nachtverhaal met veel aandacht voor de taalkundige variaties waarmee |
| |
| |
|
Paul Biegel het klassieke thema van de zoektocht naar de dood bespeelt. ‘Verhalen waarin voor iedereen de geheimzinnige en onweerstaanbare stem klinkt van het eeuwige Grote Ruisen.’ |
|
334. |
Tussen aanpassing en verzet. Over twee jeugdboeken van Jan Verhoeven. |
|
1996 (37) 31-50 |
|
|
Waarom wordt aan een eerste kinder- of jeugdboek meestal weinig ruchtbaarheid gegeven? Peter van den Hoven vreest dat de auteur Jan Verhoeven zich niet aan de anonimiteit weet te ontworstelen en vindt dat zeer spijtig. Hij bespreekt Verhoeven's jeugdromans Jutta (1993) en De Mus (1995), die volgens hem ten onrechte onopgemerkt zijn gebleven. |
|
335. |
Uit Friese klei. Over Gezworen woorden van Akky van der Veer. |
|
1997 (41) 49-61 |
|
|
Bespreking van de historische jeugdroman Gezworen woorden van Akky van der Veer, die volgens Van den Hoven zowel thematisch als stilistisch overeenkomsten vertoont met de Edda, de oorspronkelijke Oudijslandse verzameling goden- en heldenliederen. Van den Hoven vindt het boek geschikt voor de geoefende lezer en niet aan een leeftijdscategorie gebonden. Hij vindt dat het boek overtuigend bewijst dat geschiedenis actueel, springlevend en heel dichtbij kan zijn. |
|
|
Jong-van Gurp, Els de |
336. |
Het ontbrekende boek: De gemaskerde wreker. |
|
1993 (27) 51-56 |
|
|
Els de Jong-van Gurp ontdekte een in haar ogen voortreffelijk jeugdboek dat de Griffel- en Vlag en Wimpellijsten niet haalde. Ze bespreekt De gemaskerde wreker van Klaas van Assen, een boek over pesten, kritisch met veel waardering voor de gehanteerde taal en de typerende karakter- en situatiebeschrijvingen. |
|
|
Lierop-Debrauwer, Helma van |
337. |
Het bestaansrecht van meisjesliteratuur. Over de meisjesboeken van Veronica Hazelhoff. |
|
1994 (32) 112-129 |
| |
| |
|
In dit artikel wordt het begrip ‘meisjesliteratuur’ gerehabiliteerd. Als voorbeelden van moderne meisjesliteratuur worden de boeken Fenna, Ster, In Sara's huis, Mooie dagen en Elmo van Veronica Hazelhoff geanalyseerd. ‘Hoewel naar de receptie van moderne meisjesliteratuur nog nauwelijks onderzoek is gedaan, valt op grond van de vergelijking van sociologisch onderzoek naar de leef- en belevingswereld van meisjes uit de romans van Veronica Hazelhoff te verwachten dat deze zeker voor meisjes betekenisvol zijn en een literaire ondersteuning vormen in hun proces van volwassen worden.’ |
|
|
Linders, Joke |
338. |
De metamorfoses van Collodi. |
|
1991 (18) 38-43 |
|
|
Linders analyseert het succes van de honderdjarige Pinokkio. Oorspronkelijk werd het verhaal als vervolgverhaal geschreven. In honderd jaar tijd zijn meer dan 3500 verschillende uitgaven verschenen. Volgens Linders heeft het succes te maken met de universele waarheid en waarde van de Pinokkio-figuur. Hij roept compassie op, begrip en herkenning. |
|
339. |
Een cyclische vertelling in honderdvierentachtig regels. Over Een heel lief konijn van Imme Dros en Jaap Lamberton. |
|
1993 (26) 42-49 |
|
|
Bespreking van Een heel lief konijn van Imme Dros en Jaap Lamberton, die voor zijn illustraties de Libris Woutertje Pieterse Prijs 1993 postuum mocht ontvangen. ‘Een boekje dat ogen opent, werelden verkent en een genot is voor oog en oor’. |
|
340. |
Een verhaal in een verhaal in een verhaal in een verhaal, waarin alles om liefde draait. Over De wezen van Woesteland van Margriet Heymans. |
|
1997 (43) 395-405 |
|
|
Bespreking van De wezen van Woesteland met tekst en illustraties van Margriet Heymans. Linders roemt de tekeningen en de uitbundige vertelkunst van Heymans. Thema's zijn: het proces van opgroeien, zoeken en verloren raken; de liefde tussen ouders en kinderen; de noodzaak van een veilige plek en het belang van fantasie. Linders vindt de complexiteit in de verhalen minder geslaagd. |
| |
| |
341. |
Je knelt, Maus, maar ik houd je aan. Over Gebr. van Ted van Lieshout. |
|
1997 (41) 39-48 |
|
|
Boekbespreking met veel aandacht voor compositorische elementen en emoties die in Gebr. naar voren komen. Linders gaat vooral in op het autobiografisch karakter van het werk van Van Lieshout. Ze ziet overeenkomsten met Je moet dansen op mijn graf van Aidan Chambers, Jan, mijn vriend en Ik mis je, ik mis je van Peter Pohl. ‘Door zijn toonzetting, taalgebruik en thematiek is Van Lieshout het soort auteur dat de lezer met zich mee kan nemen. (...) Het reikt naar alle lezers die geraakt willen en kunnen worden door het vakmanschap en de emotionaliteit waarvan Van Lieshout in Gebr. zo rijkelijk uitdeelt.’ |
|
342. |
Kennis maakt macht maar in een mierenhoop doe je daar weinig mee. Enige opmerkingen over Erik of het klein insectenboek (1941). |
|
1994 (29) 47-56 |
|
|
In een bespreking van Bomans' Erik of het kleine insectenboek speculeert Linders over de bedoelingen van de schrijver en komt zij tot de conclusie dat het sprookje zowel kinderen - mits voorgelezen - als volwassenen, adolescenten en toneelmakers op hun eigen niveau wat te zeggen heeft. |
|
343. |
Macht of onmacht? |
|
1993 (27) 127-132 |
|
|
Bespreking van We noemen hem Anna van de Zweedse schrijver Peter Pohl dat ‘meer dan een sterk verhaal over pesterijen en wreedheden’ is, geschreven in een ongebruikelijke vertelvorm, een soort briefachtig ‘verslag van bewijsstukken’. |
|
344. |
Wie schrijft wat waarom aan wie? Joke Linders las de brieven van Bo alias Peter van Gestel. |
|
1995 (33) 113-118 |
|
Analyse van de jongerenroman Lieve Claire van Peter van Gestel. Deze roman werd al enorm bejubeld door een aantal recensenten. Linders tracht een antwoord te vinden op de vraag over wie of wat Lieve Claire eigenlijk gaat. Zij denkt dat het boek ondanks de lovende recensies niet zo veel lezers zal trekken omdat de jonge |
| |
| |
|
lezers moeite zullen hebben met de enigszins afwijkende manier van vertellen. |
|
|
Moeyaert, Bart |
345. |
De grote schuldige. Kleine doorlichting van het werk van Aidan Chambers. |
|
1990 (15) 17-24 |
|
|
De Vlaamse schrijver vertelt over de enorme invloed van Aidan Chambers die hij er de ‘schuld’ van geeft dat zijn hoofd zo vol taal en verhalen zit. Moeyaert geeft een bespreking van de verteltechnieken in Chambers' bekendste boeken. |
|
|
Niewold, Selma |
346. |
De moderne samenleving met humor. Over de jeugdboeken van Anne Fine. |
|
1992 (24) 5-11 |
|
Selma Niewold maakt een tweedeling in het werk van Anne Fine: boeken met een serieuze toon en boeken als een komedie. Ze analyseert haar boeken aan de hand van thema's als: het groeiproces van kinderen, de generatiekloof en maatschappelijke problemen. |
|
347. |
Dromen is fantastisch, maar de werkelijkheid is ook niet mis. De samenhang in het werk van Els Pelgrom. |
|
1994 (32) 75-87 |
|
Selma Niewold analyseert de ontwikkeling in het werk van Els Pelgrom vanaf haar eerste jeugdboek Het geheimzinnige bos (1962) tot en met De eikelvreters (1989). |
|
348. |
Ik weet het nog niet zo net |
|
1990 (15) 42-46 |
|
|
Niewold vergelijkt een aantal boeken van Chambers met Nu weet ik het, om aan te tonen dat naar haar mening Nu weet ik het afwijkt van zijn andere boeken. Ze vindt dat er te weinig handelingen in plaats vinden en dat het teveel op gedachten is gebaseerd. Het boek is in het ‘vormexperiment’ blijven steken. Bovendien heeft de religie wel erg de overhand. |
| |
| |
349. |
Literatuur voor volwassenen of literatuur voor kinderen? |
|
1992 (21) 70-73 |
|
|
Waarom worden Jan, mijn vriend van Peter Pohl en Rooie van Willem van Toorn tot de jeugdliteratuur gerekend en Robinson van Doeschka Meijsing tot de literatuur voor volwassenen? Selma Niewold tracht een verklaring te vinden. |
|
350. |
Niets gebeurt zomaar. |
|
1993 (28) 107-116 |
|
|
Analyse van De Tolbrug van Aidan Chambers, gericht op een aantal stijlmiddelen die de auteur daarin hanteert. Volgens Niewold zijn vorm en inhoud van De tolbrug een niet te scheiden eenheid. ‘Door het gebruik van literaire stijlmiddelen tilt hij het verhaal uit boven de banaliteit van de alledaagsheid. Wat hij vraagt van zijn lezers is dat ze moeite doen om de gedachten van zijn hoofdpersonen te volgen.’ |
|
351. |
Woutertje Pieterse's drietal |
|
1990 (14) 56-59 |
|
Naar aanleiding van de drie juryrapporten (1988, 1989, 1990) van de Libris Woutertje Pieterse Prijs bespreekt Niewold de bekroonde boeken en maakt een vergelijking tussen deze ‘meesterwerken’. |
|
|
Overmeijer, Harry |
352. |
De Nikes onder de boeken. Over de populariteit van griezelboeken. |
|
1997 (41) 63-90 |
|
Overmeijer beschrijft wat griezelboeken - met name De Griezelbus 3 van Paul van Loon en Bloedbroeders van Ton van Reen - de lezers te bieden hebben en zoekt een mogelijke verklaring voor de populariteit van dit genre. |
|
|
Peters, Henk |
353. |
De werkelijkheid van het verhaal. Over de spanning tussen fictie en werkelijkheid in de boeken van Els Pelgrom. |
|
1996 (37) 51-65 |
| |
| |
|
In dit vervolgartikel (1995, 36, 451ev) onderzoekt Peters de literatuuropvattingen van Pelgrom in haar jeugdboeken De straat waar niets gebeurt en Het onbegonnen feest. Hij komt tot de slotsom dat Pelgrom op een indirecte manier naar de buitentekstuele werkelijkheid verwijst. De lezer wordt er voortdurend op gewezen dat hij een verhaal zit te lezen, van taal gemaakt en per definitie verzonnen. |
|
354. |
Postmodernistische tendensen in jeugdboeken: Allan Ahlbergs Ten in a bed. |
|
1995 (35) 327-338 |
|
|
Aan de hand van Ten in a bed van Allan Ahlberg wordt het postmodernisme in jeugdboeken besproken. Peters wil aantonen dat Ahlbergs literatuuropvatting niet verschilt van die van postmoderne auteurs voor volwassenen. |
|
355. |
‘Wat bedacht.... Ach, jullie begrijpen ook niks!’ De literatuuropvattingen van Els Pelgrom. |
|
1995 (36) 451-470 |
|
|
Peters analyseert de literatuuropvattingen van Els Pelgrom zoals die spreken uit haar ‘fantastische’ jeugdboeken Kleine Sofie en Lange Wapper en De olifantsberg. ‘Het probleem met Pelgrom's oeuvre is dat zowel fictionaliteitsproblematiek als fantasie thematisch voorkomen, en dat de twee vaak ook met elkaar te maken hebben. De fantasiewereld van sommige hoofdpersonen staat dan bijvoorbeeld zelfs in functie van de fictionaliteitsproblematiek in het boek.’ |
|
|
Pol, Barber van de |
356. |
Don Quijote, de eerste grote roman in de wereldliteratuur. Cervantes verdwenen achter zijn meesterwerk. |
|
1994 (29) 63-76 |
|
|
Bespreking van Cervantes' meesterwerk De vernuftige edelman Don Quijote van La Mancha, de achtergronden van het werk en de invloed van Cervantes eigen leven op zijn schrijverschap. |
|
|
Sitteren, Kitty van |
357. |
De vlucht van een gekwetste vogel. Over Het vlot van Wim Hofman. |
|
1994 (32) 99-111 |
| |
| |
|
In deze analyse van Het vlot van Wim Hofman wijst Kitty van Sitteren op de intertekstuele verwijzingen naar boeken als De Graaf van Monte Christo, Robinson Crusoe en Huckleberry Finn, die het boek een extra dimensie geven. ‘Analyses van kinderboeken op volwassenliteraire criteria - waaronder intertekstualiteit - zouden de waarde en eigenheid van jeugdliteratuur nog meer kunnen onderstrepen en de kinderboekenvogel helpen te gaan vliegen op eigen kracht.’ |
|
|
Teeuwen, Nel |
358. |
Een grensverleggend boek. Over Wij zijn Koerdistan van Elizabeth Laird. |
|
1993 (27) 91-94 |
|
|
Bespreking van Wij zijn Koerdistan van Elizabeth Laird, dat werd bekroond met de door het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap ingestelde prijs de Glazen Globe. ‘Het boek laat de lezer kennismaken met de complexe Midden-Oostensituatie. Het vraagt begrip voor het leven van vluchtelingen, asielzoekers en geeft inzicht in gebruiken en gewoonten van andere culturen.’ |
|
|
Thompson, Laurie |
359. |
Peter Pohl's Janne min vän. |
|
1995 (34) 223-236 |
|
|
Engelstalig artikel waarin Thompson een analyse maakt van Jan, mijn vriend. Zij analyseert de verhaaltechniek, personages en taalgebruik, en beschrijft de receptie van het boek. |
|
|
Toorn, Willem van |
360. |
Walters herinneringen. |
|
1996 (39) 357-361 |
|
|
Willem van Toorn reageert op recensies van zijn boek Rooie in Vrij Nederland. Hij ageert tegen de suggestie als zou het boek autobiografisch zijn. Hij gaat in op de ontstaansgeschiedenis van het boek dat wel enkele autobiografische elementen bevat, maar om die elementen heen is het verhaal gecomponeerd. |
|
|
Vegt, Jan van der |
361. |
Bran(daan) in Anderland. |
|
1991 (18) 22-24 |
| |
| |
|
Bespreking van Paul Biegel's Anderland, een Brandaan-mythe (Libris Woutertje Pieterse Prijs, 1991). ‘Hij is er voortreffelijk in geslaagd zijn verhaal van de onvermijdelijke bronnen los te schrijven.’ Van der Vegt wijst op het feit dat Biegel historisch nog wel eens vergissingen begaat, die echter van geen invloed zijn op het verhaal. |
|
|
Vos, Marjoleine de |
362. |
Een onafhankelijke hond. Over De hondenmatroos en andere Gouden Boekjes. |
|
1997 (43) 457-460 |
|
|
Marjoleine de Vos beschrijft het gevoel en de herinneringen die De Gouden Boekjes bij een grote groep volwassenen oproepen. Haar favoriet is De hondenmatroos. |
|
|
Weg, Jant van der |
363. |
Het ontbrekende boek: Troosten met de quantummechanica. |
|
1993 (27) 45-50 |
|
|
Bespreking van Aan de andere kant van de deur van Tonke Dragt, een ten onrechte vergeten boek op de Griffel- en Vlag en Wimpellijsten. ‘De literaire kwaliteit van dit immense bouwwerk geeft alle reden voor zo'n bekroning. Tonke Dragt hanteert wederom op meesterlijke wijze haar vervreemdende werkwijze’. |
|
|
Wilde, Inge de |
364. |
De draaimolen gaat fluitend beginnen. |
|
1994 (30) 87-92 |
|
|
De Wilde gaat in op Hilda van Suylenburg, een beroemde tendensroman van een eeuw geleden en op de emancipatie-jeugdroman De draaimolen gaat fluitend beginnen van Claire Hülsenbeck. ‘Het zijn vooral de oordelen en vooroordelen van de maatschappij, van leerkrachten, van ouders en van meisjes zelf die er steeds opnieuw de oorzaak van zijn dat vrouwen van de wettelijke mogelijkheden geen gebruik maken en dat in elke generatie weer opnieuw meisjes slachtoffer zijn van die vooroordelen.’ |
|
|